ECLI:NL:GHSGR:2010:BL7058

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-002520-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door rijden onder invloed en gevaarzetting

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 9 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval. De verdachte, geboren in Polen, had op [dag 1] 2008 te Leiden, na het nuttigen van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol, de controle over zijn voertuig verloren. Hij reed met een te hoge snelheid de bocht in en botste tegen een boom, waarbij zijn passagier, [betrokkene 1], om het leven kwam. De verdachte had zich enkele dagen eerder ook al schuldig gemaakt aan gevaarzetting in het verkeer door meerdere voertuigen en een fiets aan te rijden en was de plaats van het ongeval verlaten zonder zijn identiteit te onthullen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend had gedragen, wat leidde tot het fatale ongeval. Bij de strafoplegging heeft het hof aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en heeft de verdachte een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 5 jaar. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen tot een bedrag van EUR 3.174,00, dat de verdachte aan de Staat moest betalen ten behoeve van het slachtoffer. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de gevolgen voor de nabestaanden van het slachtoffer, en dat geen enkele straf het leed van de nabestaanden kon verzachten.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002520-09
Parketnummers: 09-535728-08 en 09-530043-09
Datum uitspraak: 9 maart 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 24 april 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] (Polen) op [dag] 1973,
[detentieadres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 23 februari 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks [dag 1] 2008 te Leiden als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de A-weg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
- hij, verdachte, heeft gereden terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard en/of zonder dat aan hem (nadien) door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde en/of
- hij verdachte, heeft (aldaar) gereden onder invloed van alcoholhoudende drank, althans (kort) na het gebruik van een (grote) hoeveelheid alcohol en/of
- hij, verdachte, heeft bij het naderen van een (flauwe) bocht, gelegen ter hoogte van een kruising en/of splitsing van voornoemde weg met de [B-weg], de snelheid van het door hem bestuurde motorrijtuig verhoogd en/of
- hij verdachte, heeft gereden met een gelet op de situatie ter plaatse te hoge snelheid en/of
- hij verdachte, heeft (vervolgens) ter hoogte van die kruising en/of splitsing en/of die bocht (krachtig) geremd en/of
- hij, verdachte, heeft (vervolgens) met zijn motorrijtuig niet, althans onvoldoende, het verloop van de (voor hem bestemde) rijbaan gevolgd en/of
- hij, verdachte, is de macht over de besturing van het door hem bestuurde motorrijtuig verloren en/of daarbij, althans vervolgens
- met dat motorrijtuig terecht gekomen in de (midden)berm van die weg en/of aangereden/gebotst tegen een in de (midden)berm van die weg staande boom, waardoor een ander (genaamd [betrokkene 1]) werd gedood,
Terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede of derde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks [dag 1] 2008 te Leiden als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de A-weg, bij het naderen van een (flauwe) bocht, gelegen ter hoogte van een kruising en/of splitsing van voornoemde weg met de [B-weg], de snelheid van het door hem bestuurde motorrijtuig heeft verhoogd en/of heeft gereden met een gelet op de situatie ter plaatse te hoge snelheid en/of (vervolgens) ter hoogte van die kruising en/of splitsing en/of die bocht (krachtig) heeft geremd en/of (vervolgens) niet, althans onvoldoende het verloop van de (voor hem bestemde) rijbaan heeft gevolgd en/of de macht over de besturing van het door hem, bestuurde motorrijtuig is verloren en/of daarbij, althans vervolgens, met dat motorrijtuig terecht is gekomen in de (midden)berm van die weg en/of is aangereden/gebotst tegen een in de (midden)berm van die weg staande boom en/of vervolgens met zijn motorrijtuig terecht is gekomen op een rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2.
hij op of omstreeks [dag 1] 2008 te Leiden als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b, althans artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, 1,94 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram, althans 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist zulks terwijl aan de verdachte geen rijbewijs voor het besturen van dat motorrijtuig was afgegeven;
3.
