ECLI:NL:GHSGR:2010:BL4883

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.005.058/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil en faillissementsperikelen met betrekking tot ontbinding en ontruiming van een huurovereenkomst

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, ging het om een huurgeschil tussen een verhuurder en een huurder die in faillissement was verklaard. De huurder, aangeduid als [appellante], had een winkelruimte gehuurd van de verhuurder, aangeduid als [geïntimeerde]. De verhuurder vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de gehuurde ruimte, naast vorderingen voor achterstallige huur en een gebruikersvergoeding. Het hof oordeelde dat de procedure ten aanzien van de vorderingen die niet ter verificatie konden worden aangeboden, moest worden voortgezet, terwijl de procedure voor de vorderingen die wel ter verificatie konden worden aangeboden, werd geschorst. Dit was in lijn met de artikelen 28 en 29 van de Faillissementswet (Fw).

Het hof had eerder in een tussenarrest geoordeeld dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was, ervan uitgaande dat er in 2005 en 2006 sprake was van te late huurbetalingen. De huurder had deze te late betalingen niet betwist, wat het hof leidde tot de conclusie dat er voldoende grond was voor ontbinding en ontruiming. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, dat de huurovereenkomst had ontbonden en de huurder had veroordeeld tot ontruiming van de winkelruimte.

De zaak werd naar de rol verwezen om de partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de voortzetting van de procedure. Het hof hield verdere beslissingen aan, wat betekent dat de zaak nog niet volledig was afgedaan. De uitspraak werd gedaan op 16 februari 2010 door de civiele kamer van het hof, met de betrokken rechters aanwezig tijdens de openbare terechtzitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer :105.005.058/01
Rolnummer (oud) : 06/846
Rolnummer Rechtbank, sector kanton: 551691/06-262
Arrest van de eerste civiele kamer d.d. 16 februari 2010
inzake
[Naam],
wonende te [plaats], gemeente [plaats],
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
procureur: eerst mr. H.J. Hulsbergen,
thans (sinds 13-10-2009): mr. L.B. Melcherts te Lisse,
tegen
[Naam],
wonende te [plaats], gemeente [plaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
procureur: mr. C.C.J. Hiebendaal te 's-Gravenhage.
Het geding
Bij tussenarrest van 29 mei 2008 is de zaak naar de rol verwezen. Voor de procedure tot dan toe wordt naar dit arrest verwezen. Op 28 augustus 2008 heeft [geïntimeerde] een akte genomen, waarna op 13 oktober 2009 mr. Melcherts voornoemd zich als advocaat heeft gesteld voor [appellante]. Hierop heeft [geïntimeerde] de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Deze zaak gaat over een huurgeschil, waarbij, kort gezegd, [geïntimeerde] (als verhuurder) naast (i) ontbinding en ontruiming (ii) achterstallige huur, boete en een gebruikersvergoeding heeft gevorderd. Het hof heeft in genoemd tussenarrest de zaak naar de rol verwezen om [appellante] de gelegenheid te geven om opnieuw procureur te stellen en nog te reageren op de bij memorie van antwoord overgelegde dagafschriften.
2. Inmiddels heeft het hof uit een op 26 augustus 2008 ontvangen brief d.d. 23 augustus 2008, afkomstig van mr. M.J. Roest Crollius, advocaat te Hilversum, en de akte van [geïntimeerde] van 28 augustus 2008 begrepen dat [appellante] op 29 januari 2008 failliet is verklaard met benoeming van mr. Roest Crollius tot curator.
3. Dit faillissement heeft de volgende gevolgen:
a) het geding wordt ten aanzien van lopende rechtsvorderingen, die voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel hebben, geschorst (ogv artikel 29 Fw).
b) het geding wordt ten aanzien van lopende rechtsvorderingen, die niet ter verificatie kunnen worden aangeboden, op verzoek van de oorspronkelijke eiser ([geïntimeerde]) geschorst teneinde de curator in het geding te roepen (artikel 28 Fw)
4. Opmerking verdient voorts dat reeds vóór de faillietverklaring de stukken van het geding dat heeft geleid tot het tussenarrest van 29 mei 2008 aan het hof waren overgelegd.
schorsing ten aanzien van vorderingen (ii)
5. Ad a) Het voorgaande betekent dat de procedure ten aanzien van de in rechtsoverweging 1 onder (ii) genoemde vorderingen op grond van artikel 29 Fw in verbinding met 25 Fw van rechtswege is geschorst.
Voortzetting van het geding vindt alleen plaats indien de verificatie van de vordering wordt betwist. Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen om partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de vraag of de procedure ten aanzien van deze vorderingen moet worden voortgezet, dan wel doorhaling kan volgen.
voortzetting ten aanzien van vorderingen (i)
6. Ad b) De procedure ten aanzien van de in rechtsoverweging 1 onder (i) genoemde vorderingen tot ontbinding en ontruiming betreft vorderingen die niet ter verificatie kunnen worden aangemeld. Nu [geïntimeerde] niet, althans niet primair, heeft gevorderd de procedure te schorsen teneinde de curator in het geding te roepen, en nu de curator niet in het geding is verschenen, zal de procedure ten aanzien van de gevorderde ontbinding en ontruiming worden voortgezet. Louter ten aanzien van deze vorderingen (en dus niet ten aanzien van de te verifiëren vorderingen ii) wordt het volgende overwogen.
7. In genoemd tussenarrest heeft het hof om proceseconomische redenen reeds geoordeeld dat ontbinding van de huurovereenkomst in beginsel gerechtvaardigd is, er veronderstellenderwijs van uitgaande dat ook in 2005 en 2006 sprake was van te late betalingen.
Mochten deze te late betalingen komen vast te staan, aldus dit tussenarrest, dan zal de ontbindings- en onruimingsbeslissing worden bekrachtigd.
8. [appellante] heeft niet bestreden dat er ook in 2005 en 2006 sprake was van de te late huurbetalingen, zodat reeds hierom ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd was. Voor de volledigheid oordeelt het hof thans dat, afgezien van de te late huurbetalingen in 2005 en 2006, ook de overige, in het tussenarrest reeds geconstateerde tekortkomingen, voldoende grond vormen voor deze ontbinding en ontruiming. Dit betekent dat de beslissing van de kantonrechter tot ontbinding en ontruiming van het gehuurde zal worden bekrachtigd. In zoverre wordt een eindarrest gewezen.
9. Zoals uit rechtsoverweging 5 voortvloeit zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het door de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie Leiden, tussen partijen gewezen vonnis van 17 mei 2006,
voor zover de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de winkelruimte aan de [adres] te Leiden werd ontbonden; en
voor zover [appellante] daarbij werd veroordeeld tot ontruiming daarvan, zonodig met inschakeling door [geïntimeerde] van de sterke arm van politie en justitie;
- verwijst de zaak ten aanzien van de overige geschilpunten naar de rol van 30 maart 2010 om in elk geval [geïntimeerde] in de gelegenheid te stellen zich uit te laten naar aanleiding van hetgeen in rechtsoverweging 5 is overwogen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door Mrs M.A.F. Tan-de Sonnaville, J.H.W. de Planque en G. Dulek-Schermers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 februari 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.