GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 200.014.196/01
Rolnummer rechtbank : 820721 \ CV EXPL 07-22198
arrest van de negende civiele kamer d.d. 23 februari 2010
[de werkneemster],
wonende te [Woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [de werkneemster],
advocaat: mr. M.C.J. Swart te Eindhoven,
Center Parcs Netherlands N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Center Parcs,
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt te 's-Gravenhage.
Na het tussenarrest van 7 oktober 2008 heeft [de werkneemster] bij memorie van grieven (met producties) vier grieven aangevoerd, die door Center Parcs bij memorie van antwoord zijn bestreden. Tot slot hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. De kantonrechter heeft onder "De vaststaande feiten" sub 1 t/m 24 een aantal feiten vastgesteld. Daartegen is in hoger beroep niet opgekomen, zodat ook het hof daarvan uitgaat.
2. Het gaat in deze zaak, kort gezegd, om het volgende.
2.1. [de werkneemster], geboren op 21 november 1964, is op 7 september 2002 in dienst getreden bij Center Parcs in de functie van badjuffrouw/medewerker pool. In september 2005 is haar dienstverband voor onbepaalde tijde verlengd.
2.2. [de werkneemster] heeft een contract voor 60 uur per vier weken tegen een uurtarief van € 10,02 bruto. Haar salaris bedroeg laatstelijk € 651,30 bruto per vier weken, te vermeerderen met de wettelijke vakantietoeslag.
2.3. [de werkneemster] heeft zich op maandag 6 september 2005 ziek gemeld. Zij is op 16 september 2005 op het spreekuur van de bedrijfsarts geweest en heeft op 21 september 2005 een second opinion bij het UWV aangevraagd.
2.4. Per brief van 23 september 2005 heeft Center Parcs aan [de werkneemster] een officiële waarschuwing gegeven voor "onrechtmatig afwezig zijn" en aangekondigd dat zij stopt met het doorbetalen van loon tot nader bericht. Ook is [de werkneemster] verzocht om contact met haar leidinggevende op te nemen om de stand van zaken te bespreken.
2.5. Op 10 oktober 2005 heeft Center Parcs [de werkneemster] per brief verzocht om een actieve houding aan te nemen in de situatie en mee te werken aan haar re-integratie.
2.6. Op 18 oktober 2005 heeft het UWV een deskundigenoordeel gegeven. Zij is van oordeel dat [de werkneemster] - door ziekte - niet geschikt is voor het verrichten van het eigen werk.
In de bijlage bij dit oordeel is onder meer als volgt opgenomen:
"Belanghebbende blijkt als gevolg van eens stijgend aantal problemen in de thuissituatie in de afgelopen jaren steeds meer de grip op haar leven te zijn kwijt geraakt. Haar vermogen om oplossingen te vinden werd overvraagd. Met als gevolg dat een steeds groter deel van haar emotioneel-mentale reserve nodig was om zichzelf staande te houden. Onderzoek leert dat dit onverminderd het geval is. En wel in zodanige mate dat gesproken kan worden van ziekte in medische zin.
Gevolg van de aandoening is dat de aandacht verminderd is en dat handelen bij een hoog afbraakrisico niet meer adequaat is. Waardoor er beperkingen zijn in het uitoefenen van toezicht en problemen met het zelfstandig verplaatsen in het verkeer.
In het werk van mevrouw is een grote plaats ingeruimd voor bewaking. Hierbij zijn de eisen van aandacht zeer groot en is het afbraakrisico eveneens fors. Dit werk zal niet zonder onverantwoord risico uitgeoefend kunnen worden.
Daarnaast blijkt uit onderzoek dat belanghebbende door haar ziekte reageert op conflict met een reactiepatroon dat conflict oproept. En dat zij niet in staat is dit aan de omstandigheden aan te passen. Blijft de inhoud voor haar neutraal dan zal het nog wel gaan. Raakt de inhoud van het conflict haar persoon dan zal zij ondersteund moeten worden door een neutrale derde.
Studie van het dossier leert dat ten aanzien van de beperkingen de noodzakelijke oplossingen geen verschil van mening bestaat tussen de bedrijfarts en de onderzoeker."
