Rolnummer: 22-004579-08
Parketnummer: 10-713073-07
Datum uitspraak: 2 december 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 27 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] (Suriname) op [dag] 1970,
[adres]
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 18 november 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks [dag] 2007 te Spijkenisse ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet in het gezicht, althans op/tegen het hoofd, heeft geslagen en/of gestompt (tengevolge waarvan die [slachtoffer] op de grond is gevallen) en/of tegen/op het hoofd heeft geschopt en/of getrapt (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks [dag] 2007 te Spijkenisse opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), in het gezicht, althans op/tegen het hoofd, heeft geslagen en/of gestompt (tengevolge waarvan die [slachtoffer] op de grond is gevallen) en/of tegen/op het hoofd heeft geschopt en/of getrapt (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag), waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis voorwaardelijk.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op [dag] 2007 te Spijkenisse opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer], in het gezicht, heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door het slachtoffer met gebalde vuist in het gezicht te slaan. Hij heeft daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof rekening met de omstandigheid dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 oktober 2009 niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten en neemt het hof het tijdsverloop tussen het tijdstip van het plegen van het feit en deze strafoplegging in aanmerking.
Naar het oordeel van het hof heeft de behandeling van de zaak niet plaatsgevonden binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, nu het hof pas 11 maanden na instellen van het hoger beroep de stukken ter griffie heeft ontvangen.
Gelet op de voortvarende behandeling in hoger beroep, kan, naar het oordeel van het hof met de enkele constatering van deze geringe schending worden volstaan.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van
te vervangen door hechtenis voor de tijd van 30 (dertig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Beveelt dat een op 30 (dertig) uren bepaald gedeelte van de taakstraf, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door hechtenis voor de tijd van 15 (vijftien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Oosterhof, mr. R.A.TH.M. Dekkers en mr. B. Vermeulen, in bijzijn van de griffier mr. P. Melis.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 december 2009.
Mr. B. Vermeulen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.