Rolnummer: 22-001403-09
Parketnummer: 10-766166-08
Datum uitspraak: 26 oktober 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 6 maart 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Afghanistan) op [geboortedatum] 1953,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg, het tussenarrest van dit hof van 5 augustus 2009 en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 12 oktober 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat het tenlastegelegde bewezen zal worden verklaard, maar dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hem een beroep op overmacht toekomt.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 12 december 2008, te Rotterdam, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, te weten bij beschikking van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie d.d. 3 april 2006 (kenmerk [nummer]), tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op 12 december 2008, te Rotterdam als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, te weten bij beschikking van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie d.d. 3 april 2006 (kenmerk [nummer]), tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenst vreemdeling is verklaard.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is bij beschikking van 3 april 2006 door de minister voor vreemdelingenzaken en integratie tot ongewenst vreemdeling verklaard. Deze beschikking is op 8 mei 2006 aan de verdachte in persoon betekend. De verdachte heeft op 8 mei 2006 hiertegen bezwaar gemaakt bij de minister. Bij besluit van 27 augustus 2007 is het bezwaar ongegrond verklaard waartegen de verdachte op 24 september 2007 beroep heeft ingesteld bij de rechtbank 's-Gravenhage, sector bestuursrecht. De rechtbank heeft bij uitspraak van 25 november 2008 het beroep ongegrond verklaard. Op 21 december 2008 heeft de verdachte tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dit hoger beroep heeft geen schorsende werking en de verdachte, die zich sinds 12 december 2008 in vreemdelingenbewaring bevindt, is, volgens de raadsman, aangezegd dat hij op 30 maart 2009 Nederland zal worden uitgezet. Op 23 maart 2009 heeft de raadsman van de verdachte aan het Europese Hof voor de Rechten van de Mens verzocht de Nederlandse regering te verzoeken verdachtes verwijdering naar Afghanistan op te schorten hangende de behandeling van de op 17 maart 2009 bij het Hof ingediende klacht. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heeft op 26 maart 2009 de Nederlandse autoriteiten verzocht, in de vorm van een tijdelijke maatregel ex Rule 39 van the Rules of Court, de verdachte vooralsnog niet uit te zetten in afwachting van de lopende procedure voor het Europese Hof.
Op 12 december 2008 is de verdachte aangehouden ter zake van verdenking van overtreding van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat het tenlastegelegde strafbare feit op zichzelf wettig en overtuigend bewezen is. Echter, het hof leidt uit de hierboven geschetste omstandigheden af dat niet van de verdachte verwacht mocht worden dat hij Nederland op eigen gelegenheid zou verlaten dan wel zich zou laten uitzetten. Mitsdien is het niet aan verdachtes schuld te wijten dat hij op 12 december 2008 in Nederland verbleef terwijl hij wist dat hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
De verdachte is derhalve niet strafbaar en zal -overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal- worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte niet strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde en ontslaat deze van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Oosterhof,
mr. R.A.Th.M. Dekkers en mr. H.M.A. de Groot, in bijzijn van de griffier mr. M.J.J. van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 oktober 2009.
Mr. R.A.Th.M. Dekkers is buiten staat dit arrest te ondertekenen.