Rolnummer: 22-001324-08
Parketnummers: 10-640059-07 en 10-643822-07
Datum uitspraak: 1 december 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 25 januari 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1989,
thans verblijvende in Rijksinrichting voor Jongens ‘De Hartelborgt’ te Spijkenisse.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van
24 maart 2009 en 17 november 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaardingen met de parketnummers
10-640059-07 en 10-643822-07.
Het hof heeft de feiten die in deze dagvaardingen zijn opgenomen van een doorlopende nummering voorzien.
Het zal die nummering in dit arrest aanhouden.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 februari 2007 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk genoemde [slachtoffer 1]
- tegen de grond gewerkt en/of
- meermalen, althans eenmaal, bij de nek/hals beetgepakt en/of
- meermalen, althans eenmaal, geslagen en/of
- in de buik, althans tegen het lichaam, geschopt en/of getrapt en/of
- in het gezicht geslagen en/of gestompt en/of
- (stevig) vastgehouden en/af
- (met plakband/tape) de voeten en/of de handen vastgebonden en/of
- een arm/de armen vastgebonden (met het snoer van een föhn) en/of
- een doek in de mond gestopt en/of gedrukt en/of
- plakband/tape om de mond en/of de nek en/of het hoofd gedaan en/of
- een hand voor en/of op de mond gehouden en/of
- naar de kast gesleept en/of
- in een kast heeft opgesloten,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal van een horloge en/of een geldbedrag en/of een kluis en/of een auto, Renault Clio gekentekend [kenteken], en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 februari 2007 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een horloge en/of een geldbedrag en/of een kluis en/of een auto, Renault Clio gekentekend [kenteken], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- tegen de grond werken en/of
- meermalen, althans eenmaal, bij de nek/hals beetpakken en/of
- meermalen, althans eenmaal, slaan en/of
- in de buik, althans tegen het lichaam, schoppen en/of trappen en/of
- in het gezicht slaan en/of stompen en/of
- (stevig) vasthouden en/of
- (met plakband/tape) de voeten en/of de handen vastbinden en/of
- een arm/de armen vastbinden (met het snoer van een föhn en/of
- een doek in de mond stoppen en/of drukken en/of
- plakband/tape om de mond en/of de nek en/of het hoofd doen en/of
- een hand voor en/of op de mond houden en/of
- naar de kast slepen en/of
- in de kast opsluiten,
ten gevolge van welk feit genoemde [slachtoffer 1] is overleden;
2.
hij op of omstreeks 21 januari 2007 te Rotterdam
op de openbare weg, de Papegaaistraat tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en/of een portemonnee met inhoud (waaronder geld en/of een bankpas en/of een toegangspas van TNT) en/of een horloge en/of een sleutelbos, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- die [slachtoffer 2] (onverhoeds) vastpakken en/of vasthouden, en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 2] ten val brengen, en/of
- (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag) schoppen en/of trappen en/of slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2], en/of
- doorzoeken van de/een zak(ken) van die [slachtoffer 2], en/of
- pakken van de portemonnee en/of mobiele telefoon en/of sleutelbos uit de/een zak(ken) van die [slachtoffer 2], en/of
- pakken van het horloge van een arm van die [slachtoffer 2];
3.
hij op of omstreeks 13 januari 2007 te Rotterdam
op de openbare weg, de Westerstraat, in elk geval op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud (waaronder een rijbewijs en/of identiteitspapieren en/of bankbescheiden) en/of een mobiele telefoon en/of huissleutels en/of autosleutels en/of een auto (merk BMW, type 3ER, kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [bedrijf X], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- (onverhoeds) (met kracht) die [slachtoffer 3] op/tegen het (achter)hoofd slaan en/of stompen, en/of
- die [slachtoffer 3] ten val brengen, en/of
- die [slachtoffer 3] (met kracht) met het hoofd op/tegen de grond duwen, en/of
- doorzoeken van de/een zak(ken) van die [slachtoffer 3], en/of
- pakken van de portemonnee en/of mobiele telefoon en/of huissleutels en/of autosleutels uit de zak(ken) van die [slachtoffer 3];
4.