2.7. Center Parcs heeft de salarisbetalingen hervat.
2.8. Op 15 november 2005 is het verloop van het re-integratietraject van [de werkneemster] geëvalueerd door ArboNed.
2.9. Center Parcs is naar aanleiding van de periodieke evaluatie geadviseerd om Bedrijfsmaatschappelijk Werk van ArboNed in te schakelen voor een intake psychosociale hulpverlening.
2.10. Na vier geannuleerde gesprekken, waarvan drie door [de werkneemster], heeft op 3 mei 2006 het eerste gesprek plaatsgevonden met een bedrijfsmaatschappelijk werker. Tijdens dit gesprek werd afgesproken dat zou worden gestart met re-integratie op arbeidstherapeutische basis, toewerkend naar een (tijdelijke) verandering in de functie-inhoud.
2.11. Partijen hebben afgesproken dat [de werkneemster] op zaterdagen op arbeidstherapeutische basis zou gaan werken. In de brief daarover van Center Parcs aan [de werkneemster] van 8 mei 2006 is onder meer als volgt opgenomen:
"Naar aanleiding van onze afspraak op 3 mei 2006 met [X] bedrijfsmaatschappelijk werker (BMW) van ArboNed, hebben wij een aantal zaken afgesproken. De gemaakte afspraken zal ik als bijlage toevoegen. Om te beginnen ben je zaterdag jl. gaan koffiedrinken op je eigen afdeling om terug te keren naar je eigen afdeling en de drempel te verlagen voor de werkhervatting op arbeidstherapeutische basis. Vandaag zouden we samen evalueren hoe dat verlopen is.
Het koffiedrinken zaterdag is je enigszins tegengevallen. Je ervaart de terugkeer naar je eigen afdeling als wenselijk maar niet gemakkelijk. Voor de komende zaterdagen hebben we afgesproken dat je op termijn plusminus 6 uur bovensterkte zou kunnen gaan hervatten op arbeidstherapeutische basis. Ook hebben we besproken dat je onder schooltijden kunt werken in housekeeping wisselschoonmaak op maandag en vrijdag tussen 10.00 uur en 15.00 uur. Omdat je medicijngebruik je belemmert in het autorijden, kan op zaterdagen je partner je brengen en halen. Voor de uitbreiding in werk binnen housekeeping of eigen afdeling op maandag en vrijdag zullen we op termijn samen kijken naar een oplossing.
De reistijd met het openbaar vervoer is enkele reis 2 uur. De optie om mee te rijden met een collega is momenteel niet haalbaar omdat er geen collega bij je in de buurt woont.
Vanmorgen hebben je advocaat Anke Vos van Hoeberechts advocaten en ik telefonisch overleg gehad over de gemaakte afspraken daar er voor jou niet voldoende duidelijk was wat er nu was afgesproken. Ook [X], BMW van Arboned heeft telefonisch contact gehad met je advocaat om de gemaakte afspraken nog een helder op het netvlies te krijgen.
Voor alle duidelijkheid hebben we nu afgesproken dat je
zaterdag 13 mei: 1 uur arbeidstherapeutisch (AT) gaat hervatten, op zaterdag 20 mei: 1 uur AT gaat hervatten, zaterdag 27 mei: 2 uur op AT basis en zaterdag 3 juni: 2,5 uur op AT basis gaat hervatten. Woensdag 8 juni gaan we dan weer om de tafel met hetzelfde gezelschap als op 3 mei om eea te bespreken."
2.12. [de werkneemster] heeft aangegeven vervoersproblemen te hebben, omdat zij door medicijngebruik niet zelfstandig naar het werk kan rijden. Zij is op zaterdag 10 en 17 juni 2006 niet op haar werk verschenen.
2.13. Begin juli 2006 heeft Center Parcs een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd inzake de inspanningen van [de werkneemster] ten aanzien van het re-integratieproces.
De bedrijfsarts had geoordeeld dat [de werkneemster] volledig arbeidsgeschikt was voor aangepast werk, in eigen uren, zonder beperking in arbeidstijden.
In de brief van 25 juli 2006 heeft Center Parcs aangegeven dat, indien [de werkneemster] zou besluiten niet conform de afspraken met de bedrijfsarts op het werk te verschijnen, dit opschorting van het loon tot gevolg zou hebben. Daarbij is aangegeven dat, om op te starten, aan [de werkneemster] de mogelijkheid wordt geboden om zelf aan te geven wanneer haar werktijden haar het beste uitkomen en dat zij gaandeweg in overleg met haar leidinggevende zal worden ingeroosterd.
