GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 4 november 2009
Zaaknummer : 105.011.800/01
Rekestnummer : 1234-H-07
Rekestnr. rechtbank : FA RK 06-6632
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de verzoekster,
advocaat mr. N.M.A. Manning te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1. de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage,
zetelend te ’s-Gravenhage,
verweerder in hoger beroep,
in persoon vertegenwoordigd door mevrouw [naam],
hierna te noemen: de ambtenaar.
2. het Openbaar Ministerie, ressortsparket ’s-Gravenhage,
zetelend te ’s-Gravenhage,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: het Openbaar Ministerie.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De verzoekster is op 3 september 2007 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 4 juni 2007 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
De ambtenaar heeft op 21 september 2007 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de verzoekster zijn bij het hof op 2 oktober 2007 en 20 oktober 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Bij het hof is op 20 oktober 2008 namens het Openbaar Ministerie de conclusie van de advocaat-generaal ingekomen. Het Openbaar Ministerie heeft bij brief van 20 oktober 2008 medegedeeld dat de advocaat-generaal niet ter terechtzitting zal verschijnen.
Op 30 oktober 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de verzoekster, bijgestaan door haar advocaat, en de ambtenaar. De aanwezigen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de verzoekster onder meer aan de hand van een bij de stukken gevoegde pleitnotitie.
De mondelinge behandeling van de zaak is pro forma aangehouden tot 28 februari 2009, zodat de verzoekster een gelegaliseerde kopie van haar geboorteakte kan opvragen en aan het hof kan overleggen met daarbij een letterlijke vertaling vanuit het Farsi in het Nederlands, zodat het hof kan zien of de verzoekster is geboren in het Iraanse jaar [geboortedatum].
Nadien zijn, volgens afspraak ter zitting, de volgende stukken bij het hof ingekomen:
van de zijde van de verzoekster is op 6 februari 2009 een brief met als bijlage de originele geboorteakte van de verzoekster, alsmede een letterlijke vertaling van de akte vanuit het Farsi in het Nederlands ingekomen.
Bij brief van 15 juli 2009 zijn deze stukken in afschrift toegezonden aan de ambtenaar en het Openbaar Ministerie onder mededeling dat binnen drie weken na dagtekening een reactie kan worden ingediend. De geadresseerden hebben niet gereageerd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is door de rechtbank vastgesteld dat op [geboortedatum in] 1970 te [geboorteplaats en geboorteland] is geboren [de verzoekster], van het vrouwelijk geslacht, als dochter van [naam] en [naam].
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de vaststelling van de gegevens voor het opmaken van de akte van geboorte van de verzoekster.
2. De verzoekster verzoekt de beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de gegevens voor het opmaken van de geboorteakte als volgt vast te stellen: op [geboortedatum in] 1971 is te [geboorteplaats en geboorteland], geboren [de verzoekster], van het vrouwelijk geslacht, als dochter van [naam] en [naam].
3. De ambtenaar bestrijdt haar beroep en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. De verzoekster stelt de volgende omstandigheden als grondslag voor haar inleidend verzoek tot vaststelling van haar geboortegegevens. In de officiële Nederlandse documenten wordt melding gemaakt van een onjuist geboortejaar: 1970. Toen zij in 1989 als asielzoekster in Nederland aankwam, heeft zij met behulp van de heer [naam] haar gegevens opgegeven aan de politie. De heer [naam] heeft de Iraanse geboortedatum van de verzoekster [geboortedatum], omgerekend naar haar geboortedatum volgens de Westerse jaartelling. De heer [naam] kwam daarbij uit op het geboortejaar 1969. Uit een latere berekening van de verzoekster bleek dat zij niet in het jaar 1969 maar in het jaar 1970 geboren was. Op 15 januari 1993 is het geboortejaar van de verzoekster in de gemeentelijke basisadministratie gewijzigd van 1969 in 1970. In 2003 heeft de verzoekster een Iraans paspoort aangevraagd. Uit de gegevens in dit paspoort blijkt dat het juiste geboortejaar van de verzoekster 1971 is.