hij op of omstreeks 01 februari 2007 te Rotterdam
op de openbare weg(en) de Parklaan en/of de Coolsingel, in elk geval op een openbare weg, meermalen, althans eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee en/of een mobiele telefoon en/of geld (negenhonderdvijftig euro of daaromtrent), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te ronken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (negenhonderdvijftig euro of daaromtrent), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- die [slachtoffer 4] (onverhoeds) vastpakken, en/of
- die [slachtoffer 4] een hand op de mond leggen, en/of
- die [slachtoffer 4] in het gezicht slaan en/of stompen, en/of
- doorzoeken van de zakken van die [slachtoffer 4], en/of
- pakken van de portemonnee en/of mobiele telefoon uit de zakken van die [slachtoffer 4], en/of
- die [slachtoffer 4] (telkens) dwingen naar (een) pinautoma(a)t(en) te lopen/gaan, en/of
- (telkens dicht) achter die [slachtoffer 4] gaan/blijven lopen en/of die [slachtoffer 4] (telkens) in de rug duwen, en/of
- (telkens daarbij) die [slachtoffer 4] toevoegen van de woorden: "ik heb een pistool" en/of "ik heb een mes" en/of "het is veel te weinig, loop naar een pinautomaat" en/of "je kan je spullen terugkrijgen als je voor ons gaat pinnen";
5.
hij op of omstreeks 06 maart 2007 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een restaurant gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een slof sigaretten en/of drie flessen (sterke) drank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Restaurant [restaurant A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van inklimming, te weten door via een (kapot) dakkraam voornoemd restaurant binnen te gaan;
6.
hij op of omstreeks 19 februari 2007 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een tas en/of een rijbewijs en/of diverse passen en/of een laptop en/of een portemonnee, in elk geval enig, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s), zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van inklimming, te weten door op/over het balkon van voornoemde woning te klimmen en/of (vervolgens) voornoemde woning binnen te gaan;
7.
hij in of omstreeks de periode van 13 februari 2007 en
14 februari 2007 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen autosleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van inklimming, te weten door via een raam voornoemde woning binnen te gaan;
8.
hij in of omstreeks de periode van 13 februari 2007 en
14 februari 2007 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een auto (Hyundai Atos-Prime, kleur geel, kenteken [kenteken]) en/of
- een auto (Peugeot 307, kleur blauw, kenteken [kenteken]),
in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door die auto(’s) (telkens) met een sleutel, tot het gebruik waartoe hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren, in elk geval een valse sleutel, te starten.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 3 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder
1 primair, 2, 4 eerste en tweede cumulatief/alternatief, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde - met toepassing van het meerderjarigenstrafrecht - veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van voorarrest, en is gelast dat de verdachte terbeschikking wordt gesteld met bevel dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege wordt verpleegd. Voorts is beslist omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Verzoek tot horen getuige
Op de regie-zitting van 24 maart 2009 is de onderhavige zaak naar de raadsheer-commissaris verwezen teneinde onder meer de door de verdediging verzochte getuige
[getuige A] te horen. In een proces-verbaal van bevindingen is door de raadsheer-commissaris opgenomen dat het verhoor niet heeft plaatsgevonden, daar de getuige – kort gezegd – onvindbaar bleek. De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting van 17 november 2009 aangegeven dat hij blijft bij zijn verzoek en geen afstand van de getuige doet. Het hof heeft dit verzoek ter terechtzitting afgewezen, daar het – gelet op voornoemd proces-verbaal van bevindingen – onaannemelijk is dat de getuige binnen een aanvaardbare termijn ter terechtzitting zal verschijnen. Voorts is overwogen dat indien bij de beraadslaging mocht blijken dat het horen van deze getuige in het kader van de waarheidsvinding alsnog noodzakelijk wordt geacht, het hof hierover nader zal beslissen. Het hof ziet evenwel geen reden om op bovengenoemde beslissing terug te komen, nu het hof zich voldoende voorgelicht acht.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 4 eerste en tweede cumulatief, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 21 februari 2007 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk genoemde [slachtoffer 1]
- tegen de grond gewerkt en
- bij de nek beetgepakt en
- meermalen geslagen en
- in de buik geschopt en/of getrapt en
- in het gezicht geslagen en/of gestompt en
- stevig vastgehouden en
- met plakband/tape de voeten vastgebonden en
- de armen vastgebonden met het snoer van een föhn en
- een doek in de mond gestopt en
- plakband/tape om de mond en/of de nek en het hoofd gedaan en/of
- een hand voor en/of op de mond gehouden en
- naar de kast gesleept en
- in een kast opgesloten,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal van een horloge en een geldbedrag en een kluis en een auto, Renault Clio gekentekend [kenteken], en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en of aan de andere deelnemer straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
2.
