ECLI:NL:GHSGR:2009:BL0679

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.036.956-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming van een vaststellingsovereenkomst tussen gemeente en projectontwikkelaar met betrekking tot ruimtelijke ordening en mediation

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is ingesteld door twee appellanten tegen de gemeente Rijnwoude. De appellanten vorderen nakoming van een vaststellingsovereenkomst die op 11 juli 2008 is gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over de ontwikkeling van een bestemmingsplan voor een gebied in Hazerswoude. De gemeente wordt verzocht om binnen tien dagen een mediationprocedure te starten en om het college van burgemeester en wethouders op te dragen een ontwerp-bestemmingsplan op te stellen en ter inzage te leggen. De gemeente heeft in eerste aanleg de vorderingen van de appellanten afgewezen, wat heeft geleid tot het hoger beroep.

Het hof oordeelt dat de gemeente de eerste stappen heeft gezet om de ontwerp-bestemmingsplannen op te stellen, en dat de appellanten geen belang hebben bij hun vordering tot versnelling van deze stappen. De overeenkomst bevat een inspanningsverbintenis en niet een resultaatsverbintenis, wat betekent dat de gemeente haar verplichtingen nakomt zolang zij zich aan het afgesproken tijdpad houdt. Het hof wijst de primaire en subsidiaire vorderingen van de appellanten af en bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter. Tevens worden de appellanten veroordeeld in de proceskosten van de gemeente in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 200.036.956/01
Zaak- en rolnummer rechtbank : 327810 / KG ZA 09-12
Arrest van de eerste civiele kamer d.d. 17 november 2009
inzake
[appellant 1] en [appellant 2],
beiden wonende te [woonplaats, gemeente],
appellanten,
hierna te noemen: [appellant 1], [appellant 2] of te zamen [appellanten].,
advocaat: mr. B. Benard te 's-Gravenhage,
tegen
GEMEENTE RIJNWOUDE,
gevestigd te Hazerswoude-Rijndijk, gemeente Rijnwoude,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. A.P. van Delden te Leiden.
Het geding
Bij exploot van 25 juni 2009 zijn [appellanten] in hoger beroep gekomen van het op 28 mei 2009 door de voorzieningenrechter in de rechtbank te 's-Gravenhage tussen partijen gewezen vonnis. In het exploot (met producties) zijn veertien grieven opgenomen. De gemeente heeft deze bij memorie van antwoord (met producties) bestreden. De advocaten van partijen hebben de wederzijdse standpunten ter zitting van 24 augustus 2009 toegelicht, nadat [appellanten] een groot aantal producties op voorhand hadden toegezonden. Op suggestie van het hof hebben partijen onderzocht of zij een regeling in der minne konden bereiken, maar uiteindelijk hebben zij arrest gevraagd. De gemeente heeft daartoe haar procesdossier overgelegd.
Beoordeling van het hoger beroep
1 In eerste aanleg hebben [appellanten] gevorderd – samengevat en voor zover thans nog van belang – dat de gemeente wordt veroordeeld tot nakoming van de tussen partijen tot stand gekomen vaststellingsovereenkomst van 11 juli 2008, aldus dat
a) de gemeente wordt veroordeeld om binnen tien dagen in overleg met [appellant 2] een aanvang te nemen met een mediationprocedure als bedoeld in artikel 2 van de overeenkomst, en
b) […] en
c) de gemeente wordt veroordeeld om het college van burgemeester en wethouders van Rijnwoude op te dragen om binnen tien dagen het door [appellant 2] opgestelde (concept-)ontwerp bestemmingsplan voor het gebied [gebied A] als ontwerp vast te stellen en op de voet van artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) ter inzage te leggen dan wel een ontwerp bestemmingsplan voor het gebied [gebied A] op te stellen, vast te stellen en ter inzage te leggen, en
d) de gemeente wordt veroordeeld om binnen tien dagen de heer [A] (weer) als accountmanager in de zin van de overeenkomst aan te stellen,
een en ander op straffe van een dwangsom.