2.14. In de brief van Center Parcs aan [de werkneemster] van 31 juli 2006 is onder meer het volgende opgenomen:
"Je hebt aan mij de vraag gesteld wat we je voor aangepast werk te bieden hadden. Ik heb je uitgelegd dat we je boven sterkte kunnen inzetten in je eigen werk zonder belastende taken, we kunnen je inzetten (arbeidstherapeutisch) in de bungalow schoonmaak en in de afdeling groenvoorziening is er altijd werk in het schoonmaken van het park door middel van prikken.
Je wilde meer inhoudelijk nog weten wat er dan van je verwacht werd. Ik heb daarop met je afgesproken dat je op het spreekuur kon komen van vandaag om dat dan nog een te bespreken met de verpleegkundige van ArboNed. In eerste instantie heb je met mij een afspraak gemaakt die je vervolgens 10 minuten later afbelt omdat je bij nader inzien niet in de gelegenheid was om te komen. We hebben daarop een telefonisch spreekuur gepland voor vandaag om 14.00 uur of later in de middag. Zojuist heb je [Y] gesproken, verpleegkundige van ArboNed. Hij heeft met je besproken wat er voor aangepaste passende arbeid voor je voor handen is.
Hij heeft met je besproken dat je in overleg met de bedrijfsarts boventallig kunt werken in het zwembad, dat je kunt schoonmaken in de bungalows en dat je werkzaamheden kunt verrichten in de groenvoorziening bijvoorbeeld prikken. Ik stuur je zijn evaluatieformulier als bijlage mee. Zoals reeds vorige week in mijn brief aangegeven verwacht ik je met ingang van vandaag komt voor 15 uur per week in voorgenoemde werkzaamheden.
Om je tegemoet te komen kun je in de opbouwfase waar we nu inzitten zelf aangeven in welke werkzaamheden en welke werktijden je gaat komen. In werktijden en dagen zijn er volgens de terugkoppeling van de bedrijfsarts geen beperkingen.
Mocht je verzuimen om mee te werken in deze afspraken dan kan dat consequenties hebben voor de voortgang van de arbeidsovereenkomst. We zullen in ieder geval dan overgaan tot stopzetten van de loondoorbetaling in afwachting van het deskundig oordeel van UWV in het kader van je re-integratie inspanningen.
Ik heb begrepen dat je een afspraak hebt gepland met [Z], General Manager, om eea nog te bespreken. Deze afspraak staat gepland op 16 augustus tussen 09.00 en 10.00 uur. Ik heb ook begrepen dat je je floormanager Geert Byloos vandaag hebt gebeld om aan te geven dat je welwillend bent in het hervatten maar dat je niet gaat komen in verband met problemen met vervoer. De bedrijfsarts heeft vorige week met je besproken dat het vervoer je eigen probleem is en niet dat van je werkgever.
Ik wil je bij deze dan ook nog wijzen op het feit dat de afspraak met [Z], nog je telefonisch contact met je floormanager geen reden zijn tot het niet nakomen van de afspraken welk met je zijn gemaakt door de bedrijfsarts."
2.15. In de brief aan [de werkneemster] van 2 augustus 2006 schrijft Center Parcs naar aanleiding van een schrijven van [de werkneemster]s advocaat van 1 augustus 2006 onder meer als volgt:
"Uit dit schrijven blijkt dat de arbeidsgeschiktheid voor het passende werk niet ter discussie staat, enkel het vervoersprobleem komt hieruit naar voren. De bedrijfsarts heeft met je besproken dat dit iets is dat in de risicosfeer van de werknemer ligt. Het is dus een werknemersprobleem en niet dat van de werkgever.(…)
(…) Mocht je je toch niet zeker voelen achter het stuur, om welke reden dan ook, dan zul je (deels) met het openbaar vervoer moeten reizen of andere mogelijkheden moeten vinden om op het werk te komen. Het niet met de auto kunnen/willen deelnemen aan het woon-werkverkeer is geen geldige reden voor volledige arbeidsongeschiktheid voor alle voorkomende werkzaamheden.