hij op 21 januari 2007 te Rotterdam
op de openbare weg, de Papegaaistraat tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en een portemonnee met inhoud, waaronder geld en een bankpas en een toegangspas van TNT en een horloge en een sleutelbos,
toebehorende aan [slachtoffer 2],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld bestond uit het
- die [slachtoffer 2] onverhoeds vastpakken en vasthouden, en
- vervolgens die [slachtoffer 2] ten val brengen, en
- terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag schoppen en slaan en/of stompen tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 2], en
- doorzoeken van de zakken van die [slachtoffer 2];
4.
hij op 01 februari 2007 te Rotterdam
op de openbare wegen de Parklaan en de Coolsingel, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee en een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 4], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, negenhonderdvijftig euro, toebehorende aan die [slachtoffer 4],
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- die [slachtoffer 4] onverhoeds vastpakken, en
- die [slachtoffer 4] een hand op de mond leggen, en
- die [slachtoffer 4] in het gezicht slaan en/of stompen, en
- doorzoeken van de zakken van die [slachtoffer 4], en
- die [slachtoffer 4] telkens dwingen naar pinautomaten te lopen, en
- telkens dicht achter die [slachtoffer 4] blijven lopen en die [slachtoffer 4] in de rug duwen, en
- die [slachtoffer 4] toevoegen van de woorden: "ik heb een pistool" en "ik heb een mes" en "het is veel te weinig, loop naar een pinautomaat";
5.
hij op 06 maart 2007 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een restaurant gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een slof sigaretten en drie flessen sterke drank, toebehorende aan Restaurant [restaurant A],
waarbij zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van inklimming, te weten door via een kapot dakkraam voornoemd restaurant binnen te gaan;
6.
hij op 19 februari 2007 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een tas en een rijbewijs en diverse passen en een laptop en een portemonnee, toebehorende aan [slachtoffer 5],
waarbij zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van inklimming, te weten door op het balkon van voornoemde woning te klimmen en vervolgens voornoemde woning binnen te gaan;
7.
hij in de periode van 13 februari 2007 en
14 februari 2007 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen autosleutels, toebehorende aan [slachtoffer 6], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van inklimming, te weten door via een raam voornoemde woning binnen te gaan;
8.
hij in de periode van 13 februari 2007 en
14 februari 2007 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een auto (Hyundai Atos-Prime, kleur geel, kenteken [kenteken]) en
- een auto (Peugeot 307, kleur blauw, kenteken [kenteken]),
toebehorende aan [slachtoffer 6], waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door die auto’s telkens met een sleutel, tot het gebruik waartoe hij, verdachte en zijn mededader niet gerechtigd waren, te starten.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep – zoals verwoord in zijn pleitaantekeningen – ten aanzien van het eerste feit het verweer gevoerd dat er geen, dan wel een onvoldoende duidelijk causaal verband bestaat tussen het handelen van de verdachte en de dood van het slachtoffer.
Het hof overweegt als volgt.
Er is sprake van causaal verband wanneer gedraging en toe te rekenen gevolg in een ‘conditio sine qua non’-verband staan. Zou de aan de verdachte als gevolg van zijn gedraging toe te rekenen gebeurtenis ook hebben plaatsgevonden wanneer zijn gedraging achterwege was gebleven, dan is van enig verband tussen verdachtes gedraging en die gebeurtenis geen sprake en kan reeds op deze grond die gebeurtenis de verdachte niet als gevolg van zijn gedraging worden toegerekend.
Op 25 juni 2009 is dr. A.A. de Rotte, cardioloog, door de raadsheer-commissaris, mr. Bartels, als getuige-deskundige gehoord. Voorafgaand aan dit verhoor heeft de raadsman op 22 juni 2009 schriftelijk vragen aan de getuige-deskundige gesteld, welke door de getuige-deskundige op 24 juni 2009 ook schriftelijk zijn beantwoord. De getuige-deskundige heeft zijn verklaring afgelegd op basis van het verslag d.d. 27 september 2007 van de sectie op het lichaam van het slachtoffer, opgemaakt door dr. R. Visser, arts en patholoog.
