ECLI:NL:GHSGR:2009:BK4143
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen
- J.A.C. Bartels
- P.H. Holthuis
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het hoger beroep in strafzaken met bijzondere voorwaarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 5 juni 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Dordrecht, dat op 19 december 2008 was gewezen. De verdachte, geboren in de Duitse Democratische Republiek in 1990 en thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, had hoger beroep ingesteld tegen een beslissing die was genomen naar aanleiding van een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling. De kern van de zaak betrof de ontvankelijkheid van het hoger beroep, waarbij het hof zich diende te buigen over de vraag of de verdachte in dit geval recht had op een rechtsmiddel.
Het hof overwoog dat, volgens artikel 14j, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, een beslissing op een vordering tot tenuitvoerlegging in geval van niet-naleving van een bijzondere voorwaarde niet aan enig rechtsmiddel is onderworpen. Dit betekent dat de verdachte niet in zijn hoger beroep kon worden ontvangen, omdat de wet geen mogelijkheid biedt om tegen deze beslissing in beroep te gaan. Het hof heeft de verdachte dan ook niet-ontvankelijk verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep.
De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. W.R. van Hattum, en het arrest is uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting. Mr. Holthuis was niet in staat om het arrest mede te ondertekenen, wat een procedurele opmerking is die soms voorkomt in rechtszaken. Deze uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de wet met betrekking tot de ontvankelijkheid van hoger beroep in strafzaken, vooral wanneer het gaat om bijzondere voorwaarden die aan een veroordeling zijn verbonden.