ECLI:NL:GHSGR:2010:BM0132
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- A. Dupain
- M.A.F. Tan-de Sonnaville
- J.C.N.B. Kaal
- Rechtspraak.nl
Bevelschrift ex art. 237 lid 4 Rv. Begrip nakosten
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 6 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoekschrift van [appellant] inzake nakosten na een eerder arrest van 13 oktober 2009. Het hof had in dat arrest Driebergenstraat B.V. veroordeeld tot betaling van proceskosten aan [appellant]. De kern van de zaak betreft de vraag of [appellant] recht heeft op vergoeding van nakosten, die zijn vastgesteld in het Liquidatietarief voor rechtbanken en gerechtshoven. Het hof oordeelt dat [appellant] recht heeft op deze forfaitaire vergoeding, omdat Driebergenstraat erkent dat de advocaat van [appellant] een verzoek tot betaling heeft gestuurd. Het hof stelt vast dat er geen bewijs is dat [appellant] meer werkzaamheden heeft verricht dan het indienen van dit verzoek. Hierdoor wordt de hoogte van de nakosten vastgesteld op € 205,-.
Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van [appellant], dat op 19 oktober 2009 bij de rechtbank te 's-Gravenhage is ingediend. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd en verwees de zaak naar het hof. Driebergenstraat heeft gereageerd op het verzoek van [appellant] en betwist dat er werkzaamheden zijn verricht ter uitvoering van het arrest. Het hof wijst het verzoek van [appellant] om vergoeding van kosten voor de indiening van het verzoek af, omdat de wet hierin niet voorziet.
Daarnaast heeft Driebergenstraat een verzoek in reconventie ingediend voor nakosten, maar het hof oordeelt dat dit verzoek niet in de onderhavige procedure kan worden ingediend. Het hof besluit dat de kosten van [appellant] op € 205,- worden begroot en dat deze ten laste van Driebergenstraat komen, terwijl het overige verzoek wordt afgewezen.