ter berechting gevoegd is/zijn de za(a)k(en) onder parketnummer 09/530043-09:
hij op of omstreeks [dag 2] 2008 te Haarlem als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een of meerdere verkeersongeval(len) of door wiens gedraging(en) een of meerdere verkeersongeval(len) was/waren veroorzaakt in de [C-straat] (ter hoogte van nummer 22 en/of nummer 24) en/of in de [D-straat] (ter hoogte van de T-splitsing met de [C-straat]), de plaats(en) van het/de ongeval(len) heeft verlaten, terwijl bij dat/die ongeval(len) naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander of anderen (te weten [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4]) schade was toegebracht;
4.
hij op of omstreeks [dag 2] 2008 te Haarlem als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee (achtereenvolgens) rijdende op de weg(en), de [C-straat] en/of de [D-straat] en/of de [E-straat], niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of niet voldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeersituatie ter plaatse en/of het door hem, verdachte, bestuurde voertuig niet voldoende onder controle heeft gehad, immers reed hij, verdachte, op voornoemde weg(en) tegen de ter plaatse geldende rijrichting in en/of is hij, verdachte, tegen een of meerdere geparkeerde voertuig(en) (personenauto's en/of een fiets) aangereden door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg(en) werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg(en) werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is de verdachte ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vijf jaren. Ter zake van het onder 4 tenlastegelegde is de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Omtrent de vordering van de benadeelde partij is beslist als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijs
a. Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, uitgezonderd ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
Voorts heeft zij gesteld dat de verweren van de verdediging ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde dienen te worden verworpen.
b. Standpunt van de verdediging
Met betrekking tot het bewijs ter zake van het onder 1 subsidiair, 2, 3, en 4 tenlastegelegde, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde heeft de raadsman na te noemen verweren -zakelijk weergegeven- gevoerd.
c. Oordeel van het hof
Door het hof op basis van de wettige bewijsmiddelen vastgestelde feiten en omstandigheden:
Met betrekking tot feiten 1 en 21
Verdachte heeft op [dag 1] 2008 als bestuurder van een personenauto op de A-weg te Leiden gereden.2 Ter hoogte van het T-kruispunt met de [B-weg], waar de rijbaan een (flauwe) bocht naar rechts maakt, heeft verdachte de rem kennelijk dermate krachtig bediend dat de voorwielen tot blokkeren zijn gekomen. De verdachte is de macht over het stuur verloren en van de rijbaan geraakt. Vervolgens is de verdachte met de auto in de middenberm van die weg terechtgekomen en tegen een in de middenberm van die weg staande boom gebotst. Op enkele meters van die boom is de auto tot stilstand gekomen. Door de botsing tegen de boom is verdachte zwaar gewond geraakt. De naast de verdachte gezeten passagier [betrokkene 1] is zodanig ernstig gewond geraakt dat hij aan zijn verwondingen is bezweken.3 4
Aan het voertuig werden geen voertuigtechnische gebreken gevonden die eventueel de oorzaak waren van, of van invloed zouden kunnen zijn geweest op, het ontstaan van dan wel het verloop van het ongeval.5 Ten tijde van het ongeval was het wegdek (asfalt) nat of vochtig.6 Voorts is uit onderzoek gebleken dat de voertuigsnelheid bij aanvang van de aangetroffen rem/blokkeersporen tussen de 49 en 83 km/h heeft gelegen.7
Na het ongeval is bij de verdachte bloed afgenomen. Verdachtes bloed is geanalyseerd ter bepaling van het alcoholgehalte in het bloed. Het resultaat van de analyse bedroeg 1.94 milligram ethanol per milliliter bloed.8
Getuige [getuige 1] stond ten tijde van het ongeval d.d.
[dag 1] 2008 voor zijn woning aan de A-weg 128 te Leiden. De getuige hoorde en zag dat de auto een erg hoge snelheid had. Hij maakte dit op uit het hoge toerental en de snelheid waarmee de auto voorbij kwam rijden. Nadat de auto uit zijn zicht was verdwenen, hoorde de getuige een nog hoger toerental. Direct daarop hoorde hij een harde klap.9
Getuige [getuige 2] zag op [dag 1] 2008 een personenauto in de richting van de flauwe bocht in de A-weg te Leiden rijden en hoorde aan het motorgeluid van de auto dat de auto versnelde. Tevens heeft zij gezien dat de auto harder ging rijden. Zij kreeg de indruk dat de bestuurder ter hoogte van de oversteekplaats geen controle meer over zijn auto had. Het leek alsof de auto rechtdoor reed terwijl ter hoogte van het ongeval de weg juist verder afbuigt naar rechts. Vervolgens hoorde de getuige een knal en zag dat de auto, die zo snel aan kwam rijden, dwars op de andere rijweg stond.10
Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de auto waar voornoemde getuigen over verklaren, de auto is waar de verdachte op [dag 1] 2008 in reed op de A-weg te Leiden. Dit is ook niet betwist door de verdediging.
Ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 23 februari 2010 heeft de verdachte erkend dat hij de bestuurder was van de personenauto op [dag 1] 2008 op de A-weg te Leiden. Hij was eerder die dag samen met [betrokkene 1] op bezoek geweest bij een vrouw in Leiden in verband met een werkklus, waar hij samen met [betrokkene 1] veel sterke drank had gedronken (samen anderhalve fles whisky). Eerder die dag hadden zij ook al crack gerookt. Verdachte was bekend in die omgeving; hij had daar een paar keer eerder met de auto gereden.11
Vrijspraak
Het hof is, met de advocaat-generaal, van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat verdachtes rijbewijs ten tijde van het ongeval ongeldig was verklaard dan wel dat hem nimmer een rijbewijs is afgegeven, zodat de verdachte ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde, eerste gedachtestreepje, en de strafverzwarende omstandigheid van het onder 2 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Conclusie
Op grond van de vorenstaande bewijsmiddelen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer onvoorzichtig en onoplettend te rijden, waardoor een ander is overleden. Tevens acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een personenauto heeft bestuurd terwijl het alcoholgehalte in zijn bloed te hoog was.
Verweren
1. Betrouwbaarheid getuigen
De verdediging heeft gesteld dat de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] niet betrouwbaar zijn.
Het enkele gegeven dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] de beschadigde auto met de gewonde verdachte en [betrokkene 1] hebben gezien alvorens zij hun verklaringen hebben afgelegd, rechtvaardigt naar 's hofs oordeel niet de conclusie dat deze verklaringen derhalve onbetrouwbaar zijn. Op geen enkele wijze is door de verdediging aannemelijk gemaakt dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] niet hebben verklaard overeenkomstig hun waarnemingen. Het hof verwerpt het verweer.
2. Maximumsnelheid en behoorlijk besturen
De verdediging heeft gesteld dat uit het proces-verbaal van bevindingen en de getuigenverklaringen niet is af te leiden dat de verdachte met een te hoge snelheid de bocht is genaderd. Integendeel, hij was tot behoorlijk besturen in staat.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt hiertoe als volgt.
De vraag die voorligt is of de verdachte, gelet op de situatie ter plaatse, te hard heeft gereden. Dit is niet gelijk aan de vraag of de verdachte de ter plaatse geldende maximumsnelheid heeft overschreden. Het resultaat van het onderzoek van de verkeersongevallenanalisten naar de voertuigsnelheid biedt een zodanig ruime marge, dat hieraan geen bruikbare conclusies ten aanzien van de exacte snelheid van verdachte kunnen worden verbonden.
Het hof is van oordeel dat uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte niet tot behoorlijk besturen in staat was en dat hij heeft gereden met een voor de situatie ter plaatse te hoge snelheid. Niet alleen hebben beide getuigen verklaard over de hoge snelheid van de verdachte, maar ook uit het ongevalsrapport en met name de rem/blokkeersporen volgt dat de verdachte dermate hard op zijn rem heeft getrapt dat de voorwielen tot blokkeren kwamen alvorens tegen een boom te botsen. Dit harde remmen zou met een normale snelheid (het gaat immers om een - blijkens de verklaring van getuige [getuige 2] en de foto op pagina 138 van het proces-verbaal verkeersongevals analyse - flauwe bocht) niet nodig zijn geweest. Daarbij weegt het hof mee dat het wegdek nat en vochtig was, zodat extra aandacht voor de snelheid geboden was. De verdachte heeft bovendien ter zitting erkend ter plaatse bekend te zijn en ook de weg te kennen. Daarbij doet niet ter zake dat het volgens de verbalisanten donker was, nu de straatverlichting brandde.
