ECLI:NL:GHSGR:2009:BL4251

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.023.235.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid Nederlandse rechter in mentorschapszaak

In deze zaak gaat het om een verzoek tot benoeming van een mentor voor een in het buitenland wonende persoon, [P.], die in Cyprus verblijft. De vader, verzoeker in hoger beroep, is van mening dat de Nederlandse rechter onbevoegd is om van het verzoek kennis te nemen, omdat [P.] sinds medio 2007 in Cyprus woont. De moeder en de tante, verweerders in hoger beroep, stellen daarentegen dat de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat één van de verzoekers in Nederland woont en er voldoende aanknoping met de rechtssfeer van Nederland zou zijn. Het hof heeft de zaak op 18 november 2009 mondeling behandeld, waarbij de vader en [P.] niet verschenen, ondanks dat zij daartoe waren opgeroepen.

De rechtbank had eerder een mentorschap ingesteld ten behoeve van [P.], waarbij de moeder en de tante tot mentor waren benoemd. De vader verzoekt nu om deze beschikking te vernietigen en stelt dat [P.] in staat is om haar eigen belangen te behartigen. Het hof overweegt dat de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter niet kan worden aangenomen, omdat er onvoldoende aanknoping met Nederland is. Het enkele feit dat [P.] de Nederlandse nationaliteit heeft, is niet voldoende om de Nederlandse rechter bevoegd te achten. Het hof verwijst naar internationale verdragen die de bevoegdheid toekennen aan de staat waar de volwassene zijn gewone verblijfplaats heeft.

