ECLI:NL:GHSGR:2009:BK5276

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-000434-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake inbraak, bedreiging en schuldheling

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 30 november 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht. De verdachte is beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder het wederrechtelijk binnendringen in de woning van zijn ex-vriendin, bedreiging van haar broer en het verwerven van een vermoedelijk gestolen mobiele telefoon. De verdachte heeft meermalen zonder toestemming de huurwoning van zijn ex-vriendin betreden, waarbij hij op een gegeven moment de achterdeur heeft geforceerd. Dit gedrag heeft geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid bij de ex-vriendin en haar dochter. Daarnaast heeft de verdachte de broer van zijn ex-vriendin met de dood bedreigd, wat ook angst heeft veroorzaakt. Tot slot heeft hij een mobiele telefoon verworven waarvan hij had moeten vermoeden dat deze gestolen was, wat hem schuldig maakt aan schuldheling. Het hof heeft geoordeeld dat niet alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn, en heeft de verdachte vrijgesproken van enkele beschuldigingen. De verdachte is echter wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, en moet een schadevergoeding van 500 euro betalen aan het slachtoffer. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf is ook toegewezen, omdat de verdachte de voorwaarden niet heeft nageleefd. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij rekening is gehouden met de problematische relatie tussen de verdachte en het slachtoffer.