3. Functioneren remsysteem
Voorts overweegt het hof dat de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep geen concrete feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht ter onderbouwing van zijn stelling dat het remsysteem van de auto mogelijk niet naar behoren heeft gefunctioneerd. Deze stelling vindt op geen enkele wijze steun in de inhoud van het strafdossier. Integendeel, uit onderzoek is gebleken dat er geen technische mankementen aan de auto waren die van invloed kunnen zijn geweest op het ongeval. Het hof gaat dan ook aan deze stelling van de raadsman voorbij.
4. Eigen schuld slachtoffer
De raadsman heeft voorts gewezen op de eigen schuld van het slachtoffer [betrokkene 1] aan het gevolg van het ongeval. Deze is bij de verdachte ingestapt en heeft geen veiligheidsgordel gedragen. Veilig kan worden geconcludeerd dat hij met veel geweld met zijn hoofd tegen de voorruit is aangekomen. Dat de ernstige gevolgen waren uitgebleven en het slachtoffer nog in leven zou zijn als hij een veiligheidsgordel om had gehad, is moeilijk te bestrijden.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer onvoorzichtig en onoplettend te rijden, waardoor een ander is overleden. De verdachte is gaan rijden na het nuttigen van een ruime hoeveelheid alcoholhoudende drank. Hij heeft vervolgens te hard gereden voor de situatie ter plaatse, heeft de snelheid bij het naderen van de bocht zelfs verhoogd en heeft vervolgens zodanig hard geremd dat de wielen van zijn voertuig blokkeerden. Dit rijgedrag in combinatie met zijn alcoholgebruik is naar het oordeel van het hof aan te merken als zeer onvoorzichtig en onoplettend. Het overlijden van het slachtoffer [betrokkene 1] als gevolg van het door de verdachte veroorzaakte ongeval, is naar 's hofs oordeel aan de verdachte toe te rekenen.
De onvoorzichtigheid van het slachtoffer, in casu de omstandigheden dat het slachtoffer ten tijde van het ongeval mogelijk geen gebruik maakte van een veiligheidsgordel en dat hij wist dat de verdachte alcohol had genuttigd toen hij bij hem in de auto stapte, doet aan het vorenstaande niet af. Evenmin doorbreekt dit het causaal verband tussen het (aan verdachtes schuld te wijten) ongeval en het overlijden van het slachtoffer. De relevante oorzaak van het overlijden van het slachtoffer is in dit geval het ongeval, niet het mogelijke verzuim van het slachtoffer met betrekking tot het dragen van de veiligheidsgordel.
Het hof verwerpt het verweer.
Met betrekking tot feiten 3 en 4
Ingevolge het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan naar 's hofs oordeel terzake feiten 3 en 4 met een opgave van de bewijsmiddelen worden volstaan, nu de verdachte de betreffende feiten ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 23 februari 2010 heeft bekend zoals deze in eerste aanleg bewezen zijn verklaard. De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring terzake gerefereerd aan het oordeel van het hof.
1. Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 23 februari 2010.
2. Het proces-verbaal van bevindingen van de Regiopolitie Kennemerland, proces-verbaalnummer PL1227/08-154297, d.d. 4 februari 2009, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar M. de Jong, pag. 41-43.
3. Het proces-verbaal van bevindingen van de Regiopolitie Kennemerland, proces-verbaalnummer PL1227/08-154297, d.d. 9 januari 2009, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar M. de Jong, en andere bevoegde opsporingsambtenaren, pag. 11-13.
4. Het proces-verbaal van verhoor getuige van de Regiopolitie Kennemerland, proces-verbaalnummer PL1227/08-154297, d.d. 2 maart 2009, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar M. de Jong (losbladig gedeelte), inhoudende de verklaring van getuige [3].
5. Een geschrift, zijnde een registratieset/proces-verbaal van politie Kennemerland (met betrekking tot
[betrokkene 3]), nummer PL1227/08-154734, opgesteld door M. de Jong, pag. 36-37.
