GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 105.000.818/01
Rolnummer (oud) : 03/00172
Zaak- en rolnummer rechtbank : 01/1189
Arrest van de eerste civiele kamer d.d. 16 februari 2010
[APPELLANT],
wonende te [Woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. N.A. de Leeuw te Alphen aan den Rijn,
INJECTION NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Vianen,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Injection,
advocaat: mr. F.B.A. Verbeek te Nieuwegein.
Voor het verloop van het geding tot het tussenarrest van 27 januari 2009 en de daaraan voorafgegane arresten van 18 mei 2006 en 10 april 2008 verwijst het hof naar die uitspraken. Naar aanleiding van het laatste tussenarrest heeft Injection een akte (met producties) genomen, waarop door [appellant] bij antwoordakte (met producties) is gereageerd. Daarna hebben partijen opnieuw hun procesdossiers gefourneerd en arrest gevraagd.
De verdere beoordeling van het hoger beroep
1 Het hof houdt vast aan zijn hierboven genoemde tussenarresten.
2 De door Injection ter rolle van 28 april 2009 genomen akte heeft in belangrijke mate de door het hof gewenste duidelijkheid omtrent het meerwerk en de daarvoor in rekening gebrachte bedragen gegeven. Anders dan [appellant] stelt zijn de thans door Injection in een tabel met toelichting verschafte gegevens aanzienlijk meer gedetailleerd, zowel wat de specificatie van de uitgevoerde werkzaamheden als de beprijzing daarvan betreft, dan hetgeen Injection in eerdere overzichten had weergegeven. Deze gegevens komen bovendien tegemoet aan de klacht die door [appellant] in de gedingstukken bij herhaling is geuit en die erop neerkomt dat hij onvoldoende inzicht heeft gekregen in de specificaties bij de facturen en het meerwerk.
Het hof stelt vast dat [appellant] – al eerder en thans te meer – niet of niet voldoende weerspreekt dat Injection de door haar vermelde werkzaamheden daadwerkelijk heeft uitgevoerd en de door haar gespecificeerde materialen heeft verbruikt.
In het kader van de verdere beoordeling van grief III, de toelichting daarop en hetgeen [appellant] op dit punt in eerste aanleg heeft aangevoerd, zal het hof daarom nu aan de hand van de tabel in de akte onderzoeken (i) of Injection voor alle verrichte werkzaamheden een toereikende opdracht aanwezig kon achten en (ii) of zij voor die werkzaamheden de juiste prijzen in rekening heeft gebracht.
2.1 Daarbij stelt het hof het volgende voorop. In de offerte van 2 oktober 1998 (hierna: de offerte) zijn partijen voor het aanbrengen van een membraam onder de vloer en het injecteren van scheuren in de plafonds eenheidsprijzen per m² of m¹ overeengekomen. Verder is een (bescheiden) stelpost voor het injecteren van overige scheuren en doorvoeringen opgenomen. De offerte draagt daarmee overwegend een globaal karakter. De precieze omvang van de werkzaamheden moest, zoals bij de restauratie van een dergelijk, in matige staat verkerend, bejaard pand ook gebruikelijk en te verwachten is, in het werk bepaald worden. In de offerte is dienaangaande gesteld: "Nader onderzoek in de kelders is nodig om de offerte te preciseren.". Partijen hebben blijkbaar een precisering van de offerte niet afgewacht; Injection is na de opdrachtverlening aan het werk gegaan. Deze methodiek brengt met zich dat het op de weg van Injection lag om gedurende het werk [appellant] op de hoogte te houden van de omvang van het werk en voor geheel nieuwe onderdelen vooraf een meerwerkofferte en
-opdracht te (doen) verzorgen, aan welke verplichtingen Injection zich heeft gehouden, waartegenover op [appellant] de verplichting kwam te rusten om, indien de omvang en detaillering van de werkzaamheden niet nauwkeurig is vastgelegd, daarvoor een naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid te bepalen vergoeding te voldoen.
2.2 Injection heeft in de tabel die in haar akte is vervat het totaal van de werkzaamheden in zeven rubrieken verdeeld. Het hof zal deze indeling volgen.