Dr. de Rotte heeft onder meer het volgende verklaard - zakelijk weergegeven -:
“Er was littekenweefsel van een oud infarct. Verder blijkt dat er verse infarceringen waren. Bij stress gaat het hart enorm tekeer. Dat vraagt veel zuurstof. Bij een patiënt als deze kan die zuurstof onvoldoende worden aangevoerd. Dit beschadigde hart kan onder stress overgaan in een kamerritmestoornis met mogelijk dodelijke gevolgen. Daarnaast was er een virusinfectie aan de hartspier.
Een oud infarct kan altijd nog leiden tot een kamerritmestoornis, maar veel groter is de kans bij een vers infarct. Belangrijk in deze casus is dat de patiënt een teken had van een vers infarct. De stress van de overval kan een hele zware factor voor een kamerritmestoornis veroorzaken.”
Voorts heeft Dr. de Rotte nog verklaard:
“Deze patiënt mankeerde wel wat, maar hetzelfde wat hij mankeerde vinden we met grote regelmaat bij 70-jarigen.”
Het hof leidt hieruit af dat niet aannemelijk is dat het slachtoffer, als de overval niet had plaatsgevonden, eveneens op dat moment zou zijn komen te overlijden als gevolg van de bij hem reeds bestaande hartklachten.
De bevindingen van Dr. de Rotte zijn in samenhang met de bevindingen van voornoemde dr. Visser en prof. dr. Niessen als verwoord in de door hen opgemaakte rapporten.
Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat de tijdens of kort na de overval ingetreden dood van het slachtoffer in redelijkheid aan (de handelwijze van) de verdachte en zijn mededader kan worden toegerekend.
Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat het een feit van algemene bekendheid is dat een gewelddadige overval in het eigen bedrijf bij een slachtoffer gevoelens van boosheid en stress te weeg zal brengen. In dit geval komt daar nog bij dat het slachtoffer ernstig is mishandeld, zoals blijkt uit het obductieverslag van de patholoog, dr. R. Visser, die bloeduitstortingen in het gelaat en rond beide oren, een schedelbreuk, twee gebroken ribben, schaafwonden op de ledematen en de rechterschouder, alsmede een bloeduitstorting in één van beide testikels constateerde. Voorts was het slachtoffer vastgebonden, met een doek in de mond en tape over de mond, waardoor de ademhaling moet zijn bemoeilijkt, en vervolgens opgesloten. Het lijdt geen twijfel dat dit alles hevige stress heeft veroorzaakt, die bij een slachtoffer op leeftijd in de gegeven omstandigheden tot de dood kan hebben geleid.
De raadsman van de verdachte heeft voorts aangevoerd – zoals verwoord in zijn pleitaantekeningen – dat de verdachte geen opzet had op de dood van het slachtoffer, doch dat zijn opzet puur was gericht op het verkrijgen van geldelijk gewin.
Uit de bewijsmiddelen is samenvattend de volgende gang van zaken komen vast te staan. Zowel de verdachte als de medeverdachte hebben bij de politie verklaard dat ze gepland hadden om iemand te beroven. Toen ze het slachtoffer de bakkerij zagen binnengaan, hebben ze het plan opgevat om het geld uit de bakkerij te bemachtigen. In de zoektocht naar geld is door beide verdachten fors geweld tegen het slachtoffer uitgeoefend. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij voorzag dat het slachtoffer het geld niet zomaar af zou geven en tegen kon stribbelen. Aldus was de verdachte zich bewust van de aanmerkelijke kans dat er, nog daargelaten in welke vorm precies, geweld gebruikt zou moeten worden om het slachtoffer het in de bakkerij aanwezige geld te doen afgeven. Desondanks heeft hij zich niet van de uitvoering van het plan laten weerhouden en daarmee heeft hij de kans op het overlijden van het slachtoffer als gevolg daarvan ook aanvaard.