6. Een geschrift, zijnde een registratieset/proces-verbaal van politie Kennemerland (met betrekking tot [betrokkene 2]), nummer PL1222/08-154974, opgesteld door W. Bekker-Veldhoen, pag. 39-40.
7. Een geschrift, zijnde een registratieset/proces-verbaal van politie Kennemerland (fiets), nummer PL1227/08-154297, opgesteld door M. de Jong, pag. 22-23.
De bewijsmiddelen zijn -ook in hun onderdelen- slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.
Voor zover geschriften zijn gebruikt, zijn deze slechts gebruikt in samenhang met de inhoud van andere bewijsmiddelen, die op hetzelfde feit betrekking hebben.
Bewezenverklaring
Het hof acht op grond van de genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang, bezien wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op [dag 1] 2008 te Leiden als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de A-weg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer onvoorzichtig en onoplettend, als volgt te handelen:
- hij verdachte, heeft aldaar gereden onder invloed van alcoholhoudende drank,
- hij, verdachte, heeft bij het naderen van een flauwe bocht, gelegen ter hoogte van een kruising en/of splitsing van voornoemde weg met de [B-weg], de snelheid van het door hem bestuurde motorrijtuig verhoogd en
- hij verdachte, heeft gereden met een gelet op de situatie ter plaatse te hoge snelheid en
- hij verdachte, heeft vervolgens ter hoogte van die kruising en/of splitsing en/of die bocht krachtig geremd en
- hij, verdachte, heeft met zijn motorrijtuig niet het verloop van de voor hem bestemde rijbaan gevolgd en
- hij, verdachte, is de macht over de besturing van het door hem bestuurde motorrijtuig verloren en
- met dat motorrijtuig terecht gekomen in de middenberm van die weg en gebotst tegen een in de middenberm van die weg staande boom, waardoor een ander (genaamd [betrokkene 1]) werd gedood, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
2.
hij op [dag 1] 2008 te Leiden als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, 1,94 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
Het hof acht voorts op grond van de feiten en omstandigheden die in de betreffende bewijsmiddelen zijn vervat, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.
hij op [dag 2] 2008 te Haarlem als bestuurder van een motorrijtuig door wiens gedragingen meerdere verkeersongevallen waren veroorzaakt in de [C-straat] (ter hoogte van nummer 22 en/of nummer 24, de plaatsen van de ongevallen heeft verlaten, terwijl bij die ongevallen naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan anderen (te weten [betrokkene 2] en [betrokkene 3] schade was toegebracht.
4.
hij op [dag 2] 2008 te Haarlem als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de wegen, de [C-straat] en de [D-straat] en de [E-straat], niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en niet voldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en de verkeersituatie ter plaatse en het door hem, verdachte, bestuurde voertuig niet voldoende onder controle heeft gehad, immers reed hij, verdachte, op voornoemde wegen tegen de ter plaatse geldende rijrichting in en is hij, verdachte, tegen een of meerdere geparkeerde voertuigen (personenauto's en een fiets) aangereden door welke gedragingen van verdachte gevaar op die wegen werd veroorzaakt.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde:
De eendaadse samenloop van
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, terwijl degene die aan dat feit schuldig is verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van deze wet,
en
overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zeer onvoorzichtig en onoplettend gehandeld door na het nuttigen van een aanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank in de auto te stappen, zijn snelheid bij het naderen van een bocht te verhogen, te hard te rijden voor de situatie ter plaatse en te hard te remmen voor een bocht, waardoor zijn wielen zijn geblokkeerd en hij de macht over het stuur is verloren. Tengevolge hiervan is verdachte met zijn auto tegen een boom gebotst waarbij de passagier om het leven is gekomen.
Verdachte zal verder moeten leven met de gedachte dat een vriend door zijn handelen is overleden. Deze vriend laat een gezin achter. Geen enkele straf zal voor de nabestaanden het aangerichte leed kunnen verzachten. Ter zitting is gebleken dat de verdachte zich dit realiseert.