2.3 1. Injecteren van scheuren in de plafonds
In de offerte was voorzien dat Injection circa 18 m¹ plafondscheuren zou injecteren, tegen een prijs van f 180,- per m¹. In totaal heeft zij 66 m¹ geïnjecteerd. Het hof leidt hieruit af dat bij de uitvoering van het werk veel meer scheuren een behandeling bleken te behoeven dan aanvankelijk was gedacht. Dat past bij de verwachting dat de werkzaamheden al doende gepreciseerd moesten worden. Van dit totaal van 66 m¹ heeft Injection 51 m¹ in rekening gebracht bij haar factuur van 18 maart 1999 (hierna: factuur 1). Deze is door [appellant] zonder protest betaald. Het hof leidt hieruit af dat [appellant] ermee heeft ingestemd dat Injection alle scheuren in het plafond die zich voor injecteren leenden zou behandelen. De resterende 15 m¹ is door Injection in rekening gebracht bij haar factuur van 11 mei 1999 (hierna: factuur 2). Het daarin opgenomen bedrag van f 2.700,- is derhalve op goede gronden gefactureerd.
Het totale voor rubriek 1 in rekening te brengen bedrag komt daarmee uit op
f 11.880,-.
2.4 2. Aanbrengen van een membraan onder de keldervloer
In de offerte is voorzien dat Injection over circa 73 m² een membraan onder de keldervloer zou aanbrengen. Uit de tabel blijkt dat zij uiteindelijk 80 m² heeft gefactureerd. Injection heeft daarover opgemerkt dat de kelders bij nameting te zamen 80 m² groot bleken te zijn. In de gedingstukken is door [appellant] erkend dat het van een membraan te voorziene oppervlak in de loop van het werk is uitgebreid. Het hof acht het dan ook juist dat Injection 80 m² in rekening heeft gebracht.
Voor deze werkzaamheden was in de offerte, gezien in samenhang met de acceptatie daarvan door [appellant], een prijs van f 500,- per m² overeengekomen. In factuur 2 is voor 56 m² een bedrag van f 28.000,- in rekening gebracht, welk bedrag op zich is afgestemd op de overeengekomen prijs. Uit de bij akte gegeven specificatie blijkt echter dat Injection tot dat moment pas 35 m² membraam had aangebracht. In week 26 is nog 18 m² en in week 46 27 m² aangebracht. In de factuur van 16 februari 2000 (hierna: factuur 3) zijn deze hoeveelheden niet tegen een prijs van f 500,- per m² gefactureerd, maar op basis van verwerkte uren en materialen. Injection heeft ter toelichting gesteld dat deze methodiek voor [appellant] gunstiger uitwerkte dan het hanteren van een eenheidsprijs zoals vermeld in de offerte, maar Injection heeft dat niet rekenkundig verduidelijkt. Een tentatieve berekening van het hof levert geen vermoeden van de juistheid van deze werkwijze op. Daardoor is niet goed te controleren of Injection per saldo de geoffreerde en overeengekomen bedragen heeft gehanteerd. Niet is gesteld of gebleken dat [appellant] met deze andere methodiek heeft ingestemd.
Het hof houdt het er daarom voor dat Injection in factuur 3, na het al in factuur 2 in rekening gebrachte oppervlak, nog slechts 24 m² tegen f 500,- kon factureren, hetgeen neerkomt op een bedrag van f 12.000,-.
Het totale voor rubriek 2 in rekening te brengen bedrag komt daarmee uit op
f 40.000,-.