Aangezien je het deskundigen oordeel wilt afwachten in deze zullen wij, zoals in onze vorige brief d.d. 31 juli 2006, aangekondigd je loondoorbetaling opschorten totdat het UWV een oordeel heeft gegeven. (…)"
2.16. Het UWV heeft in de brief van 21 september 2006 (ondertekend door J. Oosterbaan, arbeidsdeskundige) aan [de werkneemster] een deskundigenoordeel gegeven rond de re-integratieinspanningen, met daarin de volgende conclusie:
"U heeft gezien uw hulpvraag voldoende inspanningen geleverd om tot terugkeer naar werk te komen. U wordt wel instaat geacht aangepast werk te doen. (…) Werkneemster heeft de binnen haar vermogen liggende mogelijkheden benut om adequaat begeleid te worden. Ze heeft hiermee niet bereikt wat nodig is in het domein werk en privé. De werkgever is kennelijk niet instaat geweest om met behulp van zijn deskundige dienst het proces van terugkeer in werk adequaat op gang te brengen. Voor een belangrijk deel is dit naar mijn oordeel terug te voeren naar het onderschatten van de oorzaak van het verzuim. In ieder geval heeft de ingeslagen juridische weg niet het beoogde resultaat. De werkgever is onvoldoende instaat geweest de oorzaak van het verzuim weg te nemen."
2.17. Per 1 oktober 2006 geeft Center Parcs het loon van [de werkneemster] opgeschort.
2.18. Center Parcs heeft [de werkneemster] op 5 oktober 2006 schriftelijk meegedeeld dat zij haar tegemoet zal komen met haar vervoersprobleem om gedurende drie maanden de extra reistijd van haar werktijd af te trekken. Daarbij is nogmaals benadrukt dat het vervoersprobleem tot de verantwoordelijkheid van de werknemer behoort en dat deze er zelf voor moet zorgen dat hij tijdig op het werk verschijnt.
2.19. In de brief van Center Parcs aan [de werkneemster] van 16 oktober 2006 is onder meer als volgt opgenomen:
"Daarnaast is er door u contact opgenomen met de heer [A], uw leidinggevende, omtrent werkhervatting. U was vorige week niet in de gelegenheid om te komen daar u een aantal afspraken had staan welke voor u te belangrijk waren om af te zeggen of te verzetten. Vorige week bent u dan ook nog niet gekomen. Wij hebben hiervoor begrip getoond met de nadruk op het feit dat we u vanaf 16 oktober '06 definitief verwachten, conform het deskundig oordeel van het UWV waarin zij stellen dat u geschikt bent voor aangepaste arbeid. Aangezien het deze week herfstvakantie is en uw kinderen vrij zijn van school bent u volgens uw eigen zeggen niet in staat om te komen daar u "onder toezicht" bent gesteld. U heeft dit vrijdag jl. kenbaar gemaakt bij uw leidinggevende. Gezien het feit dat wij 7 dagen per week werk aanbieden tussen 07.00 en 22.00 uur mogen wij van u verwachten dat 15 uur per week werken in aangepaste vorm dan ook voor u mogelijk moet zijn wanneer u in deze situatie een oplossingsgerichte houding aanneemt.
Vandaag heeft u wederom met uw leidinggevende contact gezocht om te melden dat het voor u in financiële zin onmogelijk is om te komen omdat u geen geld heeft om een buskaart te kopen. Wij hebben het voorstel gedaan om u, zodra u op het werk verschijnt, een voorschot te geven zodat u voor de komende week het openbaar vervoer kunt betalen. Ook hierop is uw reactie negatief en blijft u erbij dat u niet kunt komen en niet gaat komen.
Deze gehele situatie is voor ons niet werkbaar. U bent niet bereid oplossingsgericht te denken maar in problemen. Wij zijn u gedurende uw ziekteperiode steeds tegemoet gekomen om werkhervatting mogelijk te maken. U mag zelf bepalen welk aangepast werk u kunt en wilt oppakken. U mag voorlopig de werktijden zelf bepalen zodat het voor u het beste uitkomt. De vervoersproblemen, welke een werknemersprobleem is, hebben wij voorlopig voor onze rekening genomen door u de mogelijkheid te bieden om in werktijd te reizen met het openbaar vervoer. Wij kunnen niet anders dan uw gedrag zien als werkweigering.