2 Bij het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter de vorderingen afgewezen en [appellanten] veroordeeld in de proceskosten.
3 In hoger beroep hebben [appellanten] hun vorderingen gewijzigd, in die zin dat zij thans – samengevat – vorderen dat het hof, met vernietiging van het beroepen vonnis, opnieuw rechtdoende:
primair: de gemeente veroordeelt binnen tien dagen althans binnen een door het hof te bepalen termijn het college van burgemeester en wethouders van Rijnwoude op te dragen binnen tien dagen daarna een ontwerp bestemmingsplan ex artikel 3.8 Wro voor het gebied [gebied A] en voor het perceel kadastraal bekend gemeente Hazerswoude, sectie E nummer 1775, op te (laten) stellen, vast te (laten) stellen en ter inzage te (laten) leggen, op straffe van een dwangsom,
subsidiair: de gemeente veroordeelt om binnen tien dagen althans binnen een door het hof te bepalen termijn in en na voorafgaand schriftelijk overleg met [appellant 2] een aanvang te nemen met een mediationprocedure als bedoeld in artikel 2 van de overeenkomst, eveneens op straffe van een dwangsom.
De gemeente heeft zich niet tegen de eiswijziging verzet.
4 De grieven strekken ertoe het gehele geschil opnieuw aan het hof voor te leggen, zodat het hof een zelfstandige beoordeling van het geschil, op de voet van de gewijzigde vorderingen, zal geven.
5 De voornaamste, aan het geschil ten grondslag liggende feiten worden door het hof als volgt geresumeerd.
5.1 [appellant 1] drijft sedert januari 1983 een veehouderij aan de [gebied A] in [plaats]. [appellant 2] is een projectontwikkelaar, gevestigd in dezelfde plaats.
5.2 [appellant 1] zou zijn bedrijf willen uitbreiden maar ziet zich in de mogelijkheden daartoe beperkt door de inmiddels in de nabije omgeving tot stand gekomen ofwel geprojecteerde woonbebouwing. Daarom is het plan gerezen dat [appellant 1] zijn bedrijf verplaatst naar een locatie in het buitengebied, waarna [appellant 2] op de thans bij [appellant 1] in gebruik zijnde locatie woonbebouwing zou kunnen ontwikkelen. Hiertoe is de medewerking van de gemeente nodig, voornamelijk op planologisch gebied.
5.3 In de aanloop naar een uitvoering van dit plan zijn tussen [appellanten] en de gemeente fricties ontstaan. Partijen hebben getracht hiervoor een oplossing te vinden in een mediationprocedure. Deze procedure is geëindigd met een overeenkomst, gedateerd 11 juli 2008 (hierna: de overeenkomst), waarvan de voor dit geding belangrijkste bepalingen – verkort weergegeven – luiden:
5. De kwestie aan de [gebied A] te [plaats] wordt […] opgelost. De gemeente zal een bestemmingsplan opstellen en in procedure brengen dat voorziet in een gefaseerde (woningbouw-)ontwikkeling van het gebied.[…]. Bouwvergunning(-en) worden verleend op basis van dit op te stellen bestemmingsplan:
1e fase […]
De gemeente is bereid mee te werken aan een landelijk ingepast bouwplan ten behoeve van 8 senioren wooneenheden in de vrije sector aan de [gebied A] en zal daartoe de nodige procedures entameren en zal daartoe de inspanningsverplichting op zich nemen deze ontwikkelingen in het hiervoor genoemde bestemmingsplan mogelijk te maken.
