GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-09/00599
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 16 februari 2010
op het hoger beroep van [belanghebbende] te [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 23 juni 2009, nr. AWB 08/5827 IB/PVV, betreffende na te noemen aanslag.
Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd.
1.2. Bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 19 februari 2009 heeft de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Holland-Midden (hierna: de Inspecteur) belanghebbendes bezwaar tegen de aanslag afgewezen.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Loop van het geding in hoger beroep
2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 110. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 5 januari 2010, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Op grond van de stukken van het geding is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, in hoger beroep het volgende komen vast te staan.
3.1. De Inspecteur heeft de onderhavige aanslag met dagtekening 18 januari 2008 opgelegd. De toenmalige gemachtigde van belanghebbende, mr. drs. [A] van [B] (hierna: [A]), heeft op 24 januari 2008 namens belanghebbende een bezwaarschrift ingediend tegen de aanslag.
3.2. De Inspecteur heeft bij brief van 4 februari 2008 een vooraankondiging van de uitspraak op bezwaar verzonden naar belanghebbende.
3.3. De Inspecteur heeft op 8 februari 2008 bij brief van [A] een reactie op de vooraankondiging ontvangen.
3.4. De uitspraak op bezwaar is op 19 februari 2008, met dagtekening 19 februari 2008, verzonden naar [A] op het adres [a-straat 1] te [Z].
3.5. Bij brief van 2 juni 2008 heeft de Inspecteur naar [B], ter attentie van [A], respectievelijk naar de stichting [C], ter attentie van mevrouw [D], een afschrift van de uitspraak op bezwaar verzonden.
3.6. Op 10 (of 13) juli 2008 hebben belanghebbende en [A] gekeken in het door [A] over de onderhavige zaak gemaakte dossier en daarin een afschrift van de uitspraak op bezwaar aangetroffen.
3.7. Het beroepschrift, met dagtekening 1 augustus 2008, is op 4 augustus 2008 ingekomen bij de rechtbank.
3.8. De rechtbank heeft het beroep wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
Omschrijving geschil in hoger beroep, standpunten en conclusies van partijen
4.1. Partijen houdt verdeeld of belanghebbende recht heeft op de kinder- en de combinatiekorting, welke vraag belanghebbende bevestigend en de Inspecteur ontkennend beantwoordt.
4.2. Voor de standpunten van partijen en voor de gronden waarop zij hun standpunten doen steunen wordt verwezen naar de stukken van het geding.
4.3. Het hoger beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot vermindering van de aanslag.
4.4. De Inspecteur heeft geconcludeerd tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Overwegingen omtrent het geschil in hoger beroep
5.1. De uitspraak op bezwaar is op 19 februari 2008 naar het juiste adres verzonden. De uitspraak op bezwaar is dus op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt. Nu niet is gebleken dat de dag van dagtekening van de uitspraak op bezwaar is gelegen vóór de dag van de bekendmaking, is de termijn voor het instellen van beroep aangevangen met ingang van de dag na die van dagtekening van de uitspraak op bezwaar. De beroepstermijn van zes weken eindigde dus met 1 april 2008. Het beroepschrift is derhalve niet tijdig ingediend.
5.2. Veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat, zoals belanghebbende heeft gesteld, [A] pas eind juni 2008 kennis heeft genomen van een kopie van de uitspraak op bezwaar, is het beroepschrift niet zo spoedig mogelijk ingediend als redelijkerwijs mag worden verlangd. De tijd tussen de gestelde kennisneming van de uitspraak op bezwaar en de indiening van het beroepschrift bedraagt immers meer dan een maand. Op grond van het vorenoverwogene kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat belanghebbende niet in verzuim is geweest. Aan dit oordeel doet niet af dat belanghebbende pas eind juli 2008 van [A] een kopie van de uitspraak op bezwaar heeft ontvangen. De rechtbank heeft het beroep mitsdien terecht niet-ontvankelijk verklaard.
5.3. Het hoger beroep is ongegrond. Bijgevolg moet worden beslist als hierna is vermeld.
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. P.J.J. Vonk, J.W. baron van Knobelsdorff en H.A.J. Kroon, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. van den Bogerd. De beslissing is op 16 februari 2010 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.