5. In hoger beroep stelt de verzoekster dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij onvoldoende heeft aangevoerd om tot een vaststelling van het jaar 1971 als geboortejaar te komen. Uit de overgelegde stukken en schriftelijke verklaringen volgt dat verzoekster is geboren op [geboortedatum in] 1971. Zo staat op de geboorteakte vermeld dat de verzoekster is geboren in 1971. Bij het omrekenen van het geboortejaar van de verzoekster naar de Gregoriaanse jaartelling is een rekenfout gemaakt. Naar de mening van de verzoekster mag een dergelijke rekenfout met dusdanige consequenties niet aan haar worden toegerekend. Indien een fout wordt ontdekt, dient deze, indien mogelijk, te worden hersteld. De wet biedt in artikel 1:25c van het Burgerlijk Wetboek hiervoor een mogelijkheid.
6. De ambtenaar stelt zich op het standpunt dat er niet voldoende overtuigend bewijs aanwezig is om de geboortedatum van de verzoekster te wijzigen. De getuigenverklaring is niet objectief. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat dit soort verklaringen niet worden geaccepteerd. Artikel 1:25c van het Burgerlijk Wetboek is toepasselijk bij het vaststellen van een geboorteakte. Het gaat hier om het wijzigen van een geboorteakte. Het artikel wordt derhalve oneigenlijk gebruikt. De rechtbank heeft het verzoek op juiste gronden afgewezen.
7. De advocaat-generaal acht de grieven van de verzoekster gegrond, nu zij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet kan beschikken over een akte van geboorte overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie die voor inschrijving in een Nederlands register van de burgerlijke stand in aanmerking komt. Voorts heeft de verzoekster voldoende onderbouwd dat haar geboortejaar 1971 is. Niet valt in te zien dat bij de weging van belangen de betrouwbaarheid van de registers de doorslag dient te geven.
8. Het hof overweegt als volgt. Op grond van artikel 1:25c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank ’s-Gravenhage in het geval ten aanzien van een buiten Nederland geboren persoon geen akte van geboorte overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of kan worden overgelegd, de voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens vaststellen, indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Bij de vaststelling van de geboortegegevens dient op basis van het bepaalde in het tweede lid van voormeld artikel rekening te worden gehouden met alle bewijzen en aanwijzingen omtrent de omstandigheden waaronder en het tijdstip waarop de geboorte moet hebben plaatsgehad.
9. Ter terechtzitting heeft de verzoekster verklaard dat haar originele geboorteakte blijk geeft van het juiste geboortejaar. De ambtenaar heeft desgevraagd aan het hof verklaard dat, indien de originele geboorteakte van de verzoekster blijk zou geven van de geboortedatum naar Iraanse jaartelling [geboortedatum], in beginsel geen bezwaar bestaat tegen vaststelling van het jaar 1971 als het geboortejaar van verzoekster.
10. De mondelinge behandeling van de zaak is pro forma aangehouden tot 28 februari 2009, zodat de verzoekster een gelegaliseerde kopie van haar geboorteakte kan opvragen en aan het hof kan overleggen met daarbij een letterlijke vertaling vanuit het Farsi in het Nederlands, zodat het hof kan zien of de verzoekster is geboren in het Iraanse jaar [geboortedatum].
11. De verzoekster heeft het hof bij brief van 6 februari 2009 een origineel identiteitsboekje en/of geboorteakte alsmede een letterlijke vertaling daarvan vanuit het Farsi in het Nederlands doen toekomen. De ambtenaar is bij brief van 15 juli 2009 in de gelegenheid gesteld te reageren op de inhoud van de overgelegde stukken, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
12. Het hof stelt vast dat het overgelegde identiteitsboekje en/of geboorteakte als geboortedatum van [de verzoekster] (in Iraanse jaartelling) vermeldt: [geboortedatum]. Het hof is van oordeel dat de verzoekster genoegzaam heeft aangetoond dat haar geboortedatum is:
[geboortedatum in] 1971. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en de geboortegegevens overeenkomstig het verzoek van de verzoekster vaststellen.
13. Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw beschikkende:
stelt vast dat de voor het opmaken van de geboorteakte van [de verzoekster] noodzakelijke gegevens luiden:
geslachtsnaam: [naam]
voornaam: [naam]
dag van geboorte: [geboortedatum in] 1971
geboorteplaats: [geboorteplaats en geboorteland]
geslacht: vrouwelijk
geslachtsnaam vader: [naam]
voornamen vader: [naam]
geslachtsnaam moeder: [naam]
voornamen moeder: [naam];
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - en indien daartegen geen cassatie is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Pannekoek-Dubois, van Nievelt en van Dijk, bijgestaan door mr. Willems als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 november 2009.