Alle oude bedrijfsopstallen […] met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning worden door de heer [appellant 1] terstond gesloopt en volledig verwijderd na het verlenen van de sloopvergunning, ten einde de bebouwing mogelijk te maken. […] De agrarische activiteiten ter plaatse, vallend binnen de rode contour, zullen na het sluiten van deze overeenkomst worden gestaakt. […]
2e fase […]
Partijen streven ernaar het melkveebedrijf, inclusief bedrijfswoning, van de heer [appellant 1] (op termijn) naar de locatie ten zuiden van de eerste tocht […] te verplaatsen. […] In 2008 zal de verplaatsingsprocedure worden opgestart en zal de gemeente in gesprek treden met de provincie Zuid-Holland. De gemeente streeft ernaar de ruimtelijke procedure in 2011 af te ronden. […]
Om de verplaatsing van het melkveebedrijf van de heer [appellant 1] te bekostigen zal tevens medewerking worden verleend voor de bouw van nogmaals 8 senioren wooneenheden in de vrije sector aan de [gebied A]. […]
3e fase […]
Na verplaatsing van het melkveebedrijf van de heer [appellant 1] zullen alle bedrijfsopstallen, exclusief de aanwezige bedrijfswoning, ter plaatsen van de oude locatie van de boerderij terstond en volledig door of namens de heer [appellant 1] worden gesloopt en verwijderd. Dit houdt in dat […] deze gronden worden (her-)ingericht als grasland en als zodanig worden gebruikt.
Het melkveebedrijf van [appellant 1] zal in eerste instantie worden ontsloten via de voorgestelde weg, zoals blijkt uit bijlage 6. Na verplaatsing van het bedrijf, of zoveel eerder als mogelijk is, zal het bedrijf worden ontsloten via de toekomstige rotonde bij de eerste tocht. De te realiseren woningbouw zal ook via de bovenstaande wegen worden ontsloten.
5.4 Na het ondertekenen van de overeenkomst heeft de gemeente, nog in 2008, voorbereidingen getroffen om te geraken tot de uitvoering van de gemaakte afspraken. In het kader daarvan heeft zij een accountmanager aangewezen in de persoon van [B]. Daarnaast is een ambtelijk projectleider, [C], aangesteld die de werkzaamheden voor het opstellen en in procedure brengen van één of meer ontwerp-bestemmingsplannen voor het desbetreffende gebied coördineert.
5.5 De gemeente heeft het noodzakelijk geoordeeld om het in procedure brengen van de nodige ontwerp-bestemmingsplannen te laten voorafgaan door het doen opstellen van een stedenbouwkundige visie onder de benaming "[gebied A e.o.]". De raadscommissie Ruimtelijke Zaken heeft met die visie ingestemd. Verder heeft de gemeenteraad een voorbereidingskrediet beschikbaar gesteld voor het planologisch faciliteren van de verplaatsing van het melkveebedrijf van [appellant 1] en de bouw van twee keer acht seniorenwooneenheden. Op basis daarvan heeft de gemeente RBOI - Rotterdam BV opdracht gegeven voor de werkzaamheden, verband houdend met het opstellen van de beide voor de genoemde werken noodzakelijke bestemmingsplannen.
5.6 De gemeente heeft bij memorie van antwoord als productie 8 schema's in het geding gebracht die de planningen weergeven voor de onderscheiden stappen die doorlopen moeten worden. Deze tijdpaden voorzien erin dat de terinzagelegging van de bestemmingsplannen voor de boerderijverplaatsing en de seniorenwooneenheden – na de gebruikelijke tussenstappen van opstellen voorontwerpen, wettelijk overleg ex artikel 3.1.1 Wro, inspraak, behandeling in de raadscommissie Ruimtelijke Zaken – zal plaatsvinden in februari respectievelijk maart 2010. De vaststelling door de gemeenteraad is voorzien in juli 2010 en de inwerkingtreding van de vastgestelde plannen in september 2010. Intussen kunnen [appellanten] werken aan de (formele) voorbereiding van hun bouwplannen en de aanvragen voor de bouwvergunningen.
6 De primaire vordering in hoger beroep strekt er primair toe dat het hof de gemeente zal veroordelen om binnen tien dagen aan het college van burgemeester en wethouders op te dragen binnen tien dagen daarna ontwerp-bestemmingsplannen op te (laten) stellen, vast te (laten) stellen en ter inzage te (laten) leggen. Het hof oordeelt hierover als volgt.
