1. De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder “2. De feiten” een aantal feiten vastgesteld. Deze zijn in hoger beroep niet bestreden, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
2.Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1 De Stichting is bij notariële akte van 24 april 1987 opgericht en heeft ten doel (artikel 3 van haar statuten):
“Behartiging van de geestelijke belangen van diegenen van Marokkaanse oorsprong, die verblijven in Nederland, in het bijzonder ook in (delen van) Rotterdam-Zuid, speciaal ook door het bieden van mogelijkheden ten behoeve van het houden van godsdienst-oefeningen en het (doen) geven van godsdienstig onderwijs en onderricht, alles binnen de leer van de Islam”.
De Stichting kent een bestuur en thans geen inspraak- of raadplegingsregeling meer.
2.2 Ter verwezenlijking van haar doelstellingen houdt de stichting een moskee in stand aan de Polderlaan 84C te Rotterdam (hierna: de moskee).
2.3 De Stichting is doende een nieuwe moskee te bouwen aan het Vredesplein te Rotterdam. Daartoe worden haar financiële middelen ter beschikking gesteld door de Al Maktoum Foundation van Sheikh Hamdan bin Rashid Al Maktoum uit Dubai, Verenigde Arabische Emiraten. Diverse bestuursleden van de Stichting wonen niet in Rotterdam, maar in de Verenigde Arabische Emiraten dan wel in Ierland. In het bestuur hebben gedelegeerden van de Al Maktoum Foundation zitting.
2.4 [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] zijn al jarenlang bezoekers van de moskee. Zij, en ook familie en bekenden van hen, hebben (grote) donaties gedaan ten behoeve van (onder meer) de aankoop en het onderhoud van de panden waar de moskee is gevestigd. Zij vinden de besluitvorming binnen de Stichting niet transparant, in het bijzonder rond de (vertraagde) bouw van de nieuwe moskee. Zij wensen inzage in de boekhouding van de Stichting en zijn van oordeel dat het bestuur van de Stichting dient te bestaan uit personen met een achtergrond in de Marokkaanse gemeenschap in Rotterdam, om de primaire doelstelling van de Stichting voldoende in het gezichtsveld te houden.
2.5 Een aantal vaste bezoekers van de moskee heeft in oktober 2006 de stichting Stichting Gemeenschap Moskee Essalam opgericht met als doelomschrijving onder meer “het behartigen van de belangen van bezoekers van de Essalam Moskee”. Deze stichting beoogt bij het bestuur van de Stichting de onder 2.4 genoemde zaken onder de aandacht brengen.
2.6 Op 7 oktober 2007 werd in de moskee - door in ieder geval [appellant sub 1]- opgeroepen om ten strijde te trekken tegen het bestuur van de Stichting.
2.7 Bij brieven van 1 november 2007 is door mr. Debije namens de Stichting en haar bestuursleden [bestuurslid A] en [bestuurslid B] de toegang tot de moskee ontzegd aan [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4]. Als reden daarvoor werd in de brieven vermeld:
“(…) dat u - met anderen die zich presenteren onder de noemer van de Stichting Gemeenschap Essalam Moskee - zich bij herhaling schuldig heeft gemaakt aan acties die onrechtmatig zijn jegens hen. Ik roep in herinnering het herhaaldelijk uiten van valse beschuldigingen van verduistering en financiële malversaties, het ventileren van die valse beschuldigingen via de pers, de herhaalde persoonlijke bedreigingen aan het adres van cliënten, en (ook recentelijk nog) opruiend gedrag in de moskee van cliënten.”
2.8 Bij brief van 4 november 2007 hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] aan de Stichting geschreven dat zij zich nooit schuldig hebben gemaakt aan wat dan ook en dat zij het recht hebben om in de moskee te blijven bidden.
2.9 Na afloop van de gebedsdienst op 14 maart 2008 heeft [appellant sub 1]in de moskee met gebruikmaking van de microfoon opgeroepen tot een bijeenkomst van voornoemde Stichting Gemeenschap Moskee Essalam. Daarbij is aangegeven dat het bestuur van de Stichting nog immer geen enkele openheid wil geven over de financiële situatie van de moskee en met name niet met betrekking tot de besteding van donaties, en dat zulks een onwenselijke situatie wordt geacht.
2.10 In eerste aanleg vorderde de Stichting - zakelijk weergegeven - dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [appellanten] zal verbieden om - gedurende een periode van twee jaar na het in dezen te wijzen vonnis - de moskee van de Stichting te betreden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van [appellanten] in de proceskosten.
2.11 Bij het bestreden vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, heeft de voorzieningenrechter [appellanten] verboden om gedurende een periode van zes maanden de moskee van de Stichting te betreden, zulks op straffe van verbeurte van een (gemaximeerde) dwangsom, met veroordeling van [appellanten] in de proceskosten.