2.5 3. Injecteren van overige scheuren en doorvoeringen
In de offerte was hiervoor een stelpost van f 2.000,- opgenomen. Een bedrag per m¹ was niet genoemd. Volgens de in factuur 1 (6 m¹ kimnaad) en factuur 2 (32 m¹ kimnaad) en in haar tabel opgenomen specificaties heeft Injection in factuur 1 en 2 voor deze werkzaamheden een bedrag van f 180,- per m¹ in rekening gebracht. Uit de gedingstukken blijkt niet dat [appellant] daartegen voldoende duidelijk en op goede gronden bezwaar heeft gemaakt. Factuur 1 is door hem zonder protest betaald. In factuur 3 heeft Injection niet meer deze eenheidsprijs gehanteerd, maar een prijs gebaseerd op verwerkte uren en materialen. Injection heeft niet gesteld dat zij dat zo met [appellant] afgesproken heeft. Volgens de akte heeft Injection in totaal 81 m¹ overige scheuren "plus diverse scheuren in week 29" geïnjecteerd, maar van deze laatste scheuren is niet de lengte in m¹ vermeld. Wel wordt vermeld dat daaraan twee ploegdagen zijn besteed. Uit een specificatie in rubriek 6 valt af te leiden dat het injecteren van 5 m¹ scheuren een halve ploegdag vergt, zodat het hof aanneemt dat in week 29 nog 20 m¹ scheuren zijn geïnjecteerd.. Het hof houdt het er daarom voor dat Injection daarvoor (81 + 20) x f 180,- = f 18.180,- in rekening mocht brengen. In factuur 1 is al 6 m¹ en in factuur 2 al 32 m¹ oftewel te zamen
f 6.840,- gefactureerd, zodat in factuur 3 nog f 11.340,- opgenomen mocht worden.
Het totale voor rubriek 3 in rekening te brengen bedrag komt daarmee uit op
f 18.180,-.
2.6 4. Afhakken en opruimen vloer- en wandtegels
In een brief van 9 april 1999 aan architect [A] heeft Injection deze werkzaamheden geoffreerd voor een bedrag van f 1.475,-. Dat [A] en/of [appellant] dit bedrag uitdrukkelijk heeft geaccepteerd is niet gebleken, maar door [appellant] is niet voldoende gemotiveerd weersproken dat Injection de bewuste werkzaamheden heeft uitgevoerd. Volgens de niet weersproken specificatie in de tabel heeft dat 1 ploegdag gevergd. Het hof acht het daarom naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid juist dat Injection hiervoor in factuur 2 een bedrag van f 1.475,- in rekening heeft gebracht.
Dat is tevens het totale voor rubriek 4 in rekening te brengen bedrag.
2.7 5. Afdichten riolering
Het betreft hier, naar [appellant] erkent, eveneens een meerwerkpost. Namens [appellant] heeft architect [A] hiervoor bij brief van 29 april 1999 opdracht gegeven. De tekst van de brief maakt duidelijk dat [A] de opdracht in globale termen omschreven heeft en de uitvoering in belangrijke mate aan het inzicht en vakmanschap van Injection heeft overgelaten. Injection heeft bij brief van 4 juni 1999 een kostenopstelling aan [appellant] gezonden, die neerkwam op f 2.750,- voor materiaal (Belbeton) en f 1.475,- voor arbeid. Niet is gesteld of gebleken dat [appellant] hiertegen bezwaar heeft gemaakt. Volgens Injection diende aan de uitvoering van het werk meer tijd besteed te worden dan verwacht was omdat pas toen onvoorziene omstandigheden aan het licht kwamen. Volgens de toelichting in de tabel heeft dit tot een meerprijs van f 2.312,50 geleid. De totale prijs zou dan op f 6.537,50 uitkomen. Dit bedrag is niet rechtstreeks terug te vinden in de toelichting bij factuur 3, met name omdat de daarin genoemde prijs voor uren in week 26 kennelijk ziet op zowel het werk aan de riolering als het injecteren van overige scheuren (rubriek 3). Het hof zal, mede bij gebreke van voldoende tegenspraak van [appellant], aannemen dat de totale kosten voor het werk aan de riolering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid kunnen worden bepaald op f 6.537,50.
2.8 6. Meerwerkafspraken d.d. 14 december 1999
In haar brief van 22 december 1999 heeft Injection een aantal afspraken met [appellant] bevestigd die zien op nog uit te voeren werkzaamheden. Een deel daarvan zou volgens die brief onder garantie uitgevoerd worden. Niet gesteld of gebleken is dat [appellant] de aldus vastgelegde afspraken voldoende weersproken heeft.
