Rolnummer: 22-000386-08
Parketnummer: 10-703623-06
Datum uitspraak: 2 december 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 14 januari 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [dag] 1987,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 18 november 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks [dag] 2006 te [plaats] opzettelijk een geldbedrag (t.w. 200 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [eigenaar], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking van/als stagaire, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete van € 400,- te betalen in vier maandelijkse termijnen van € 100,-.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op [dag] 2006 te [plaats] opzettelijk een geldbedrag t.w. 200 euro dat toebehoorde aan [eigenaar], en welk goed verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking als stagiaire, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
verduistering gepleegd door haar die het goed uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft een geldbedrag van EUR 200,-, die zij als caissière onder zich had, zich wederrechtelijk toegeëigend. Door aldus te handelen heeft de verdachte het door haar werkgever in haar gestelde vertrouwen grovelijk beschaamd. Een dergelijk feit brengt bovendien doorgaans ergernis en financiële schade voor de benadeelde met zich mee.
Het hof houdt rekening met het feit dat de verdachte blijkens een haar betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 oktober 2009 niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Gelet echter op de ernst van het onderhavige feit en de strafoplegging in soortgelijke zaken, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een straf als door de rechtbank is opgelegd.
Naar het oordeel van het hof heeft de behandeling van de zaak niet plaatsgevonden binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, nu het hof pas 14 maanden na instellen van het hoger beroep de stukken ter griffie heeft ontvangen.
Gelet op de voortvarende behandeling in hoger beroep, kan, naar het oordeel van het hof met de enkele constatering van deze schending worden volstaan.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van
te vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 (twintig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Oosterhof,
mr. R.A.TH.M. Dekkers en mr. B. Vermeulen, in bijzijn van de griffier mr. P. Melis.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 december 2009.
Mr. B. Vermeulen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.