ECLI:NL:GHSGR:2009:BK5211

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-005280-08
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen in Kapelle

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 12 mei 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Middelburg. De verdachte, geboren in 1994, werd beschuldigd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen meerdere personen op 24 januari 2008 in de gemeente Kapelle. De verdachte had samen met schoolvrienden een andere groep jongeren opgewacht en hen met fietsen de doorgang geblokkeerd. Ondanks dat de verdachte zelf geen geweldshandelingen heeft verricht, oordeelde het hof dat hij een significante bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde openlijke geweld door deel te nemen aan de blokkade en de achtervolging van de andere groep. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan, maar sprak hem vrij van andere, niet bewezen verklaarde, tenlasteleggingen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van tien uren, met een proeftijd van twee jaar, en een subsidiaire jeugddetentie van vijf dagen. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door C.M.S., werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, mede gezien de leeftijd van de verdachte ten tijde van het delict. Het hof heeft de ernst van het feit en de impact op de samenleving in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005280-08
Parketnummer: 12-705601-08
Datum uitspraak: 12 mei 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
Meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Middelburg van 1 oktober 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 28 april 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 januari 2008, met een ander of anderen, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen J.M.L. en/of H.C.M.S. en/of C.H., welk geweld bestond uit het:
- in de gemeente Kapelle, op of aan een openbare weg (nabij de Petrakerk) opwachten van die L. en/of S. en/of H. en/of
- (met fietsen) blokkeren van die openbare weg en/of belemmeren van de doorgang op die openbare weg en/of
- in de gemeente Kapelle en/of de gemeente Goes, op of aan een of meerdere openbare weg(en) (in groepsverband) achtervolgen van die L. en/of S. en/of H. (met de fiets) en/of
- in de gemeente Goes, op of aan de openbare weg, de Kapelseweg, in elk geval op of aan een openbare weg, tegen de fiets van die L. trappen/schoppen en/of
- met meerdere personen bespringen/belagen van die L. en/of
- vasthouden/beetpakken en/of (meermalen) in/tegen het gezicht slaan/stompen van die L. en/of
- (meermalen) op/tegen het (achter)hoofd van die L. trappen/schoppen en/of
- tegen de knie en/of tegen de heup trappen/schoppen van die L. en/of
- (meermalen) tegen de rug van die L. slaan/stompen en/of
- in/tegen het gezicht slaan/stompen van die S. en/of - (meermalen) schoppen/trappen en/of slaan/stompen van die H.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van tien uren met een proeftijd van een jaar, subsidiair vijf dagen jeugddetentie, met niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in zijn vordering.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 januari 2008 openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen J.M.L. en H.C.M.S. en C.H., welk geweld bestond uit het:
- in de gemeente Kapelle, op of aan een openbare weg (nabij de Petrakerk) opwachten van die L. en S. en H. en
- (met fietsen) blokkeren van die openbare weg en belemmeren van de doorgang op die openbare weg en
- in de gemeente Kapelle of de gemeente Goes, op of aan een of meerdere openbare weg(en)(in groepsverband) achtervolgen van die L. en S. en H. (met de fiets) en
- in de gemeente Goes, op of aan de openbare weg, de Kapelseweg, in elk geval op of aan een openbare weg, tegen de fiets van die L. trappen/schoppen en
- met meerdere personen bespringen/belagen van die L. en
- vasthouden/beetpakken en (meermalen) in/tegen het gezicht slaan/stompen van die L. en
- op/tegen het (achter)hoofd van die L. trappen/schoppen en
- in/tegen het gezicht slaan/stompen van die S. en
- (meermalen) schoppen/trappen en slaan/stompen van die H.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsoverweging
De verdachte heeft samen met schoolvrienden een andere groep jongeren opgewacht en met fietsen de doorgang voor hen geblokkeerd. De verdachte was er van tevoren van op de hoogte dat er zou worden gevochten. Toen die andere groep de blokkade voorbij was gereden, heeft de verdachte hen samen met de anderen achtervolgd en ingehaald. Daarna heeft een vechtpartij plaatsgevonden. De verdachte heeft zelf niets gedaan; hij heeft er bij gestaan en heeft er naar gekeken. Na de vechtpartij is iedereen weer naar zijn fiets gelopen en zijn de verdachte en de anderen weer doorgefietst.
Nu de verdachte heeft meegedaan aan de blokkade en de achtervolging, is naar 's hofs oordeel sprake van een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het gepleegde openlijke geweld. Ook is daarmee sprake van opzet op het openlijke geweld bij de verdachte, temeer nu hij wist dat er zou worden gevochten. Het hof hecht geen geloof aan zijn - pas ter zitting in hoger beroep afgelegde - verklaring, inhoudende dat na de blokkade een deel van zijn groep achter de andere groep is aangefietst, terwijl hij zelf op afstand bleef. Het hof gaat ervan uit dat hij steeds onderdeel is blijven uitmaken van zijn groep en zich niet op enig moment heeft gedistantieerd zoals de verdachte ook volmondig heeft erkend in zijn hieronder genoemde verklaring bij de politie. Het hof hecht waarde aan deze verklaring, omdat zij is afgelegd vlak na het gebeurde en veel details bevat die ook terug komen in verklaringen van anderen. Tot slot wordt opgemerkt dat de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg ook heeft erkend achter de andere groep te zijn aangefietst.
Verweer
Het door de raadsman gevoerde verweer, inhoudende dat de verdachte deels dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging nu de handelingen die in de tenlastelegging achter de eerste drie gedachtestreepjes staan vermeld geen openlijke geweldpleging opleveren, wordt verworpen. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat die handelingen in onderling verband en samenhang dienen te worden bezien met de overige (gewelds)handelingen. Immers was sprake van een vooropgezet plan om geweld te plegen, waarvan die handelingen deel uitmaakten (opwachten en blokkeren) of gingen uitmaken (achtervolgen).
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. Hij is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder in aanmerking genomen dat de verdachte zich door zijn hiervoor vermelde handelwijze heeft mede schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Een feit als het onderhavige versterkt in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid op straat.
Het hof heeft kennis genomen van een de verdachte betreffende rapportage d.d. 12 februari 2009 van de Raad voor de Kinderbescherming, waarin onder meer wordt vermeld dat er geen risico's zijn voor de verdere ontwikkeling en evenmin aanwijzingen voor achterliggende problematiek.
Bij het vormen van zijn oordeel met betrekking tot de op te leggen straf heeft het hof laten meewegen dat de verdachte geen geweldshandelingen heeft verricht.
Mede in het licht daarvan is het hof van oordeel dat - bij wijze van waarschuwing - het opleggen van een voorwaardelijke werkstraf van na te melden korte duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft H.C.M.S. zich middels zijn wettelijk vertegenwoordiger C.M.S. als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van EUR 318,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof is de benadeelde partij - gelet op de leeftijd van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde - niet-ontvankelijk in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van
10 (tien) uren,
te vervangen door jeugddetentie voor de duur van
5 (vijf) dagen
voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Beveelt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart de benadeelde partij H.C.M.S. niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit arrest is gewezen door mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, mr. R.C.A. Duindam en mr. J.A.C. Bartels, in bijzijn van de griffier mr. W.R. van Hattum.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 mei 2009.