ECLI:NL:GHSGR:2010:BM1880

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-005808-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door onvoorzichtig rijgedrag van taxi-bestuurder

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 15 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die als taxi-bestuurder betrokken was bij een verkeersongeval op 27 januari 2008 te Uitgeest. De verdachte heeft zich zodanig onvoorzichtig gedragen dat hij een voetganger, genaamd [slachtoffer], heeft aangereden, waardoor deze zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, te weten een gebroken arm. Na het ongeval heeft de verdachte de plaats van het ongeval verlaten zonder zich om het slachtoffer te bekommeren. Het hof rekent de verdachte zijn aanmerkelijk onvoorzichtige rijgedrag zwaar aan. De verdachte is eerder veroordeeld door de rechtbank Haarlem, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 62 dagen, waarvan een gedeelte voorwaardelijk, en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden. Het hof heeft de verzoeken van de verdediging om getuigen te horen en andere onderzoeken afgewezen, omdat deze niet noodzakelijk werden geacht voor de beslissing in deze zaak. De bewezenverklaring is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, en het hof heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten, die zijn vastgelegd in de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005808-09
Parketnummer: 15-700072-08
Datum uitspraak: 15 maart 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Amsterdam
meervoudige kamer voor strafzaken
zitting houdende te 's-Gravenhage
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 25 september 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
[adres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 1 maart 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
"hij op of omstreeks 27 januari 2008 te Uitgeest ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem bestuurde personenauto (taxi) tegen die zich op de rijbaan van de [straatnaam 1] bevindende [slachtoffer] is aangereden en/of (vervolgens) over (de arm van) die op de grond liggende [slachtoffer] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid";
subsidiair:
"hij op of omstreeks 27 januari 2008 te Uitgeest aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken (linker) (boven) arm), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een door hem bestuurde personenauto (taxi) aan te rijden en/of (vervolgens)te overrijden in elk geval over de linker arm van die [slachtoffer] te rijden";
meer subsidiair:
"hij op of omstreeks 27 januari 2008 te Uitgeest als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de [straatnaam 1] zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te rijden immers is hij met het door hem bestuurde motorrijtuig niet gestopt binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, waarna of (mede)waardoor een aanrijding of botsing is ontstaan tussen het door hem verdachte bestuurde motorrijtuig en een zich op de rijbaan van die weg, (vanaf een vluchtheuvel komende) lopende/ bevindende voetganger
waardoor die voetganger (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken arm, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
en/of (vervolgens)
als bestuurder van een motorrijtuig op tijd en plaats voornoemd betrokken bij dat/een verkeersongeval of door wiens gedraging dat/een verkeersongeval was veroorzaakt op de [straatnaam 1], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijze moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht".
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 dagen met aftrek van voorarrest, alsmede tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is tijdens het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende komen vast te staan dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van primair en subsidiair tenlastegelegde.
Verzoeken van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 1 maart 2010 - een en ander zoals nader toegelicht in de door haar ter terechtzitting overgelegde pleitaantekeningen - verzocht om:
- [getuige 1] en [getuige 2] als getuigen te horen;
- [getuige 3] en [getuige 4] als getuigen te horen;
- een reconstructie uit te voeren;
- een medisch onderzoek aan de arm van aangever [slachtoffer];
- een onderzoek te doen verrichten naar de technische mankementen van de auto waarin de aangever zich bevond.
Het hof beslist als volgt:
Het verzoek tot het horen van [getuige 1] en [getuige 2] als getuigen wordt afgewezen. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte in het licht van hetgeen de raadsvrouw ter onderbouwing van het verzoek heeft betoogd en gelet op de hierna te nemen beslissing, geen belang meer bij het horen van deze verzochte getuigen, zodat de noodzaak daartoe ontbreekt.
Het verzoek tot het horen van [getuige 3] en [getuige 4] als getuigen wordt afgewezen. Naar het oordeel van het hof ontbreekt de noodzaak daartoe, nu deze in een eerdere fase in aanwezigheid van de verdediging zijn gehoord, waarbij de verdediging in de gelegenheid is gesteld vragen te stellen.
Het verzoek tot het houden van een reconstructie wordt afgewezen, nu het hof zich op grond van de in de onderhavige strafzaak afgelegde verklaringen en de zich in het strafdossier bevindende foto's van de plaats van de aanrijding voldoende voorgelicht acht. Het hof vindt het houden van een reconstructie derhalve niet noodzakelijk.
Het verzoek om een medisch onderzoek aan de arm van aangever [slachtoffer] wordt als zijnde niet noodzakelijk afgewezen. Gelet op de navolgende bewezenverklaring is van belang dat het slachtoffer tengevolge van de aanrijding zodanig letsel heeft opgelopen, dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Dit nu is op grond van het onderzoek ter terechtzitting voldoende komen vast te staan, zoals blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen.
Het verzoek om een onderzoek te doen verrichten naar de technische mankementen van de auto waarin de aangever zich bevond, wordt afgewezen. Naar het oordeel van het hof is een dergelijk onderzoek niet relevant voor enig te nemen beslissing in de onderhavige zaak en derhalve niet noodzakelijk.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
"hij op 27 januari 2008 te Uitgeest als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de [straatnaam 1] zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig te rijden immers is hij met het door hem bestuurde motorrijtuig niet gestopt binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, waarna een aanrijding of botsing is ontstaan tussen het door hem verdachte bestuurde motorrijtuig en een zich op de rijbaan van die weg bevindende voetganger waardoor die voetganger genaamd [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
en vervolgens
als bestuurder van een motorrijtuig op 27 januari 2008 te Uitgeest betrokken bij een verkeersongeval op de [straatnaam 1], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij redelijkerwijze moest vermoeden dat aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel of schade was toegebracht".
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
en
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 dagen met aftrek van voorarrest, alsmede tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft als bestuurder van een taxi zich zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden met een voetganger, op de wijze zoals is bewezenverklaard en nader omschreven in de te bezigen bewijsmiddelen. Het hof rekent de verdachte zijn aanmerkelijk onvoorzichtig manier van rijden zwaar aan. Door toedoen van de verdachte is aan het slachtoffer van het verkeersongeval letsel en pijn aangedaan. Voorts heeft de verdachte nadat hij betrokken was geraakt bij het verkeersongeval, de plaats van het ongeval verlaten en zich niet bekommerd om het lot van het slachtoffer.
Het hof is gelet op het bovenstaande van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf gecombineerd met een onvoorwaardelijke werkstraf een passende reactie vormt op de aan de verdachte verweten en bewezenverklaarde strafbare feiten, mede gelet op de generale en speciale preventie. Daarnaast acht het hof een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van na te melden duur op zijn plaats.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 62 (tweeënzestig) dagen.
Bepaalt, dat een op 30 (dertig) dagen bepaald gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 90 (negentig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 4 (vier) maanden.
Beveelt dat de bijkomende straf van ontzegging van de rijbevoegdheid niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. A.S.M. Horstink, mr. N. Schaar en mr. N. Zandbergen, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 maart 2010.