ECLI:NL:GHSGR:2009:BK3559

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-003871-08
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van brandstichting en openlijke geweldpleging door verdachte in Wassenaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 2 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1992, was eerder veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren en voorwaardelijke jeugddetentie vanwege brandstichting en openlijke geweldpleging. De tenlastelegging betrof het opzettelijk in brand steken van een coniferenhaag in Wassenaar op 31 december 2007, waarbij de verdachte zou hebben deelgenomen aan een groep jongeren die vuurwerk afstak.

De verdachte verklaarde dat hij op de bewuste dag een 'grondbloem' onder de heg had gegooid, maar dat deze geen brand had veroorzaakt. Hij stelde dat er op dat moment geen plannen waren om iets in brand te steken. Pas een uur later, na het afsteken van vuurwerk, riepen andere jongeren dat de heg in brand moest en gooiden vuurwerk in de heg. De verdachte stond op enige afstand en had geen kans om weg te gaan van de groep. Het hof achtte de verklaring van de verdachte aannemelijk en concludeerde dat er geen sprake was van de vereiste bewuste en nauwe samenwerking voor medeplegen van brandstichting.

Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van zowel de primair als de subsidiair ten laste gelegde feiten. De beslissing was gebaseerd op het oordeel dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs en de rol van de verdachte in de gebeurtenissen die hebben geleid tot de beschuldigingen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003871-08
Parketnummer: 09-930194-08
Datum uitspraak: 2 oktober 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
Meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank 's-Gravenhage van
22 juli 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 18 september 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging. Zij heeft geëist dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 december 2007 te Wassenaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht bij/in een (coniferen)haag/heg, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk een of meer brandende grondbloemen, althans brandend vuurwerk, in/tegen/op die (coniferen)haag/heg gegooid/geworpen, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die (coniferen)haag/heg, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die (coniferen)haag/heg en/of een nabijgelegen (houten) schuurtje en/of (een deel van) de (voor)gevel en/of de uitbouw van een woning (gelegen aan perceel [straat]) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die (coniferen)haag/heg en/of het (houten) schuurtje en/of die woning (gelegen aan perceel [straat]), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen die zich bevonden in de desbetreffende woning (perceel [straat]) en/of in/(na)bij naastgelegen en/of omliggende woning(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 december 2007 te Wassenaar met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een (coniferen)haag/heg en/of (houten) schuurtje en/of (een deel van) de (voor)gevel en/of de uitbouw van een woning (gelegen aan perceel [straat]), welk geweld bestond uit het gooien/werpen van een of meer brandende grondbloemen, althans brandend vuurwerk, in/tegen/op die (coniferen)haag/heg.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf van
40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, alsmede tot voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twee weken, met een proeftijd van twee jaren, onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte van 31 december 2008 te 10:00 uur tot en met 1 januari 2009 te 10:00 uur thuis zal blijven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Hetgeen aan de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe het volgende.
De verdachte heeft verklaard dat hij op 31 december 2007 temidden van een groep vuurwerk afstekende jongeren een 'grondbloem' onder de heg bij het perceel [straat] te Wassenaar heeft gegooid, welke die heg niet heeft doen ontbranden. De verdachte heeft ook verklaard dat er op dat moment binnen de groep geen plannen waren om iets in brand te steken. Pas ongeveer een uur later, nadat de groep al vuurwerk afstekend door de buurt had gelopen en weer terug was gekomen bij de genoemde heg, riepen een of meer jongens opeens dat die heg in brand moest en gooiden daar vuurwerk in, terwijl de verdachte op enige afstand - volgens hem 8 tot 10 meter - vuurwerk stond af te steken. De verdachte heeft tenslotte verklaard dat de heg voordat hij het wist in brand stond en dat hij geen kans had om weg te gaan van de groep. Het hof acht de lezing van de verdachte van het gebeurde aannemelijk.
Onder de genoemde omstandigheden is naar 's hofs oordeel geen sprake geweest van de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking bij de brandstichting.
Ook is gelet daarop geen sprake geweest van een - voor de subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging vereiste - substantiële bijdrage van de verdachte daaraan. Dat hij ongeveer een uur eerder een grondbloem onder de heg heeft gegooid kan - gelet op het bovenstaande - aan genoemd oordeel niet afdoen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. T.W.H.E. Schmitz, mr. R.C.A. Duindam en mr. M. Moussault, in bijzijn van de griffier
mr. W.R. van Hattum.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 oktober 2009.