ECLI:NL:GHSGR:2010:BL4889

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.032.410-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de herroeping van eerdere arresten inzake schadevergoeding door Flora Holland

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 16 februari 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellant] tegen de Coöperatieve Bloemenveiling Flora Holland U.A. [appellant] had een herroepingsverzoek ingediend tegen eerdere arresten van het hof en een vonnis van de rechtbank, waarin hij schadevergoeding vorderde. De rechtbank had zijn vordering in een vonnis van 17 juli 2002 afgewezen. In eerdere arresten had het hof geoordeeld dat Flora Holland [appellant] in 1999 ten onrechte niet als lid van het Japancollectief had behandeld, wat leidde tot schade. Het hof had de schade vastgesteld op fl. 22.012,38, waarvan Flora Holland al een deel had vergoed.

In zijn verzoek tot herroeping stelde [appellant] dat hij nieuwe stukken had ontvangen van Flora Holland, waaruit zou blijken dat anjers op kleur werden aangeboden, wat zijn schadeclaim zou ondersteunen. Het hof oordeelde echter dat deze stukken niet nieuw waren en dat [appellant] deze al eerder had kunnen inbrengen in de procedure. Bovendien was de termijn voor het indienen van een herroepingsverzoek al verstreken. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van bedrog of het achterhouden van beslissende stukken door Flora Holland.