Uit de bewijsmiddelen kan worden opgemaakt dat het in ieder geval voor de mededader duidelijk was dat het slachtoffer het zwaar had als gevolg van het op hem uitgeoefende geweld. Zo heeft hij onder meer verklaard - zakelijk weergegeven - dat het slachtoffer af en toe het bewustzijn verloor en moeilijk ademde. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij als getuige verklaard dat de verdachte zich steeds in een straal van ongeveer één meter bij hem vandaan bevond. Het hof gaat er daarom vanuit dat het ook voor de verdachte duidelijk moet zijn geweest dat de gezondheid van het slachtoffer in gevaar was. In plaats van zich om het slachtoffer te bekommeren is hij echter doorgegaan met proberen om de inmiddels ontdekte kluis van de muur te krijgen. De geweldplegingen jegens het slachtoffer zijn ondertussen doorgegaan: er is nog een doek in de mond van het slachtoffer gestopt en vervolgens is het slachtoffer moeilijk ademend in een kast gezet en achtergelaten. Op basis van deze feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van zijn handelen en dat van zijn mededader zou komen te overlijden.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Medeplegen van doodslag, gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en of aan de andere deelnemer straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
Ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
Ten aanzien van het onder 7 bewezenverklaarde:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
Ten aanzien van het onder 8 bewezenverklaarde:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte heeft het hof onder meer acht geslagen op de Pro Justitia rapportages van drs. B.E.A van der Hoorn, psychiater, en drs. M.H. Keppel, GZ- en kinder- en jeugdpsycholoog.
Met inachtneming van de beschouwingen, de conclusies en de adviezen van de gedragsdeskundigen is het hof van oordeel dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is te achten voor de bewezenverklaarde feiten.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de straf en de maatregel
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het hof heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op 21 februari 2007 samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan gekwalificeerde doodslag, één van de zwaarste delicten die de Nederlandse samenleving kent en een delict dat in het Wetboek van Strafrecht wordt bedreigd met levenslange gevangenisstraf. Het slachtoffer, een bakker, was in de vroege ochtend bezig met schoonmaakwerkzaamheden in zijn banketbakkerij, toen hij door de verdachte en zijn mededader op brute wijze is overvallen. De verdachte en zijn mededader hebben enkel aan hun eigen geldelijk gewin gedacht en het slachtoffer bij hun zoektocht naar geld zeer ernstig mishandeld. Uiteindelijk hebben zij hem, gewond en gekneveld, in hulpeloze toestand in een kast achtergelaten. Om te voorkomen dat hij uit de kast zo kunnen komen en hulp zou kunnen inroepen hebben zij nog een bureau voor de kastdeur gezet. Kort na de overval is het slachtoffer overleden. Zodoende hebben de verdachte en zijn mededader aan het slachtoffer zijn kostbaarste bezit, het leven, ontnomen.
Zijn vrouw en kinderen zullen voorts moeten leven met het nauwelijks te bevatten feit dat hun man en vader op deze wijze is gedood. Uit de zich in dossier bevindende slachtofferverklaring en uit hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep door één van de zonen van het slachtoffer naar voren is gebracht, blijkt van het verdriet dat zij hebben en de grote impact die dit op hun leven heeft.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een tweetal gewelddadige straatroven. Eén van de twee slachtoffers heeft daarbij aanzienlijk letsel opgelopen. Uit de aangifte van het andere slachtoffer blijkt dat hij het gebeuren als zeer bedreigend heeft ervaren en te verwachten valt dat beide slachtoffer nog geruime tijd te lijden hebben gehad en mogelijk nog lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen de verdachte hen heeft aangedaan.
Feiten als de onderhavige dragen bovendien ook een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter en brengen ook buiten de directe omgeving van de slachtoffers gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een inbraak in een restaurant, een tweetal woninginbraken en aan diefstal van een tweetal auto’s. De sleutels van deze auto waren uit één van de woningen weggenomen. Dergelijke delicten brengen naast ergernis en overlast ook financiële schade voor de benadeelden met zich mee. Door woninginbraken wordt bovendien ernstig inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van burgers gemaakt, wat bij veel mensen een groot gevoel van onveiligheid veroorzaakt.
Uit het dossier blijkt dat de inzendtermijn na het instellen van hoger beroep op 5 februari 2008 met ongeveer drie maanden en drie weken is overschreden. Het dossier is op 28 november 2008 bij dit hof binnengekomen. Op 24 maart 2009 heeft een regiezitting plaatsgevonden. Door de verdediging is toen een groot aantal verzoeken gedaan, waarvoor de zaak onder meer naar de raadsheer-commissaris is verwezen om getuigen te horen. Op 17 november 2009 is de zaak vervolgens inhoudelijk behandeld.