Wanneer u niet op zeer korte termijn passend werk verricht doch uiterlijk voor 23 oktober conform het gestelde van de arbeidsdeskundige van het UWV dan zullen wij in deze stappen gaan ondernemen. Het handhaven van de arbeidsovereenkomst komt dan in het geding."
2.20. Op 6 november 2006 heeft Center Parcs de CWI toestemming verzocht om de arbeidsverhouding op te zeggen. Deze is op 22 februari 2007 verleend. De CWI is van mening dat de werkgever heel ver is gegaan in zijn geduld en medewerking teneinde werknemer te laten terugkeren binnen het bedrijf. Niets heeft geleid tot re-integratie. Het valt werknemer te verwijten dat zij haar verantwoordelijkheden afschuift op haar werkgever. Van de werkgever kan dan redelijkerwijs niet worden ge¬vergd de arbeidsverhouding te laten voortduren.
2.21. Bij brief van 27 februari 2007 heeft Center Parcs met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn de arbeidsovereenkomst met [de werkneemster] per 1 april 2007 opgezegd.
2.22. Bij brief van 15 juni 2007 heeft [de werkneemster] de opzegging ex artikel 7:677 lid 5, tweede volzin, jo artikel 7:670 lid 1 BW vernietigd.
2.23. In eerste aanleg vorderde [de werkneemster], kort gezegd:
a. betaling van haar loon over de periode van 1 oktober 2006 tot 1 april 2007, met 10% wettelijke verhoging en wettelijke rente vanaf 1 april 2007;
b. primair: verklaring voor recht dat het ontslag rechtgeldig door haar is vernietigd, alsmede doorbetaling van het salaris vanaf 1 april 2007 tot aan de rechtsgeldige beëindiging;
subsidiair: verklaring voor recht dat het ontslag kennelijk onredelijk is alsmede toekenning van een schadevergoeding ter zake van € 9.144,20 bruto met wettelijke rente;
c. proceskosten.
De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen en [de werkneemster] in de kosten veroordeeld.
3. De kantonrechter heeft de hierboven sub 2.23. onder b. genoemde primaire vordering afgewezen omdat [de werkneemster] de nietigheid niet binnen de vereiste twee maanden heeft ingeroepen. In hoger beroep heeft [de werkneemster] deze vordering niet gehandhaafd en evenmin gegriefd tegen deze beslissing. Derhalve staat de rechtsgeldigheid van de opzegging als zodanig thans niet meer ter discussie.
4. Het hof zal de met de grieven en de toelichting daarop aan de orde gestelde vragen hieronder behandelen en overweegt daartoe als volgt.
5. Het geschil gaat er in de kern om of Center Parcs aan [de werkneemster] voldoende gelegenheid heeft geboden om haar - gelet op [de werkneemster]s beperkingen - te laten re-integreren en of [de werkneemster] aan die re-integratie ten onrechte onvoldoende heeft meegewerkt. Alleen indien beide vragen bevestigend worden beantwoord liggen de vorderingen voor afwijzing gereed.
6. Vooropgesteld wordt dat de door Center Parcs aangeboden vervangende werkzaamheden in de ogen van zowel de bedrijfsarts als UWV als passend worden aangemerkt en dat er geen urenbeperking (ten opzichte van de overeengekomen 15 uur per week) van toepassing was.
7. Naar het oordeel van het hof heeft [de werkneemster] voorts onvoldoende gesteld om te oordelen dat het tempo waarin door Center Parcs van haar werd verwacht dat zij haar 15 uur weer zou gaan oppakken haar mogelijkheden te boven ging. Het voorgaande geldt evenzo wanneer daarbij wordt betrokken dat [de werkneemster] in verband met medicijngebruik niet zoals voorheen met de auto kon reizen, hetgeen circa 25 minuten enkele reis vergt, maar was aangewezen op het openbaar vervoer, hetgeen volgens de overgelegde en niet weersproken OV-informatie - van deur tot deur - circa 2 ¼ uur enkele reis vergt. Immers, blijkens de hierboven sub 2.18. bedoelde brief blijkt dat Center Parcs haar voor wat de extra reistijd gedurende de eerste drie maanden vergaand is tegemoetgekomen. Dat in een dergelijke situatie sprake zou zijn van een haar grenzen te bovengaande belasting is in het licht van het bovenstaande naar het oordeel van het hof door haar onvoldoende onderbouwd.