Verdachte heeft zich enkele dagen daarvoor, op [dag 2] 2008, bovendien schuldig gemaakt aan gevaarzetting in het verkeer waarbij verdachte een aantal auto's en een fiets heeft aangereden. Verdachte heeft vervolgens de plaats van de eerste aanrijdingen verlaten zonder dat zijn identiteit behoorlijk kon worden vastgesteld. Zodoende heeft verdachte zich onttrokken aan de verantwoordelijkheid die van een deelnemer aan het verkeer wordt vereist. In plaats van hieruit een les te trekken, stapt verdachte een kleine week later, onder invloed van alcohol, wederom achter het stuur van een auto.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 februari 2010, is de verdachte reeds eerder veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten, waarbij hem onder meer de rijbevoegdheid is ontzegd. Bovendien is verdachte niet slechts in Nederland, maar ook in Polen al eerder met politie en justitie in aanraking geweest wegens een soortgelijk delict. De burgermeester van zijn woonplaats in Polen heeft de rijbevoegdheid van verdachte zelfs ingetrokken.
Bij de strafoplegging terzake het onder 1 primair bewezenverklaarde, heeft het hof aansluiting gezocht bij de desbetreffende landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Op grond hiervan is een gevangenisstraf van 24 maanden, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 4 jaar, het uitgangspunt. Nu het hof meerdere feiten bewezen acht (tevens het rijden onder invloed en gevaarzetting in het verkeer), alsmede verdachtes recidive terzake verkeersdelicten, ziet het hof reden een hogere straf op te leggen. Gelet op de straf die de verdachte ten aanzien van het onder
1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde opgelegd zal krijgen, acht het hof het wel raadzaam te bepalen dat aan de verdachte ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Het hof is - alles overwegende - met de advocaat-generaal van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, alsmede een geheel onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur, een passende en geboden reactie vormen.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 primair tenlastegelegde, tot een bedrag van EUR 5.290,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van EUR 3.174,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot het in eerste aanleg gevorderde bedrag van EUR 5.290,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens namens de verdachte niet of onvoldoende betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen tot het in eerste aanleg toegewezen en in hoger beroep aan de orde zijnde bedrag van EUR 3.174,-.
Nu in hoger beroep de vordering slechts aan de orde is tot genoemd bedrag, kan hetgeen de advocaat-generaal heeft gesteld met betrekking tot toewijzing van het in eerste aanleg gevorderde bedrag van EUR 5.290,- onbesproken blijven.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
EUR 3.174,00 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 primair bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9a, 36f, 55, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 6, 7, 8, 175, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Ten aanzien van het onder 1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
Ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 5 (vijf) jaren.
Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Bepaalt dat aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot het bedrag van
EUR 3.174,00 (drieduizend honderdvierenzeventig euro)
en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak vooralsnog zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat een bedrag te betalen van
EUR 3.174,00 (drieduizend honderdvierenzeventig euro)
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
45 (vijfenveertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Dit arrest is gewezen door mr. B.A. Stoker-Klein, mr. G.J.W. van Oven en mr. G. Knobbout, in bijzijn van de griffier mr. Y.H.G. van der Hut.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 maart 2010.
1 Waar hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar hierna wordt verwezen naar processen-verbaal en geschriften met
paginanummers, betreft dit de paginanummers van de processen-verbaal en geschriften in de doorgenummerde dossiers met de nummers PL 1642/08-010887 en PL 1642/08-01 0887A.
2 Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 23 februari 2010.
3 Proces-verbaal Verkeersongevals Analyse met bijbehorende foto's, p. 131-132, 138 en 140, en het proces-verbaal verkeersongeval, p. 24, onder punt 17 en punt 18.
4 Proces-verbaal van bevindingen en fotokopie paspoort [betrokkene 1], p. 41 en 44.
5 Proces-verbaal Verkeersongevals Analyse, p. 132, ad b).
6 Proces-verbaal verkeersongeval, p. 24, onder punt 8 en punt 11.
7 Zie voetnoot 5, p. 132, ad d) onderaan.
8 Proces-verbaal rijden onder invloed, p. 107; Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, nr. 2009.01.06.022, d.d. 8 januari 2009, opgemaakt en ondertekend door de deskundige ing. R. Mahabier, p. 113.
9 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1]s, p. 66.
10 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p. 68 en 69 bovenaan.
11 Verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 23 februari 2010; zie ook het proces-verbaal van bevindingen, pag. 45-46.