Aan de overschrijding van de inzendtermijn behoeven naar het oordeel van het hof geen rechtsgevolgen te worden verbonden, omdat de zaak in hoger beroep – zoals uit het bovenstaande blijkt - met bijzondere voortvarendheid ter terechtzitting is aangebracht en behandeld. De overschrijding van de inzendtermijn wordt daardoor gecompenseerd.
Blijkens het hem betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 3 november 2009 is de verdachte niet eerder veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten.
Rapporten omtrent de persoon van de verdachte
In de onderhavige strafzaak heeft het hof met betrekking tot de persoon van de verdachte (onder meer) acht geslagen op de inhoud van de volgende – hierna te bespreken – rapporten. De advocaat-generaal is ter terechtzitting in hoger beroep van 24 maart 2009 verzocht het NIFP opdracht te geven nieuwe rapporten omtrent de persoon van de verdachte uit te brengen, daar het hof dat mede gelet het tijdsverloop ambsthalve van belang achtte. De overwegingen en conclusies van de gedragsdeskundigen zijn zakelijk samengevat weergegeven.
I.
De Pro Justitia rapportage d.d. 13 september 2009, opgemaakt en ondertekend door drs. B.E.A. van der Hoorn, psychiater:
Ten tijde van het onderzoek is er bij de verdachte sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De bedreigde persoonlijkheid richting een antisociale werd al door de vorige rapporteurs opgemerkt. Ook ten tijde van de tenlastegelegde feiten beperkte en beïnvloedde deze gebrekkig ontwikkelde persoonlijkheid hem. De verdachte is impulsief en zet agressie in om zijn doelen te bereiken. Hij had een korte termijn doel in zijn eigen belang en hij dacht niet na over de gevolgen. Deze symptomen passen bij een antisociale ontwikkeling. Het is in verband met de kans op recidive van groot belang dat de verdachte zich in de toekomst niet opnieuw in een dergelijk spanningsveld komt te bevinden. Rapporteur heeft de indruk dat de verdachte een beïnvloedbaar persoon is, zoekende naar structuur en veiligheid. Het doorlopen van een delict-scenarioprogramma zal duidelijker maken in hoeverre hij zich liet beïnvloeden en in welke mate hij zijn eigen rol in het geheel ziet. Rapporteur adviseert toepassing van het meerderjarigenstrafrecht en onderschrijft het advies van de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging. De rapporteur wijst op de leeftijd die de verdachte inmiddels bereikt heeft en de omstandigheid het geadviseerde traject binnen dat kader beter uitvoerbaar is dan in een jeugdinstelling, daar een behandeling naar verwachting meerdere jaren zal vergen. Naar het oordeel van rapporteur kan de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht.
II.
De Pro Justitia rapportage d.d. 15 september 2009, opgemaakt en ondertekend door drs. M.H. Keppel, GZ- en kinder- en jeugdpsycholoog:
Ten tijde van het onderzoek is bij de verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De eerder gediagnosticeerde gedragsstoornis waarvan ten tijde van de tenlastegelegde feiten sprake was is er een voorloper van. De gedragsstoornis dan wel de (huidige) persoonlijkheidsstoornis maakt dat hij egocentrisch, manipulerend en onbegrensd is. De impulscontrole schiet tekort en de frustratietolerantie is gering. Hij heeft een slecht inlevingsvermogen. Hij ervaart nauwelijks gevoelens van schuld of schaamte en heeft lacunaire gewetensfuncties. Ten tijde van het feit werd hij onvoldoende geremd. Naar het oordeel van rapporteur kan de verdachte op grond hiervan licht verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht. De verdachte is inmiddels twintig jaar oud en moet een volgende stap naar de volwassenheid gaan maken. Het is van belang dat hij tussen leeftijdsgenoten verkeert en op het niveau van een volwassene wordt benaderd. Behandeling in het kader van een PIJ-maatregel is niet (meer) wenselijk. Rapporteur ziet aanleiding om het meerderjarigenstrafrecht toe te passen gezien de leeftijd van de verdachte, maar ook in het licht van zijn verdere ontwikkeling in de volwassenheid. Hij moet een volgende stap naar de volwassenheid gaan maken. Geadviseerd wordt behandeling in het kader van TBS met dwangverpleging. Bij ongewijzigde omstandigheden is de kans op recidive aanzienlijk.