Uitspraak

rolnummer 22-000434-09
parketnummers 11-500518-08, alsmede 10-641203-08 (TUL)
datum uitspraak 30 november 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht van
13 januari 2009 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] (Marokko) op [dag] 1977,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 16 november 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van [periode] te Dordrecht, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte,
zich veelvuldig bij, danwel in de (directe) omgeving van de woning van die [slachtoffer 1] opgehouden en/of
zich meermalen, althans eenmaal (telkens) (o.a. door middel inklimming) de toegang verschaft tot de woning van die [slachtoffer 1] (waarvan éénmaal tijdens de nachtelijke uren toen die [slachtoffer 1] en haar dochter lagen te slapen) en/of die [slachtoffer 1] veelvuldig sms'jes gestuurd danwel anderszins getracht telefonisch met haar in contact te komen (voornamelijk tijdens de nachtelijke uren);
Subsidiair: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks [dag/dagen] te Dordrecht opzettelijk en wederrechtelijk een (achter)deur van een woning gelegen aan de [a-straat], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar], in elk geval een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door (met een hard en/of zwaar voorwerp) die (achter)deur (die op slot zat) te forceren/open te breken;
en/of
hij op of omstreeks de periode van [periode] te Dordrecht, op één of meer tijdstip(pen) (al dan niet gelegen in de voor de nachtrust bestemde tijd) meermalen, althans eenmaal, (telkens) wederrechtelijk (al dan niet door braak of inklimming) is binnengedrongen in een woning gelegen aan de [a-straat] en in gebruik bij [slachtoffer 1], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
2:
hij op of omstreeks [dag] 2008 te Dordrecht [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "Ik ga weg maar je moet niet denken dat ik voor jou wegga. Ik kom terug en je weet hoe ik ben, ik knal je kapot. Je weet nog van de Colijnstraat, ik schiet gewoon" en/of "kom maar, ik maak je kapot, ik sloop je" en/of aan de zus van die [slachtoffer 2] een sms gestuurd met de inhoud: "ok, je broertje is verleden tijd";
3:
hij op of omstreeks [dag] 2008 en/of [dag] 2008 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (mobiele) telefoon (merk: Nokia, type: 3109), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Subsidiair: voorzover het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van [periode] te Rotterdam, in elk geval in Nederland, een (mobiele) telefoon (merk: Nokia, type: 3109) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die (mobiele) telefoon wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair en 3 primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest. Omtrent de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] is beslist als nader in het vonnis omschreven. Voorts is aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opgelegd. Tot slot is de tenuitvoerlegging gelast van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 1 juli 2008 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder
1 primair en 3 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan - overeenkomstig de strekking van de vordering van de advocaat-generaal - behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij omstreeks [dag/dagen] te Dordrecht opzettelijk en wederrechtelijk een achterdeur van een woning gelegen aan de (a-straat) toebehorende aan [eigenaar heeft beschadigd door die achterdeur (die op slot zat) te forceren;
en
hij in de periode van [periode] te Dordrecht, op tijdstippen (al dan niet gelegen in de voor de nachtrust bestemde tijd) telkens wederrechtelijk (al dan niet door braak of inklimming) is binnengedrongen in een woning gelegen aan de a-straat en in gebruik bij [slachtoffer 1];
2:
hij op of omstreeks [dag] 2008 te Dordrecht [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "Ik ga weg maar je moet niet denken dat ik voor jou wegga. Ik kom terug en je weet hoe ik ben, ik knal je kapot. Je weet nog van de Colijnstraat, ik schiet gewoon" en "kom maar, ik maak je kapot, ik sloop je" en aan de zus van die [slachtoffer 2] een sms gestuurd met de inhoud: "ok, je broertje is verleden tijd";
3:
hij omstreeks de periode van [dag] 2008 tot en met [dag] 2008 te Rotterdam een mobiele telefoon merk: Nokia, type: 3109 heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van die mobiele telefoon redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1 subsidiair:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
en
In de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, meermalen gepleegd;
2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
3 subsidiair:
Schuldheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte is in de bewezenverklaarde periode meermalen de huurwoning van zijn ex-vriendin binnengegaan, terwijl zij hem daarvoor geen toestemming had gegeven. Bij één van die gelegenheden heeft de verdachte de achterdeur van die woning geforceerd. Door zijn handelwijze heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het huisrecht van zijn ex-vriendin. Bovendien is gebleken dat hij daardoor gevoelens van angst en onveiligheid bij zijn ex-vriendin en haar dochter heeft teweeggebracht.
Voorts heeft de verdachte de broer van zijn ex-vriendin met de dood bedreigd. Bedreigingen als deze brengen in het algemeen bij slachtoffers gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Tot slot heeft de verdachte een mobiele telefoon verworven, waarvan hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die gestolen was. Zodoende heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldheling. Feiten als het onderhavige bevorderen het plegen van vermogensdelicten en dienen dan ook op een zelfde wijze als vermogensdelicten te worden bestraft.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof rekening met de aannemelijk geworden omstandigheid dat het onder 1 bewezenverklaarde feit zich heeft afgespeeld tegen de achtergrond van een problematische relatie.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Het hof zal een aanzienlijk deel van die straf voorwaardelijk opleggen teneinde de verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw aan het plegen van strafbare feiten schuldig te maken.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van immateriële schade, geleden als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde, tot een bedrag van EUR 2.101,-.
In hoger beroep is deze vordering van rechtswege aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van
EUR 500,-.
Nu de advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep, leidt het hof daaruit af dat hij zich op het standpunt stelt dat ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij overeenkomstig het vonnis dient te worden beslist.
De vordering is namens de verdachte niet betwist.
Naar het oordeel van het hof is genoegzaam aannemelijk geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde. De vordering leent zich
- naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van EUR 500,-.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
EUR 500,- aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1].
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 1 juli 2008 onder parketnummer 10-641203-08 is de verdachte onder meer veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gerekwireerd tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep en zodoende gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 36f, 57, 63, 138, 285, 350 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat een op 2 (twee) maanden bepaald gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van EUR 500,- (vijfhonderd euro) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte voorts tot betaling van de wettelijke rente over voormeld toegewezen bedrag vanaf het moment dat de schade is ingetreden tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak zijn vooralsnog begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer,
[slachtoffer 1], van een bedrag van EUR 500,- (vijfhonderd euro)
voor welk bedrag in het geval volledige betaling noch volledig verhaal volgt vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 10 (tien) dagen,
met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe en gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 1 juli 2008 onder parketnummer 10-641203-08 opgelegde voorwaardelijke straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van
1 (één) maand.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Oosterhof,
mr. G.P.A. Aler en mr. H.M.A. de Groot, in bijzijn van de griffier mr. G. Schmidt-Fries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 november 2009.