De vordering tot herroeping werd afgewezen, en [appellant] werd veroordeeld in de proceskosten. Het hof benadrukte dat de door [appellant] overgelegde stukken niet tot een andere beslissing zouden leiden, en dat hij op de hoogte had moeten zijn van de relevante informatie die Flora Holland had overgelegd in eerdere procedures.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 200.032.410/01
arrest van de vijfde civiele kamer d.d. 16 februari 2010
inzake
[Naam],
wonende te [plaats], [land],
eiser in herroeping,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. T. Meijer te 's-Gravenzande (gemeente Westland),
tegen
DE COÖPERATIEVE BLOEMENVEILING FLORA HOLLAND U.A.,
gevestigd te Aalsmeer,
gedaagde in herroeping,
hierna te noemen: Flora Holland,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens te Den Haag.
Het geding
Bij exploot van 3 maart 2009 heeft [appellant] Flora Holland gedagvaard en gevorderd het tussen hem en Flora Holland door dit hof gewezen eindarrest van 21 februari 2008 en de tussenarresten van 19 mei 2005, 8 december 2005 en 11 januari 2007 (rolnummer 02/1153), alsmede het vonnis van de rechtbank van 17 juli 2002 en, voor zover gewezen, de tussenvonnissen van de rechtbank (rolnummer 01/1356) te herroepen en de zaak voor wat betreft de bepaling van de schade terug te verwijzen (te heropenen). Flora Holland heeft bij memorie van antwoord inzake het verzoek tot herroeping de vordering bestreden. Vervolgens is arrest gevraagd.
Beoordeling van de vordering tot herroeping
1. [appellant] heeft in 2001 onder meer vergoeding gevorderd van schade die hij stelt geleden te hebben doordat hij door het bemiddelingsbureau van Flora Holland in 1999 ten onrechte niet is aangemerkt als deelnemer aan / lid van het "Japancollectief ", een groep tuinders die gezamenlijk anjers voor de moederdag in Japan aanboden door tussenkomst van voormeld bemiddelingsbureau om aldus een hogere prijs te realiseren dan bij verkoop via de klok.
2. De rechtbank heeft de vordering afgewezen in haar vonnis van 17 juli 2002. Hiervan is [appellant] in hoger beroep gekomen. Het hof heeft in zijn tussenarrest van 8 december 2005 beslist dat Flora Holland [appellant] in 1999 had moeten behandelen als lid van het Japancollectief en gehouden is de daardoor geleden schade van [appellant] te vergoeden. In zijn eindarrest van 21 februari 2008 heeft het hof de schade vastgesteld op fl. 22.012,38. Flora Holland had aan [appellant] in 2000 terzake reeds een compensatie betaald van fl. 20.000,--, zodat Flora Holland nog een bedrag van fl. 2.012,38 diende te betalen. Flora Holland is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 913,18. Het hof heeft de schade berekend door de daadwerkelijke opbrengst van de anjers die [appellant] had aangeboden via het Japancollectief te verkopen af te trekken van de fictieve opbrengst die hij zou hebben gehad indien hij de door hem aangeboden anjers als lid van het Japancollectief had kunnen verkopen. Daarbij is het hof ervan uitgegaan dat van de door hem aangeboden anjers slechts een deel via het Japancollectief zou zijn verkocht, nu van alle (door alle tuinders) via het Japancollectief aangeboden anjers er daadwerkelijk slechts een deel via het Japancollectief is verkocht. Het hof is daarbij uitgegaan van de percentages die van de door [appellant] aangeboden soorten anjers daadwerkelijk via het Japancollectief zijn verkocht.
[appellant] heeft gesteld dat anjers uitsluitend werden gekocht op kleur, zodat bij de berekening had moeten worden uitgegaan van de percentages die van een bepaalde kleur daadwerkelijk via het Japancollectief zijn verkocht. [appellant] stelt dat dit voor wat betreft de aangeboden rode anjers zou hebben geleid tot een hoger percentage en dus een hogere fictieve opbrengst en een hoger schadebedrag.
3. In de dagvaarding tot herroeping stelt [appellant] dat hij later (na voormeld eindarrest, begrijpt het hof) een stuk van Flora Holland "uitwerking aanbieding en voorwaarden" en een daarbij als bijlage gevoegd "voor-intekenformulier" (door hem tezamen aangeduid als een aanbiedingsformulier) in handen heeft gekregen waaruit onomstotelijk blijkt, aldus [appellant], dat anjers in kleur aangeboden werden ongeacht de soort. Hij heeft deze stukken overgelegd als productie 7 bij zijn dagvaarding tot herroeping.
Hij stelt dat Flora Holland deze stukken van beslissende aard heeft achtergehouden en dat door Flora Holland willens en wetens gerekend werd met onjuiste gegevens.
Op grond hiervan verzoekt hij herroeping van de (alle) arresten van het hof en van het vonnis/de vonnissen van de rechtbank op grond van artikel 382, sub c, althans a, Rv.
4. Flora Holland heeft de vordering tot herroeping gemotiveerd bestreden. Zij stelt dat de thans door [appellant] als productie 7 overgelegde stukken (een stuk van Flora Holland "uitwerking aanbieding en voorwaarden" met als bijlage een "voor-intekenformulier") door [appellant] (zelf) bij zijn memorie van grieven (als producties M2 en M3) in de zaak (met rolnummer 02/1153) waarin de arresten zijn gewezen die hij wenst te herroepen, zijn overgelegd. Flora Holland heeft de in die zaak ter rolle van 27 februari 2003 door [appellant] genomen memorie van grieven overgelegd.
5. Nu uit de overgelegde memorie van grieven blijkt dat de onderhavige stukken inderdaad door [appellant] zijn overgelegd in de zaak met rolnummer 02/1153, kan niet gezegd worden dat Flora Holland stukken van beslissende aard (die de beslissing anders zouden hebben doen uitvallen als zij aan de rechter bekend zouden zijn geweest) heeft achtergehouden of dat sprake is van bedrog door Flora Holland in het geding gepleegd door deze stukken achter te houden. Bovendien valt daaruit af te leiden dat de termijn voor het instellen van de vordering tot herroeping als bedoeld in artikel 383 Rv reeds lang verstreken was ten tijde van de dagvaarding tot herroeping (3 maart 2009).
Het hof is gebleken dat de door Flora Holland overgelegde memorie van grieven zich ook bevindt in het - gearchiveerde - griffiedossier van de zaak met rolnummer 02/1153.
Nu het gaat om een door [appellant] zelf genomen memorie van grieven, gaat het hof ervan uit dat deze aan [appellant] bekend is, althans behoort te zijn en ziet het hof geen aanleiding [appellant] nog in de gelegenheid te stellen zich over deze, door Flora Holland bij haar memorie van antwoord inzake het verzoek tot herroeping overgelegde, memorie van grieven uit te laten.
6. Het bovenstaande brengt mee dat het gevorderde zal worden afgewezen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure.
7. Het hof gaat voorbij aan het bewijsaanbod van [appellant] nu geen feiten te bewijzen worden aangeboden die tot een andere beslissing zouden moeten leiden.
Beslissing
Het gerechtshof:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt [appellant] in de kosten de procedure, tot op heden aan de zijde van Flora Holland begroot op € 313,-- aan verschotten en € 894,-- aan salaris voor de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.D. Kiers-Becking, T.H. Tanja-van den Broek en M.Y Bonneur; het is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 februari 2010 in aanwezigheid van de griffier.