Tevens heeft het hof in aanmerking genomen de in eerste aanleg omtrent de persoon van de verdachte uitgebrachte en door de rechtbank bij de oplegging van de maatregel in aanmerking genomen Pro Justitia rapportages en de aanvullingen daarop. Daarvoor is door het openbaar ministerie en de verdachte toestemming gegeven.
Deze rapporten houden onder meer het navolgende in – verkort en zakelijk weergegeven -:
III.
De Pro Justitia rapportage d.d. 10 september 2007, opgemaakt en ondertekend door drs. K.T.E. Záslóz,
GZ-psycholoog:
Er is bij de verdachte ten tijde van het onderzoek alsmede ten tijde van de tenlastegelegde feiten sprake van een gedragsstoornis en een zich ontwikkelende persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken. Daarmee samenhangend vertoont hij agressieregulatieproblemen, een egocentrische houding en een lacunair functionerend geweten. Naar het oordeel van rapporteur kan verdachte voor de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht. Zonder behandeling wordt de kans op recidive groot ingeschat. Daarvoor zijn de genoemde factoren van belang, alsmede dat spijt- en schuldgevoelens bij de verdachte nauwelijks worden waargenomen. Voor zover die wel worden aangetroffen lijken ze samen te hangen met de negatieve gevoelens die het delictgedrag voor hem zelf heeft gehad. Geadviseerd wordt een klinische behandeling te laten plaatsvinden in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Een TBS-maatregel is overwogen gezien de ernst van het delict en het gevaarsrisico, maar onder meer omdat de verdachte zich als een minderjarige profileert, lijkt een behandeling in het kader van een PIJ-maatregel meer op zijn plaats. In de aanvulling d.d. 19 november 2007 komt rapporteur tot dezelfde conclusie.
IV.
De Pro Justitia rapportage d.d. 11 september 2007, opgemaakt en ondertekend door M.J.M. Reusens,
kinder- en jeugdpsychiater:
Ten tijde van het onderzoek alsmede ten tijde van de tenlastegelegde feiten is de verdachte lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een ernstige gedragsstoornis. Ook is er sprake van een in de ontwikkeling bedreigde persoonlijkheid met antisociale kenmerken. Hij kan verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht. Het recidiverisico wordt groot ingeschat. De verdachte toont een emotionele verharding, een verstoorde agressieregulatie, lacunaire gewetensfuncties, hij leeft zich te weinig in in de ander en gaat volstrekt behoeftebevredigend te werk. Spijt- en schuldgevoelens worden te weinig gevonden en zijn nog teveel gecorreleerd aan de gevolgen die hij ondervindt en vreest van zijn daden. Geadviseerd wordt een behandeling op te leggen in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. TBS is ook overwogen, onder meer vanwege het recidiverisico, maar leek rapporteur niet op zijn plaats onder meer omdat de verdachte zich nog eerder als minderjarige profileert. In de aanvulling d.d. 20 november 2007 geeft rapporteur aan de overwegingen en het advies uit het rapport te handhaven.
Tijdens het plegen van de bewezenverklaarde feiten was de verdachte zeventien jaar oud. Het hof ziet in de ernst van de bewezenverklaarde feiten en op grond van de onder I en II genoemde rapportages Pro Justitia echter aanleiding om in plaats van het jeugdstrafrecht het volwassenenstrafrecht toe te passen. De behandeling van de antisociale persoonlijkheidsstoornis bij de verdachte zal naar verwachting meerdere jaren vergen. De sancties in het jeugdstrafrecht bieden daarvoor onvoldoende mogelijkheden, hetgeen toepassing van het jeugdstrafrecht onwenselijk maakt. Door de deskundigen die in eerste aanleg hebben gerapporteerd is eveneens overwogen om toepassing van het volwassenenstrafrecht te adviseren. Daarvan is afgezien omdat de verdachte zich destijds nog meer als minderjarige profileerde. In de nieuw uitgebrachte rapporten wordt overwogen dat toepassing van het volwassenenstrafrecht de voorkeur heeft gelet op de behandeling van de verdachte.
Naar het oordeel van het hof bieden de hiervoor onder I tot en met IV aangehaalde Pro Justitia rapportages geen aanknopingspunten voor een alternatief in de vorm van een andere maatregel ter beveiliging van de maatschappij dan de na te noemen maatregel. Het hof acht de kans op ernstige recidive door impulsief en agressief handelen van de verdachte aanmerkelijk indien hij niet de vereiste behandeling krijgt. In dat verband is het eveneens van belang dat hij zich staande leert houden in een groep volwassenen.
