4.1. Het verzoek van [X] tot toelating tot de schuldsaneringsregeling wordt in hoger beroep onder meer gebaseerd op de “hardheidsclausule” van artikel 288 lid 3 Fw en het verzoek de richtlijnen van de Recofa met betrekking tot de verslavingsproblematiek niet onverkort toe te passen, teneinde te voorkomen dat [X] in een vicieuze cirkel terecht komt.
Bij de beoordeling van dit verzoek zal het hof uitgaan van het volgende.
4.2. In de “landelijk uniforme beoordelingscriteria toelating schuldsaneringsregeling” (bijlage IV bij het Procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken) zijn sinds 1 april 2009 de voorheen geldende Recofa-richtlijnen met betrekking tot de toelating van schuldenaren met verslavingsproblematiek opgenomen. Daarin is het volgende bepaald:
“5.4.2 Toelating tot de schuldsaneringsregeling ingeval van verslavingsproblematiek
Een verzoeker met verslavingsproblemen wordt in beginsel alleen toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, indien aannemelijk is dat de verslaving al enige tijd onder controle is, in die zin dat de verzoeker al enige tijd geen drugs of alcohol meer gebruikt en/of al enige tijd niet meer gokt.
De periode waarover de verslaving onder controle dient te zijn bedraagt in beginsel één jaar. Deze periode kan korter of langer zijn afhankelijk van, onder meer, de ernst en de duur van de verslaving.
Dat de verslaving onder controle is, dient te worden bevestigd door een hulpverlener of door een hulpverlenende instantie.”
4.3. De “hardheidsclausule” van artikel 288 lid 3 Fw is bij gelegenheid van de wijziging van de Faillissementswet per 1 januari 2008 ingevoerd mede op aandrang van de Tweede Kamer. Het hof verwijst naar de toelichting in parlementaire geschiedenis (Tweede nota van wijzigingen, Kamerstukken II, 29 942, nr. 24, blz. 3), waarin de volgende passage is opgenomen:
“Volgens dit derde lid, dat een iets algemenere redactie heeft dan amendement nr. 13, kan een schuldenaar die de omstandigheden onder controle heeft gekregen die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden, toch worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. Dat voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar die omstandigheden onder controle heeft gekregen, zal moeten blijken uit de door de schuldenaar getroffen maatregelen. De stabiele leefsituatie die noodzakelijk is voor het welslagen van de schuldsaneringsregeling, dient door die maatregelen gegarandeerd te zijn. Een drugs-, alcohol- of gokverslaving dient al enige tijd onder controle te zijn. Het moet gaan om objectiveerbare maatregelen: de schuldenaar dient zich onder deskundige begeleiding van bijvoorbeeld verslavingszorg of budgetbegeleiding gesteld te hebben, die ook tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling gehandhaafd zal blijven, zo lang dat nodig is. De periode is afhankelijk van de ernst en de duur van de verslaving. In de richtlijnen van Recofa staat al een soortgelijke bepaling (par. 4 onder c en d) ter uitwerking van de huidige wet.”
Uit de parlementaire geschiedenis bij de wijzigingen van de Faillissementswet per 1 januari 2008 moet afgeleid worden dat toepassing van de schuldsaneringsregeling uitsluitend is bedoeld voor die schuldenaren die er “klaar” voor zijn om zich in te spannen om de niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen uit schuldsaneringsregeling naar behoren na te komen. Het hof verwijst onder meer naar het debat in de Eerste Kamer (EK 30 van 22 mei 2007, 30-958), waar de Minister van Justitie over artikel 288 lid 3 Fw onder meer opmerkte:
“Zoals gezegd: dit is als het ware het sociale gezicht van de strenge toelatingseisen, maar het houdt nog steeds de doelstelling van het wetsvoorstel hoog. Die doelstelling is dat die schuldenaren worden toegelaten die ervoor klaar zijn.
Van schuldenaren die de oorzaken van het ontstaan of het onbetaald laten van hun schulden onder controle hebben, mag ook worden verwacht dat zij er klaar voor zijn, dat zij niet de uitvoering van de schuldsanering belasten doordat er nog onbehandelde, onopgeloste psychosociale problemen zijn, dat de schuldsaneringsregeling voor hen ook werkelijk een juridische sanerings- en liquidatieprocedure kan zijn, dat zij de schuldsaneringsregeling met succes kunnen afronden en dat zij na afronding van die regeling niet terugvallen in oude fouten en opnieuw in een problematische schuldsituatie terecht komen. Als de voorwaarden voor het realiseren van die verwachtingen aanwezig zijn, dan bereiken wij de doelstelling van dit wetsvoorstel, namelijk een strenge doch rechtvaardige regeling die schuldenaren de kans geeft een nieuwe start in de maatschappij te maken.”