Tussen partijen is niet in geschil dat de gemeente de eerste stappen die moeten leiden tot de terinzagelegging van de ontwerp-bestemmingsplannen inmiddels heeft gezet. In zoverre hebben [appellanten] bij hun vordering geen belang.
[appellanten] wensen een versnelling van de stappen die de gemeente zet. De overeenkomst biedt geen aanknopingspunt om die wens in rechte te honoreren. In de overeenkomst is een tijdpad opgenomen dat begint met voorbereidingen vanaf 2008 (die door de gemeente zijn getroffen) en afronding van de planologische procedures in 2011. Dit tijdpad is geconstrueerd als een inspanningsverbintenis van de gemeente, niet als een resultaatsverbintenis. Zo lang de gemeente een tijdpad volgt dat het in beginsel mogelijk maakt de planologische procedures in 2011 afgerond te hebben komt de gemeente haar verplichtingen uit de overeenkomst na.
7 De primaire vordering in hoger beroep strekt er subsidiair toe dat het hof de gemeente in goede justitie een termijn stelt voor (de voorbereidingen tot) de terinzagelegging van de ontwerp-bestemmingsplannen.
Het hof acht geen grond aanwezig de gemeente een dergelijke termijn te stellen. De sub 5.6 besproken tijdschema's worden door het hof realistisch en redelijk geacht; door [appellanten] zijn geen feiten en omstandigheden gesteld die moeten doen vrezen dat de schema's niet gehaald worden althans dat de planologische procedures niet in 2011 afgerond zullen worden.
Ten overvloede overweegt het hof hierbij nog het volgende. Het is het hof niet ontgaan dat de verhoudingen tussen partijen gespannen zijn. Om die reden heeft het hof er bij de pleidooien op aangedrongen dat partijen, die nog steeds hetzelfde einddoel voor ogen hebben, hand in hand verder zouden gaan met de uitvoering van de overeenkomst. Niet onbelangrijk daarbij is dat in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening niet alleen de regiefunctie van de gemeente is verstevigd maar ook de financiële uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan (exploitatieplan) een essentieel aandachtspunt in de besluitvorming is geworden. Met name op dit punt zullen [appellanten] nauw moeten samenwerken met de gemeente en zal inschikkelijkheid van hun zijde van belang zijn. Tegelijk ligt hierin een kritisch aspect van het tijdpad van de gemeente besloten. Het hof benadrukt daarom nogmaals het belang dat beide partijen hebben bij het begraven van de strijdbijl en bij een constructieve samenwerking.
8 De subsidiaire vordering in hoger beroep strekt ertoe dat het hof de gemeente zal opdragen mee te werken aan een nieuwe mediationprocedure. De gemeente heeft zich daartegen verzet. Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
Weliswaar hebben partijen in de overeenkomst vastgelegd dat zij in het geval van een nieuw geschil, verband houdend met het geschil dat met de overeenkomst is beslecht, wederom zullen trachten met behulp van mediation daarvoor een oplossing te vinden, rechtens moet evenwel aangenomen worden dat het partijen, gelet op de aard van het middel van mediation, te allen tijde vrijstaat hun medewerking daaraan alsnog te onthouden dan wel die om hen moverende redenen te beëindigen. Reeds op deze grond kan ook de subsidiaire vordering niet toegewezen worden.
9 Het voorgaande leidt ertoe dat zowel de primaire als de subsidiaire vordering moeten worden afgewezen en mitsdien dat het beroepen vonnis moet worden bekrachtigd. Bij deze uitkomst past dat [appellanten] worden veroordeeld in de proceskosten van de gemeente in hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
? bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van 28 mei 2009 van de voorzieningenrechter in de rechtbank te 's-Gravenhage;
? veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding aan de zijde van de gemeente, begroot op € 313,- voor griffierecht en € 2.682,- voor salaris advocaat;
? verklaart dit arrest met betrekking tot de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Dupain, J. Kramer en J.C.N.B. Kaal en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 november 2009 in aanwezigheid van de griffier.