8. Nu Center Parcs [de werkneemster] voorts heeft aangeboden om haar - zodra zij op het werk zou verschijnen - een voorschot te verstrekken voor de reiskosten openbaar vervoer, vermag het hof niet in te zien dat die kosten voor [de werkneemster] een rechtens houdbare reden vormden om niet te komen werken. Dat zij de kosten voor één enkele reis niet zou kunnen voorschieten is - mede gelet op het feit dat de kosten voor reizen met de auto niet behoefden te worden gemaakt en het feit dat haar partner haar door de week niet kon brengen omdat hij dan naar zijn werk moest - door haar niet onderbouwd, hoewel dat wel van haar had mogen worden verlangd.
9. Het bovenstaande leidt tot het oordeel dat [de werkneemster] - nadat door Center Parcs voormelde reistijdcompenatie werd aangeboden - overeenkomstig het bepaalde in art. 7:660a BW in actie had moeten komen en ook zelf initiatief had moeten nemen om de passende werkzaamheden daadwerkelijk te (kunnen) gaan verrichten. Welke stappen zij in dat kader heeft ondernomen - eventueel met haar partner en/of haar advocaat - heeft zij in het geheel niet aangevoerd. Ook heeft zij op geen enkele wijze onderbouwd dat en waarom zij in dat verband tot geen enkele actie in staat was. Als [de werkneemster] behoefte zou hebben gehad aan meer sturing van de kant van Center Parcs dan had zij daarom - concreet en constructief - kunnen vragen. Dat zij dat heeft gedaan is door haar niet gesteld, zodat het hof het ervoor houdt dat zij dat niet heeft gedaan en dit argument dus geen hout snijdt.
10. Een en ander brengt mee dat de sub 5. hierboven bedoelde vragen door het hof - met ingang van 23 oktober 2006 (zie de hierboven sub 2.19 bedoelde sommatie) - bevestigend worden beantwoord. Aldus wordt naar het oordeel van het hof voldoende rekening gehouden met het deskundigenoordeel van UWV, het daarna gedane reistijdcompensatie aanbod van Center Parcs en een redelijke termijn voor [de werkneemster] - mede gelet op de herfstvakantie van haar kinderen in de week van 16 oktober 2006 - om haar re-integratie-uren daadwerkelijk in te vullen.
11. Het verwijt van [de werkneemster] dat geen sprake zou zijn van een "plan van aanpak" en dat dit aan haar re-integratie daadwerkelijk in de weg zou hebben gestaan, snijdt in dit geval geen hout, nu de concrete inhoud van de aanpak in de brieven van de kant van Center Parcs - die onweersproken aansluiten bij hetgeen haar door Center Parcs en de bedrijfsarts is meegedeeld en uitgelegd - naar het oordeel van het hof (meer dan) voldoende vastliggen.
12. Het bovenstaande leidt tot het oordeel dat de vordering tot doorbetaling van loon en vakantietoeslag - die overigens niet is weersproken - toewijsbaar is over de periode van 1 t/m 22 oktober 2006, te vermeerderen met de gevorderde 10% wettelijke verhoging en de wettelijke rente toewijsbaar is. Verdergaande loondoorbetalingsverplichtingen heeft Center Parcs - gelet op het bepaalde in artikel 7:629, lid 3 sub c, BW niet. Voorts is er geen reden om het ontslag kennelijk onredelijk te achten. Een en ander leidt er toe dat het vonnis van de kantonrechter niet in stand kan blijven. Nu [de werkneemster] op een wezenlijk punt in het gelijk is gesteld zullen de proceskosten - zowel in eerste aanleg als in hoger beroep - worden gecompenseerd.
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam, van 26 maart 2008;
- veroordeelt Center Parcs om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [de werkneemster] te betalen:
a. het bruto salaris - uitgaande van € 651,30 bruto per maand - over de periode van 1 t/m 22 oktober 2006, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag daarover;
b. 10% over de som van de sub a. bedoelde bedragen aan wettelijke verhoging;
c. de wettelijke rente over de hierboven sub a. en b. bedoelde bedragen vanaf 1 april 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart voormelde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- compenseert - zowel in eerste aanleg als in hoger beroep - de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.H. van Coeverden, T.L. Tan en J.W. van Rijkom en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 februari 2010 in aanwezigheid van de griffier.