In de tabel is een toelichting op de uitgevoerde werkzaamheden gegeven, die het hof post voor post zal bespreken.
De post "riool rechts afdichten" is, naar het hof aanneemt, reeds in rubriek 5 aan de orde geweest. Deze werkzaamheden worden in de toelichting niet als meerwerk aangeduid.
De post "nieuwe scheur in rechter belending 15 m¹" zou, bij de hiervóór besproken eenheidsprijs van f 180,- per m¹, mogen leiden tot een bedrag van 15 x f 180,- = f 2.700,- in factuur 3.
De post "lekkages linker kelder bij de linker belending 15 m¹" zou op dezelfde manier tot een bedrag van eveneens f 2.700,- in factuur 3 mogen leiden.
De post "na-injecteren grote kelder 9 m²" is in de tabel van een beprijzing voorzien, maar volgens de brief van 22 december 1999 zou de grote kelder onder garantie nageïnjecteerd worden. Daarvoor mag Injection dus geen bedrag meer in rekening brengen.
Dit geldt eveneens en om dezelfde reden voor de post "na-injecteren onder trap 5 m¹".
2.9 7. Overig meerwerk
Injection noemt in deze rubriek sub b) werkzaamheden die zij niet heeft gefactureerd, zodat deze thans geen bespreking behoeven. Verder noemt zij sub c) "het vullen van holle ruimten onder de trap (als gevolg van activiteiten omtrent riolering)". Het hof neemt aan dat deze werkzaamheden onderscheiden kunnen worden van die in rubriek 5. Niet is gesteld of gebleken dat [appellant] voor deze werkzaamheden afzonderlijk opdracht heeft verleend, maar volgens de informatie die Injection in de tabel heeft verstrekt heeft [appellant] de desbetreffende werkbon voor akkoord getekend. Onder deze omstandigheden kon Injection daarvoor naar redelijkheid en billijkheid een vergoeding in rekening brengen. Ter zake is in de specificatie bij factuur 3 onder week 29 een viertal bedragen met een totaal van f 3.897,15 opgenomen. Het hof ziet geen aanleiding om aan te nemen dat Injection dit bedrag in de gegeven omstandigheden niet te goeder trouw in rekening mocht brengen.
Het totale voor rubriek 7 in rekening te brengen bedrag komt daarmee uit op
f 3.897,15.
2.10 Deze overwegingen voeren het hof tot de conclusie dat Injection voor haar werkzaamheden de volgende bedragen (exclusief BTW) mocht factureren:
TE FACTUREREN f
rubriek 1 66 m¹ scheuren plafond injecteren à f 180,- 11.880,00
rubriek 2 80 m² membraam à f 500,- 40.000,00
rubriek 3 101 m¹ overige scheuren injecteren à f 180,- 18.180,00
rubriek 4 afhakken en opruimen vloer- en wandtegels 1.475,00
rubriek 5 riolering afdichten 6.537,50
rubriek 6 nieuwe scheur rechter belending 15 m¹ à f 180,- 2.700,00
lekkages linker kelder 15 m¹ à f 180,- 2.700,00
rubriek 7 vullen holle ruimten onder trap 3.897,15
totaal 87.369,65
2.11 Injection heeft de volgende bedragen gefactureerd:
GEFACTUREERD f
factuur 1 10.260,00
factuur 2 38.535,00
factuur 3 55.769,10
totaal 104.564,10
2.12 Naar het oordeel van het hof moet daarom aangenomen worden, dat Injection bij factuur 3 een bedrag van f 17.194,45 (exclusief BTW) te veel in rekening heeft gebracht.
2.13 De eindafrekening die aan de dagvaarding in eerste aanleg ten grondslag gelegd had moeten worden ziet er dan ook als volgt uit:
f
TE FACTUREREN 87.369,65
BTW 17,5 % 15.289,69
totaal 102.659,34
BETAALD
factuur 1 12.055,50
in mindering op factuur 2 20.000,00
NOG TE BETALEN 70.603,84
2.14 Waar de rechtbank is uitgegaan van een door [appellant] nog te betalen hoofdsom van f 90.807,32 treft grief III doel in zoverre als de rechtbank het meerdere boven f 70.603,84 toewijsbaar heeft geoordeeld. Dit komt neer op een bedrag van f 20.203,48 (inclusief BTW) oftewel € 9.167,94.
