ECLI:NL:GHSGR:2009:BX3002

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.023.001-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afstand van instantie en proceskosten bij niet bestaande partij in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, is op 24 november 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft Intermediair Assurantiën B.V. in liquidatie, die afstand heeft gedaan van instantie. Dit gebeurde na een comparitie van partijen op 17 maart 2009, waar het hof eerder een tussenarrest heeft gewezen op 17 februari 2009. Intermediair, vertegenwoordigd door mr. O.E.R.A.M. van der Vlies, heeft een akte van afstand van instantie ingediend, waarop de geïntimeerde, [Naam] B.V., vertegenwoordigd door mr. E.J. Rasker, heeft gereageerd met een verzoek om kostenveroordeling.

Het hof heeft vastgesteld dat Intermediair, die in liquidatie verkeert, afstand heeft gedaan van instantie zonder verzet van de geïntimeerde. Dit betekent dat de rechtsverhouding hersteld is naar de toestand vóór het hoger beroep. De geïntimeerde heeft verzocht om een bevelschrift voor de proceskosten, die Intermediair zou moeten betalen, en heeft aangevoerd dat Intermediair niet bestaat. Het hof heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.750,-, bestaande uit griffierecht en advocaatkosten.

De beslissing van het hof houdt in dat Intermediair verplicht is de proceskosten te betalen, maar het hof heeft geen aanleiding gezien om deze kosten ook ten laste te brengen van mr. Van der Vlies of [X], de eigenaar van Intermediair, omdat Intermediair als vennootschap in liquidatie blijft voortbestaan voor vereffening van haar vermogen. Het hof heeft de verzoeken van de geïntimeerde gedeeltelijk toegewezen en het overige afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 200.023.001/01
Rolnummer rechtbank : 04-3573
Bevelschrift van de eerste civiele kamer d.d. 24 november 2009
inzake
INTERMEDIAIR ASSURANTIËN B.V. in liquidatie,
(voorheen) gevestigd te Zwolle,
appellante,
tevens verzoekster tot afstand van instantie,
hierna te noemen: Intermediair,
advocaat: mr. O.E.R.A.M. van der Vlies te Alphen aan den Rijn,
tegen
[Naam] B.V.,
gevestigd te Diemen,
geïntimeerde,
tevens verzoekster tot kostenveroordeling,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. E.J. Rasker te Amsterdam.
Het geding
Het hof verwijst voor het verloop van het geding tot dan toe naar zijn tussenarrest van 17 februari 2009. De daarin bevolen comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 17 maart 2009 en van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. Intermediair heeft daarna een akte afstand van instantie, met een productie, genomen waarop [geïntimeerde] bij akte, eveneens met producties, heeft gereageerd. Daarbij heeft [geïntimeerde] het hof verzocht om ter zake van de door haar gemaakte proceskosten een bevelschrift uit te vaardigen, alsmede om de kosten ten laste te brengen van mr. Van der Vlies voornoemd als de advocaat van Intermediair, danwel ten laste van [Naam] (het hof begrijpt: [Naam], hierna: [X]) als de eigenaar van Intermediair. Bij brief van 30 oktober 2009 heeft mr. Van der Vlies mede namens [X] zijn standpunt ter zake van laatstgemeld verzoek naar voren gebracht.
Beoordeling van het verzoek
1. Intermediair heeft in voormelde akte, onder overlegging van de daarvoor benodigde bijzondere volmacht als bedoeld in artikel 250, tweede lid van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv), afstand gedaan van instantie. [geïntimeerde] heeft zich daartegen niet verzet. Dat betekent dat partijen van rechtswege zijn hersteld in de toestand van het geding als ware het hoger beroep tegen het tussen partijen gewezen vonnis van 25 juni 2008 niet aanhangig gemaakt.
2. [geïntimeerde] heeft het hof bij akte verzocht ter zake van de door Intermediair te betalen kosten op de voet van artikel 254 Rv (het hof leest: artikel 250, vierde lid Rv) een bevelschrift uit te vaardigen, alsmede om dit bevelschrift met toepassing van het bepaalde in artikel 245 Rv ten laste te brengen van mr. Van der Vlies, danwel [X], beiden in persoon. [geïntimeerde] heeft daarbij aangevoerd dat Intermediair niet bestaat en ook niet bestaan heeft ten tijde van het instellen van het hoger beroep.
3. Ingevolge het bepaalde in artikel 249, tweede lid Rv is Intermediair verplicht de in het hoger beroep door [geïntimeerde] gemaakte proceskosten te betalen. Het hof stelt deze kosten vast op € 1.750,-, zijnde de som van het door [geïntimeerde] betaalde griffierecht ad € 409,- en de overeenkomstig het geldende liquidatietarief berekende kosten van de advocaat ad € 1.341,- (1 1/2 punt in tariefgroep II voor bijwoning comparitie en genomen akte).
4. Het hof ziet geen aanleiding om dit bevelschrift (tevens) ten laste te brengen van mr. Van der Vlies of [X], aangezien Intermediair als in liquidatie verkerende vennootschap ook na ontbinding blijft voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is en mr. Van der Vlies in zijn brief van 30 oktober 2009 voorts heeft aangegeven dat de in de onderhavige procedure spelende vordering van [geïntimeerde] op Intermediair van deze vereffening onderdeel uitmaakt.
Beslissing
Het hof:
- Beveelt de betaling door Intermediair aan [geïntimeerde] van de door laatstgenoemde in het hoger beroep gemaakte proceskosten en stelt deze vast op € 1.750,-;
- Wijst het overigens verzochte af.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.A. Boele, G. Dulek-Schermers en A.E.A.M. van Waesberghe en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 november 2009 in aanwezigheid van de griffier.