Uiteindelijk oordeelt het hof dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft en vernietigt de bestreden beschikking. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het hof wijst het meer of anders verzochte af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 23 december 2009
Zaaknummer : 200.023.235/01
Zaaknr. rechtbank : 797132 EJ VERZ 08-84003
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. R. Lever te Leiden,
tegen
[geïntimeerde I],
wonende te [woonplaats], hierna te noemen: de moeder,
en
[geïntimeerde II],
wonende te [woonplaats] hierna te noemen: de tante,
verweerders in hoger beroep,
advocaat mr. J.J.M. van Lint te Sassenheim.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 7 januari 2009 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 27 november 2008 van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie ’s-Gravenhage.
De moeder en tante hebben op 1 oktober 2009 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 27 oktober 2009 en 13 november 2009 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de moeder en tante zijn bij het hof op 4 november 2009, 9 november 2009, 13 november 2009 en 17 november 2009 aanvullende stukken ingekomen
Bij beschikking van 5 augustus 2009 van dit hof is de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking.
Op 18 november 2009 is de zaak mondeling behandeld. Tijdens de mondelinge behandeling is gepleit in de zaak met nummer 200.030.591/01. Verschenen zijn: de advocaat van de vader alsmede de moeder en de tante, bijgestaan door hun advocaat. Voorts zijn als toehoorder met de moeder en de tante meegekomen mevrouw [B.], persoonlijk begeleider van [P.], en mevrouw [O.], zus van verzoeksters. De vader en [P.] zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd, de raadslieden van partijen onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is een mentorschap ingesteld ten behoeve van: [P.], geboren op [geboortedatum in] 1980 te [geboorteplaats en geboorteland], hierna: [P.], en zijn de moeder en de tante benoemd tot mentor over [P.]. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof gaat uit van de door de kantonrechter vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is het instellen van het mentorschap en de benoeming van de moeder en de tante tot mentor ten behoeve van [P.].
2. De vader verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, primair te bepalen dat de Nederlandse rechter onbevoegd is om van het verzoek kennis te nemen, althans subsidiair het verzoek af te wijzen, althans meer subsidiair te bepalen dat verzoeker zal worden benoemd tot mentor van [P.].
3. De moeder en de tante bestrijden het beroep en verzoeken, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te bekrachtigen en de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, althans de verzoeken van de vader, waaronder het voorwaardelijk verzoek tot benoeming als mentor, af te wijzen, met veroordeling van de vader in de kosten van beide instanties.
4. De vader stelt zich primair op het standpunt dat de Nederlandse rechter zich onbevoegd had moeten verklaren om kennis te nemen van het verzoek van de moeder en de tante, aangezien [P.] sinds medio 2007 in Cyprus woont, althans verblijft en er sprake is van litispendentie. Verder heeft de rechtbank ten onrechte het mentorschap ten behoeve van [P.] uitgesproken. [P.] is in staat om haar niet-vermogensrechtelijke belangen zelf waar te nemen en kan zelf bepalen waar zij wenst te wonen. Het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden nu de kantonrechter de vader niet heeft opgeroepen en [P.] en de vader niet zijn gehoord. Voorts is het niet in het belang van [P.] dat de moeder en de tante tot mentor worden benoemd, nu zij beiden niet woonachtig zijn in Cyprus, terwijl [P.] al geruime tijd woont en verblijft in Cyprus. In dat geval zou het meer voor de hand liggen dat de vader die in Cyprus woont tot mentor zal worden benoemd.
5. De moeder en de tante stellen dat de Nederlandse rechter bevoegd is om op het verzoek tot instelling van het mentorschap te beslissen aangezien één van de verzoekers in Nederland woont. Verder is de zaak ook anderszins voldoende met de rechtssfeer van Nederland verbonden. Bovendien zijn in deze zaak geen verdragen en verordeningen van toepassing.
Voorts is van litispendentie geen sprake nu de procedure in Cyprus betrekking heeft op vermogensrechtelijke zaken. De rechtsfiguur van mentorschap is onbekend in Cyprus. Het is in het belang van [P.] dat zij terugkeert naar de moeder en haar Nederlandse familie. Ten aanzien van het meer subsidiaire verzoek van de vader stellen de moeder en de tante dat de vader ongeschikt is om de taken van mentor uit te oefenen.
6. Het hof overweegt als volgt.
Bevoegdheid van de Nederlandse rechter
7. Partijen twisten allereerst over de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter. Daarbij gaat het over de vraag of deze ook in de onderhavige zaak wordt beheerst door het bepaalde in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Artikel 3 sub a Rv bepaalt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft indien hetzij de verzoeker, of indien er meerdere verzoekers zijn, één van hen, hetzij één van de in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft.
8. De gedachte achter de regeling van artikel 3 sub a Rv is dat in verzoekschriftprocedures, die veelal op het personen- en familierecht betrekking hebben, het de verzoeker is om wiens belangen het in de eerste plaats gaat en in wiens woon- of gewone verblijfplaats de maatregelen die in de procedure worden gevraagd, niet zelden moeten worden uitgevoerd. In deze zaak gaat het echter niet of nauwelijks om de belangen van de in Nederland wonende verzoekster. Primair gaat het om de belangen van de niet in Nederland wonende of gewone verblijfplaats hebbende [P.] voor wie het mentorschap wordt aangevraagd. In dit geval is de aanknoping in artikel 3sub a Rv bij de woon- of verblijfplaats van de verzoeker te ruim.
9. Er is onvoldoende aanknoping met de rechtssfeer van Nederland om de Nederlandse rechter op grond van artikel 3 sub c Rv bevoegd te achten. Het enkele feit dat [P.] de Nederlandse nationaliteit bezit is daartoe onvoldoende. Dat [P.] tot haar 14e jaar in Nederland werd behandeld voor haar epilepsie en een goede band met haar Nederlandse familie heeft, maakt naar het oordeel van het hof niet dat er thans een concreet aanknopingspunt met Nederland bestaat.
10 Het hof is van oordeel dat in dit geval aansluiting gezocht kan en moet worden bij de internationale rechtsontwikkeling ten aanzien van de meerderjarigenbescherming.
11. Het door Nederland, Groot-Brittannië en Cyprus ondertekende, maar door Nederland en Cyprus (nog) niet geratificeerde Verdrag inzake de internationale bescherming van volwassenen, Den Haag 13 januari 2000; Trb.2000-10, ( hierna: Verdrag 2000) wijst in artikel 5 lid 1 de gerechtelijke of administratieve autoriteiten van de verdragsluitende staat waar de volwassene zijn gewone verblijfplaats heeft als bevoegde instantie aan terzake van maatregelen die strekken tot de bescherming van een volwassene, van diens persoon of vermogen. Deze toedeling van rechtsmacht sluit aan bij de ontwikkeling die terzake de ouderlijke verantwoordelijkheid voor minderjarige kinderen is uitgemond in het Haags kinderbeschermingsverdrag 1961 (hierna: HKV 1961) en de verordening nr. 2201/2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid ( hierna: Brussel II bis). Voor het al dan niet aannemen van rechtsmacht wordt aangeknoopt bij de woonplaats althans de werkelijke verblijfplaats van de betrokken belanghebbende.
Achtergrond daarvan vormt de gedachte dat de verlening van de verzochte maatregel behoort te berusten op een beoordeling van de toestand van de betrokkene zelf en haar directe leefomgeving. Het hof is van oordeel dat dit belang ook in de onderhavige zaak bepalend behoort te zijn.
12. In het midden kan blijven of Nicosia of het Troödos-gebergte althans Cyprus als de woonplaats of de werkelijke verblijfplaats van betrokkene kan worden aangemerkt, nu de stukken waarop beroep wordt gedaan teneinde aan te tonen dat betrokkene zonder haar instemming op Cyprus wordt vastgehouden aan betrokkene toegeschreven uitlatingen bevatten waaruit niet anders kan volgen dan dat zij de wens zou hebben zich in Londen, althans Groot-Brittannië te vestigen, zodat hoe dan ook haar woonplaats of vaste verblijfplaats niet kan worden geacht in Nederland te zijn gelegen.
13. Het hof is van oordeel dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toekomt. Dit betekent dat de bestreden beschikking zal worden vernietigd.
14. Voor een veroordeling van de vader in de proceskosten is gezien deze conclusie geen plaats. Omdat het hier gaat om een procedure tussen de ouders van [P.] worden de kosten van de procedure in hoger beroep gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
15. Op grond van het vorenstaande wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en in zoverre opnieuw beschikkende:
verklaart de Nederlandse rechter onbevoegd kennis te nemen van het geschil;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Bouritius, Van Dijk en Fockema Andreae-Hartsuiker bijgestaan door mr. Pol als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 december 2009.