ECLI:NL:GHSGR:2010:BL4229

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK-09/00114
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid bezwaar bouwleges

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het bezwaar tegen een aanslag bouwleges niet-ontvankelijk is verklaard. De aanslag, opgelegd door de Inspecteur, betrof een bedrag van € 385.660,70 voor de verkrijging van een bouwvergunning op 10 oktober 2007. Belanghebbende had op 14 december 2007 bezwaar gemaakt, maar de Inspecteur verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.

Het Gerechtshof 's-Gravenhage heeft op 5 januari 2010 uitspraak gedaan. Het Hof oordeelde dat de bekendmaking van de aanslag voldeed aan de vereisten van artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De termijn voor het indienen van het bezwaar was verstreken, en er waren geen omstandigheden die erop wezen dat belanghebbende in verzuim was. Het Hof concludeerde dat de rechtbank terecht had beslist dat het bezwaar niet-ontvankelijk was. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de verantwoordelijkheden van belanghebbenden in het bestuursrecht. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur correct had gehandeld en dat de belanghebbende niet had aangetoond dat er sprake was van onjuiste informatieverstrekking door de gemeente. De proceskosten werden niet toegewezen, en de beslissing werd in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-09/00114
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 5 januari 2010
op het hoger beroep van [belanghebbende] te [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 januari 2009, nr. AWB 08/1146 WOZ, betreffende na te noemen beschikking.
Beschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1. Aan belanghebbende is ter zake van de verkrijging van een bouwvergunning op 10 oktober 2007 een aanslag inzake bouwleges opgelegd, ten bedrage van € 385.660,70.
1.2. Tegen deze beschikking heeft belanghebbende bij brief van 14 december 2007, door de Inspecteur ontvangen op 17 december 2007, bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking niet-ontvankelijk verklaard.
1.3 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Loop van het geding
2.1 Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 433. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2 De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtsof van 17 november 2009, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, in hoger beroep het volgende komen vast te staan:
3.1. Door belanghebbende is op 30 augustus 2006 een aanvraag voor een bouwvergunning ingediend met nummer [xxxxxxxxxx] inzake de aanvraag van een reguliere bouwvergunning voor het oprichten van het woonzorgcomplex [A] op het perceel [Q] in de gemeente Westvoorne. Op 19 december 2006 is de bouwvergunning door de gemeente geweigerd, waarna belanghebbende met dagtekening 14 februari 2007 een gewijzigde bouwvergunningaanvraag heeft ingediend. Op het aanvraagformulier van de bouwvergunning is als correspondentieadres van belanghebbende, het adres [a-straat 1], [0000 XX] [Z] vermeld. Bij de rubriek "Vertegenwoordiger rechtspersoon" is vermeld "[B]".
3.2. [B] is in loondienst werkzaam bij belanghebbende in de functie van directeur bouwzaken en technische dienst. Hij heeft voormeld aanvraagformulier in die hoedanigheid ingediend.
3.3. Met dagtekening 11 september 2007 is door de gemeente schriftelijk bevestigd dat de bouwvergunning door haar zal worden verleend. Met dagtekening 10 oktober 2007 is aan belanghebbende een aanslag bouwleges ad € 385.660,70 met aanslagnummer [xxxxxxxxxxxxx] opgelegd. De aanslag is niet later dan op de dag van dagtekening aan belanghebbende toegezonden. Op de aanslag is als belastbaar feit omschreven "bouwaanvraagnr.: [xxxx/xxxx] oprichten [A]". De beschikking is als volgt tenaamgesteld: "[belanghebbende]" en geadresseerd als hiervoor vermeld. In de tenaamstelling is de naam van [B] niet vermeld. Op de achterzijde van het aanslagbiljet is vermeld dat bezwaren schriftelijk moeten worden ingediend bij de Inspecteur.
3.4. [C] bestaat uit twee rechtspersonen, te weten de [belanghebbende] en [D]. Alle post gericht aan (een van) de stichting(en) komt binnen op een centraal punt, de crediteurenadministratie van de [D]. Volgens een interne regeling worden poststukken die niet voorzien zijn van een extra toevoeging of een naam van een medewerker, onderling niet doorgezonden, maar met een begeleidend briefje retour gezonden aan de afzender. Doordat in de adressering van de beschikking niet expliciet een naam vermeld stond, is het poststuk conform deze interne afspraak retour gezonden aan de Inspecteur.
3.5. Een medewerker van belanghebbende heeft op 12 oktober 2007 de Inspecteur telefonisch verzocht de aanslag te verzenden naar [belanghebbende], p/a [E], [b-straat 1], [0000 XX] te [Z], aan welk verzoek de Inspecteur heeft voldaan. Het poststuk is op 29 oktober 2007 op dat adres ontvangen. Dit poststuk is tussen 12 en 20 november 2007 intern doorgestuurd naar belanghebbende op het adres aan de [a-straat 1], te [Z].
3.6. Op 21 november 2007 heeft [B], na terugkomst van vakantie, telefonisch contact gehad met [F] (bouwinspecteur [G] van de gemeente Westvoorne) van de gemeente en in dit gesprek mondeling bezwaar gemaakt tegen de aanslag.
3.7. Met dagtekening 14 december 2007 heeft belanghebbende schriftelijk bezwaar ingediend tegen de nota bouwleges met aanslagnummer [xxxxxxxxxxxxx]. Met dagtekening 17 december 2007 heeft belanghebbende betreffende het door haar ingediende bezwaarschrift een ontvangstbevestiging ontvangen van de gemeente.
3.8. De Inspecteur heeft de brief van 14 december 2007 aangemerkt als bezwaarschrift tegen de beschikking. Bij uitspraak van 31 januari 2008 heeft de Inspecteur het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
Omschrijving geschil, standpunten en conclusies van partijen
4.1 Tussen partijen is in geschil of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend wordt beantwoord.
4.2 Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.
4.3 Het beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot terugwijzing van de zaak naar de Inspecteur.
4.4 De Inspecteur heeft geconcludeerd tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Overwegingen omtrent het geschil
5.1 De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager. In het onderhavige geval is de beschikking aan de belastingplichtige zelf uitgereikt. De wijze waarop de Inspecteur de aanslag bekend heeft gemaakt voldoet aan de vereisten van artikel 3:41 Awb. Dat in de tenaamstelling de naam van [B] niet is vermeld, zelfs als zou moeten worden aangenomen dat hij als vertegenwoordiger van belanghebbende optreedt, doet daaraan niet af.
5.2. De termijn voor indiening van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend, indien het vóór het einde van de termijn door de Inspecteur is ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Aangezien de dag van dagtekening van de voor bezwaar vatbare beschikking niet is gelegen vóór de dag van de bekendmaking daarvan, is de termijn in dit geval aangevangen met ingang van de dag na die van de dagtekening van de beschikking, zodat de termijn voor het instellen van bezwaar eindigde met 21 november 2007.
5.3. De Inspecteur heeft het bezwaarschrift niet binnen een week na afloop van de termijn ontvangen. Het bezwaarschrift is reeds daarom te laat ingediend. Van omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest, is niet gebleken. Dat [F] onjuiste informatie aan belanghebbende zou hebben verstrekt is niet aannemelijk geworden.
5.4. De slotsom is dat rechtbank met juistheid heeft beslist dat de Inspecteur het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het hoger beroep is derhalve ongegrond.
Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. P.J.J. Vonk, J.J.J. Engel en H.A.J. Kroon, in tegenwoordigheid van de griffier drs. F. van Veen. De beslissing is op 5 januari 2010 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.