Met inachtneming van de beschouwingen, de conclusies en de adviezen van de gedragsdeskundigen is het hof zoals reeds eerder overwogen van oordeel dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is te achten voor de bewezenverklaarde feiten.
De aard en de ernst van de - met name onder 1, 2 en 4 -bewezenverklaarde feiten en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eisen naar ‘s hofs oordeel – naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf - het opleggen van de maatregel tot terbeschikkingstelling van de verdachte, met bevel dat hij van overheidswege wordt verpleegd. Aan de wettelijke voorwaarden is voldaan.
Vorderingen tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde, tot een bedrag van EUR 12.824,81.
[Benadeelde partij 1] is in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, omdat niet gebleken is dat hij gemachtigd was om de vordering namens de feitelijk benadeelde partij, [echtgenote slachtoffer 1], in te dienen. In hoger beroep heeft [benadeelde partij 1] de vordering gehandhaafd. Naar het oordeel van het hof is ter terechtzitting in hoger beroep genoegzaam gebleken dat [benadeelde partij 1] bij het invullen van het voegingsformulier als zaakwaarnemer en als gemachtigde van [echtgenote slachtoffer 1] heeft gehandeld, zodat [benadeelde partij 1] in de vordering kan worden ontvangen.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij evenwel aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 12.824,81 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van [benadeelde partij 1].
Voorts heeft [slachtoffer 2] zich in het onderhavige strafproces als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 tenlastegelegde, tot een bedrag van in totaal EUR 6.280,01 (€ 5.630,01 voor geleden materiële schade en
€ 650,- voor geleden immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van EUR 4.272,16 ter zake van een deel van de geleden materiële schade. Over de gevorderde wettelijke rente is in eerste aanleg geen beslissing genomen.
De advocaat-generaal heeft er daarbij kennelijk van uitgaand dat de benadeelde partij zijn vordering in hoger beroep heeft gehandhaafd - geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij, tot een bedrag van EUR 4.967,26 en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte deels betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij evenwel aangetoond dat de aan de orde zijnde gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 4.272,16 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2].
In hetgeen door de raadsman van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep omtrent de draagkracht van de verdachte naar voren is gebracht, ziet het hof geen aanleiding het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel achterwege te laten. Hieruit volgt immers niet dat bij de verdachte ook in de toekomst iedere draagkracht zal ontbreken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 47, 57, 77b, 288, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 4 eerste en tweede cumulatief, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.
Adviseert de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege te doen aanvangen niet later dan nadat de veroordeelde een derde deel van de hem opgelegde gevangenisstraf heeft uitgezeten.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tot het gevorderde bedrag van
EUR 12.824,81 (twaalfduizend achthonderdvierentwintig euro en eenentachtig cent)
en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak zijn vooralsnog begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij, [benadeelde partij 1], van een bedrag van
EUR 12.824,81 (twaalfduizend achthonderdvierentwintig euro en eenentachtig cent)
voor welk bedrag in het geval volledige betaling noch volledig verhaal volgt vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
95 (vijfennegentig) dagen,
met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot het gevorderde bedrag van
EUR 4.272,16 (vierduizend tweehonderdtweeënzeventig euro en zestien cent)
en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak zijn vooralsnog begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verstaat dat indien een mededader geheel of deels aan deze betalingsverplichting heeft voldaan, de verdachte daarvan in zoverre is bevrijd.
Veroordeelt de verdachte voorts tot betaling van de wettelijke rente over voormeld toegewezen bedrag vanaf
21 januari 2007 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer,
[slachtoffer 2], van een bedrag van
EUR 4.272,16 (vierduizend tweehonderdtweeënzeventig euro en zestien cent)
voor welk bedrag in het geval volledige betaling noch volledig verhaal volgt vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2007 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verstaat dat indien een mededader geheel of deels aan deze betalingsverplichting heeft voldaan, de verdachte daarvan in zoverre is bevrijd.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Dit arrest is gewezen door mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, mr. T.W.H.E. Schmitz en mr. J.A.C. Bartels, in bijzijn van de griffier mr. S.N. Keuning.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 december 2009.