Rolnummer: 22-006848-08
Parketnummers: 09-760674-08 en 09-761077-08
Datum uitspraak: 19 juni 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
Meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 18 december 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 5 juni 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal - strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep - en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 09 april 2008 te Sassenheim opzettelijk een persoon (te weten M.C.T.P.), meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd en/of de rug en/of de arm(en) en/of de schouder(s), althans het lichaam, heeft gestompt en/of geslagen en/of geduwd en/of tegen de/het be(e)n(en) heeft geschopt en/of getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
ter berechting gevoegd 09-761077-08:
2. hij op of omstreeks 16 mei 2008 te Lisse opzettelijk beledigend M.J.M.S., in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "kutwijf", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, waarvan 30 uren, subsidiair 15 dagen, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de Jeugdreclassering.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op 09 april 2008 te Sassenheim opzettelijk een persoon (te weten M.C.T.P.) tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
2. hij op 16 mei 2008 te Lisse opzettelijk beledigend M.J.M.S., in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd het woord "kutwijf".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. Hij is dus strafbaar.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft volgens vooropgezet plan bij een fietsenhok van een middelbare school een voor hem onbekende jongen mishandeld. Hij deed dit naar aanleiding van een eerdere ruzie tussen die jongen en een vriend van de verdachte. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij zonder enige noodzaak en nota bene in aanwezigheid van een groepje medeleerlingen van het slachtoffer, inbreuk heeft gemaakt op diens lichamelijke integriteit.
Ongeveer een maand later heeft de verdachte een onderwijzeres die de verdachte meermalen tevergeefs had aangesproken op fietsen op een schoolplein, uitgescholden. Dergelijk gedrag geeft blijk van disrespect en bemoeilijkt bovendien op onacceptabele wijze het werk van leerkrachten.
Uit een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 mei 2009 blijkt dat hij niet eerder, maar wel na het begaan van het onderhavige feit - op 3 april 2009 wegens openlijke geweldpleging -onherroepelijk is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke werkstraf, met reclasseringscontact.
In de rapportage d.d. 29 augustus 2008 van de Raad voor de Kinderbescherming wordt onder andere overwogen dat bij de verdachte sprake is van risico's voor de verdere ontwikkeling en dat de indruk bestaat dat hij aan het 'afglijden' is. De Raad adviseert aan de verdachte een werkstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde dat hij zich zal houden aan de aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg.
Uit de rapportage d.d. 27 maart 2009 van de Raad voor de Kinderbescherming (opgemaakt in een andere zaak tegen de verdachte) blijkt onder meer dat hij op grond van zijn politiecontacten op de zogenaamde 'Top-lijst' is geplaatst en dat zijn ouders via Bureau Jeugdzorg een coach hebben aangevraagd, die er onder meer voor moet zorgen dat de verdachte geen nieuwe politiecontacten krijgt en dat hij zijn stage in de keuken van een bejaardenhuis blijft doen. Deze coach begint in de week van 8 juni 2009, zo heeft de vader van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard.
Het hof is van oordeel dat (het onvoorwaardelijke gedeelte van) de in eerste aanleg opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf geen recht doet aan de ernst van de feiten: een deels voorwaardelijke werkstraf met het navermelde grotere onvoorwaardelijk gedeelte is naar 's hofs oordeel passend en geboden.
Hoewel inmiddels een gezinscoach bij de verdachte is betrokken, hetgeen het hof een positieve ontwikkeling vindt, en bij vonnis van 3 april 2009 al reclasseringscontact is opgelegd, acht het hof dat laatste - mede vanuit een oogpunt van speciale preventie - ook in de onderhavige zaak niettemin noodzakelijk.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 266 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van
te vervangen door jeugddetentie voor de duur van
voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Beveelt dat een op 20 (twintig) uren bepaald gedeelte van de taakstraf, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 10 (tien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van
2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet
heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Jeugdreclassering.
Draagt aan deze instelling op aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
Dit arrest is gewezen door mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen, mr. J.A.C. Bartels en mr. P.H. Holthuis, in bijzijn van de griffier mr. W.R. van Hattum.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 juni 2009.
Mr. Holthuis is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.