3 Met grief IV keert [appellant] zich tegen het oordeel van de rechtbank in reconventie, dat door hem aldus wordt omschreven "dat [appellant] zijn stelling omtrent de ondeugdelijkheid van het werk onvoldoende heeft onderbouwd (rechtsoverweging 3.5)".
3.1 Het hof merkt in de eerste plaats op dat de rechtbank te aangehaalder plaatse een aanzienlijk genuanceerder oordeel heeft gegeven, te weten:
"Ter onderbouwing van zijn stellingen omtrent de ondeugdelijkheid van het werk verwijst [appellant] naar het door hem overgelegde rapport van ing. [B] (hierna: [B]). In zijn rapport schrijft [B]: "[…] Voor een groot deel zijn de werkzaamheden naar behoren uitgevoerd. Op een aantal plaatsen is de afdichting thans nog onvoldoende. (…) Om de kelder alsnog in voldoende mate droog te krijgen, dient de kelder op de thans nog lekkende plaatsen na-geïnjecteerd te worden. (…)". De rechtbank is van oordeel dat [appellant] hiermede zijn stellingen omtrent de ondeugdelijkheid van het werk onvoldoende heeft onderbouwd. Uit het rapport blijkt immers slechts dat de werkzaamheden niet geheel zijn afgemaakt en dat dit lekkages veroorzaakt, en niet dat de injecties die hebben plaatsgevonden, niet naar behoren zijn uitgevoerd."
3.2 In de toelichting op grief IV heeft [appellant] – zakelijk weergegeven – het volgende gesteld. Injection heeft zich verbonden om een membraam onder de keldervloer aan te leggen, hetgeen een resultaatsverbintenis is. Een dergelijk membraam heeft een droge vloer tot effect. Er is echter geen membraam aangebracht. Dat blijkt uit het rapport van PRC Bouwcentrum (in de persoon van voornoemde [B]). Injection heeft er niet voor gewaarschuwd dat er water op de vloer kon blijven staan. Het naar boven komen van injectiemateriaal wijst erop dat de werkzaamheden niet correct zijn uitgevoerd. De kelder is korte tijd droog geweest, zodat het membraam wel gedurende een periode het gewenste effect heeft gehad. Injection heeft er niet op gewezen dat dat kon veranderen.
3.3 Injection heeft hiertegen – zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang – het volgende aangevoerd. Een membraam geeft op zich geen droge vloer; het voorkomt alleen dat er vanaf de onderzijde van de vloer vocht naar boven komt. Het membraam werkte goed: ten minste een half jaar is de vloer droog geweest. Water op de vloer kan tal van andere oorzaken hebben, zoals in dit geval ook aan de orde is: onder meer scheurvorming in de rechter belending, intreding van hemelwater via de stoeptrede en waterintreding via de kruipruimte. Het naar boven komen van enig injectiemateriaal is niet abnormaal; dat wijst niet op een lekkage van het membraam. Injection heeft niet gegarandeerd dat de kelder na het aanbrengen van het membraam vrij van vocht zou zijn; vocht kan immers ook anders dan via de vloer de kelder bereiken. Variaties in de grondwaterstand kunnen daarbij een rol spelen. Injection heeft voorafgaand aan het werk ervoor gewaarschuwd dat het droog maken van de kelder een hachelijke zaak zou zijn met een enigszins onzekere uitkomst. [appellant] interpreteert het rapport van [B] onjuist. Deze heeft niet gesteld dat er geen membraam is aangebracht. Injection ziet haar standpunt ondersteund door een rapport van ir. [C] (hierna: [C]), verbonden aan Koning & Bienfait BV, welk rapport door Injection in het geding wordt gebracht.
3.4 Het hof oordeelt als volgt. [appellant] bevestigt dat het membraam tot gevolg heeft gehad dat de keldervloer "gedurende een periode" het gewenste effect heeft gehad. Zijn stelling dat er geen membraam zou zijn aangebracht moet reeds om die reden gepasseerd worden. Aan het rapport van [B] valt niet meer te ontlenen dan de rechtbank in haar sub 3.1 geciteerde passage al heeft gedaan. Het door Injection in het geding gebrachte rapport van [C] heeft dezelfde strekking. Het hof kan dan ook slechts constateren dat [appellant] niet méér van Injection kon verlangen dan dat deze de vloer plaatselijk zou na-injecteren. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat Injection aan een verzoek daartoe de voorwaarde mocht verbinden dat [appellant] eerst (een aanzienlijk deel van) de openstaande facturen zou voldoen en dat zij zich in zoverre op haar opschortingsrecht kon beroepen. [appellant] kan Injection derhalve niet verwijten toerekenbaar te kort te zijn geschoten, zodat de rechtbank zijn oorspronkelijke vordering in reconventie op goede gronden heeft afgewezen. Grief IV wordt verworpen.
4 Met grief V keert [appellant] zich tegen de toewijzing van de beslagkosten. Hij stelt dat het beslag een vexatoir karakter heeft.
Het hof kan [appellant] daarin niet volgen. Uit het voorgaande volgt dat Injection met recht een aanspraak op [appellant] geldend wenste te maken, zodat het leggen van beslag ter verzekering van haar verhaalsrecht in de omstandigheden van het geval gerechtvaardigd geacht kon worden. Grief V wordt verworpen.
5 In hoger beroep heeft [appellant] zijn eis in reconventie gewijzigd, in die zin dat hij thans vordert dat het hof (i) de overeenkomst van partijen ontbindt, (ii) Injection veroordeelt tot terugbetaling van (a) de door [appellant] ter uitvoering van het beroepen vonnis uitgekeerde gelden met rente en (b) de door hem op de facturen reeds betaalde bedragen, en (iii) Injection veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding van f 25.000,- met rente.
5.1 [appellant] baseert de vordering tot ontbinding van de overeenkomst op een door hem gesteld te kort schieten van Injection. Onder aanhaling van hetgeen het hof hiervoor met betrekking tot grief IV al heeft overwogen is het hof van oordeel dat deze vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt. Om dezelfde reden strandt de vordering tot terugbetaling van de bedragen die Injection op haar facturen van [appellant] heeft ontvangen.
5.2 De vordering tot terugbetaling van de bedragen die [appellant] ter uitvoering van het beroepen vonnis heeft betaald is deels toewijsbaar, namelijk in zoverre als grief III gegrond is geacht. De grond voor toewijzing is in de gedeeltelijke gegrondbevinding van deze grief gelegen, niet in het door [appellant] gestelde tekortschieten van Injection.
5.3 Aan de vordering tot betaling van een schadevergoeding van f 25.000,- heeft [appellant] ten grondslag gelegd dat de koper van zijn woning in verband met de toestand van de kelder, te weten de omstandigheid dat daarin vocht voorkwam, een lagere koopprijs heeft betaald dan deze bereid was te voldoen wanneer de kelder geheel droog was geweest. Al aangenomen dat de koper een hogere koopprijs voor de aanwezigheid van een geheel droge kelder had willen betalen is het hof van oordeel dat [appellant] de minder gunstig ogende toestand van de kelder aan zichzelf te wijten heeft: hij heeft Injection grond gegeven om zich op haar opschortingsrecht te beroepen; bovendien heeft [appellant], zoals Injection heeft aangevoerd en [appellant] niet voldoende weersproken heeft, te weinig aandacht gegeven aan de oplossing van het probleem dat het vocht in de kelder door verscheidene andere, niet voor rekening van Injection komende oorzaken kan zijn ontstaan, in welk standpunt Injection wordt bijgevallen door [C]. Ook dit deel van het gevorderde wordt derhalve afgewezen.
6 Partijen hebben elk in algemene termen een bewijsaanbod gedaan. Het hof passeert deze bewijsaanbiedingen omdat zij te weinig gespecificeerd en ter zake dienend zijn.
7 Het voorgaande, in samenhang met de in de tussenarresten vervatte overwegingen, voert het hof tot de volgende conclusies.
7.1 - De grieven I en II zijn weliswaar gegrond maar kunnen op zich niet tot vernietiging van het beroepen vonnis leiden;
- grief III is gedeeltelijk gegrond; op grond daarvan zal het beroepen vonnis gedeeltelijk worden vernietigd en de vordering tot terugbetaling van de bedragen die [appellant] ter uitvoering van dit vonnis heeft betaald gedeeltelijk worden toegewezen;
- de grieven IV en V worden verworpen;
- de vordering in reconventie zal voor het overige worden verworpen.
7.2 De oorspronkelijke vordering van Injection wordt thans toewijsbaar geacht tot de volgende bedragen, waarbij het hof de vertragingsrente laat ingaan op de 31e dag na factuurdatum omdat op de facturen een betalingstermijn van 30 dagen wordt vermeld:
- een hoofdsom van f 70.603,84 oftewel € 32.038,63, vermeerderd met de contractuele rente van 1% per maand over (a) het restant ad f 25.278,63 oftewel € 11.470,94 van de factuur van 11 mei 1999 vanaf de 31e dag na factuurdatum tot de dag van voldoening en (b) de tot f 46.030,21 oftewel € 20.887,60 teruggebrachte factuur van 16 februari 2000 vanaf de 31e dag na factuurdatum tot de dag van voldoening;
- een bedrag van € 1.542,- aan buitengerechtelijke kosten.
7.3 Het bedrag dat Injection zal moeten terugbetalen wordt bepaald op de som van (a) € 9.167,94 en (b) de contractuele rente van 1% per maand over dit bedrag vanaf de 31e dag na 16 februari 2000 tot 6 maart 2003 (dag van betaling), welke som moet worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 6 maart 2003 tot de dag van terugbetaling.
8 Bij deze uitkomst van het geding past dat de in eerste aanleg gegeven beslissing omtrent de proceskosten wordt gehandhaafd en dat [appellant] in de proceskosten in hoger beroep aan de zijde van Injection wordt veroordeeld.
- vernietigt het op 6 november 2002 door de rechtbank te 's-Gravenhage tussen partijen gewezen vonnis voor zover de rechtbank daarbij in conventie [appellant] heeft veroordeeld tot betaling van een bedrag aan hoofdsom van EURO 41.206,57, te vermeerderen met de contractuele rente tot en met 25 maart 2001 tot een bedrag groot EURO 6.389,24 en met de contractuele rente ad 1% per maand vanaf 25 maart 2001 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede een bedrag van EURO 1.542,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt [appellant] om tegen kwijting aan Injection te voldoen:
- een bedrag van € 32.038,63, vermeerderd met de contractuele rente van 1% per maand over (a) het restant ad € 11.470,94 van de factuur van 11 mei 1999 vanaf de 31e dag na factuurdatum tot de dag van voldoening en (b) de tot € 20.887,60 teruggebrachte factuur van 16 februari 2000 vanaf de 31e dag na factuurdatum tot de dag van voldoening;
- een bedrag van € 1.542,- aan buitengerechtelijke kosten;
- verstaat dat hierop in mindering strekt hetgeen [appellant] ingevolge het vonnis van 6 november 2002 al aan Injection heeft betaald;
- veroordeelt Injection om tegen kwijting aan [appellant] terug te betalen de som van (a) € 9.167,94 en (b) de contractuele rente van 1% per maand over dit bedrag vanaf de 31e dag na 16 februari 2000 tot 6 maart 2003, welke som wordt vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 6 maart 2003 tot de dag van terugbetaling;
in conventie en in reconventie:
- bekrachtigt het vonnis van 6 november 2002 voor het overige;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de hiervoor vermelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- veroordeelt [appellant] in de proceskosten in hoger beroep aan de zijde van Injection, tot de datum van deze uitspraak vastgesteld op € 1.530,- voor verschotten en € 6.524,- voor salaris advocaat;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.A. Boele, J.C.N.B. Kaal en H.A. Groen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 februari 2010 in aanwezigheid van de griffier.