GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector handel
zaaknummer: 105.003.670/01
rolnummer (oud): 05/1297
kenmerk rechtbank: 224457 / HA ZA 04-2205
Arrest van de eerste civiele kamer d.d. 20 oktober 2009
[Naam],
wonende te ’s-Gravenhage,
appellante in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. H. Koning te ’s-Gravenhage,
de GEMEENTE ‘S-GRAVENHAGE,
zetelende te ’s-Gravenhage,
geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het incidenteel appel,
hierna te noemen: de Gemeente,
advocaat: mr. A.R. de Jonge te ’s-Gravenhage.
Het verdere verloop van het geding
Voor het verloop van het geding tot aan het tussenarrest van 8 november 2007 verwijst het hof naar dat arrest. Bij dat arrest is [appellante] toegelaten bewijs te leveren. Op 20 en 21 februari 2008, 4 juni 2008 en 3 september 2008 hebben getuigenverhoren in enquête en in contra-enquête plaatsgevonden. Vervolgens heeft [appellante] een memorie na enquête genomen, heeft de Gemeente een memorie van antwoord na enquête tevens memorie na tussenarrest genomen en heeft [appellante] weer gereageerd met een memorie van antwoord na kostenopgave. Tot slot hebben partijen arrest gevraagd en de stukken overgelegd.
Verdere beoordeling van het hoger beroep
1. In voormeld tussenarrest is vastgesteld, dat de Gemeente [appellante] heeft aangeschreven tot bestuursdwang, welke aanschrijving onder meer inhield dat de Gemeente de woonwagen op kosten en voor risico van [appellante] naar een standplaats op de Jan Hanlostraat zou verslepen als [appellante] niet vóór het einde van de begunstigingstermijn (7 november 2002) vrijwillig zelf zou verhuizen. [appellante] is niet vóór het einde van de begunstigingstermijn verhuisd en haar woonwagen is tussen 11 en 19 december 2002 in opdracht van de Gemeente versleept tijdens een door de Gemeente georganiseerde en geregisseerde verhuizing van alle nog op de woonwagenlocatie aan de Leyweg aanwezige woonwagens. Bij het tussenarrest is [appellante] toegelaten te bewijzen dat de Gemeente op of rond 6 december 2002 met de bewoners heeft afgesproken dat de Gemeente de kosten van deze bestuursdwang niet of niet geheel op hen zal verhalen, waarbij het voor de Gemeente duidelijk was dat de afspraken mede namens [appellante] werden gemaakt. In dat geval zou de Gemeente van haar bevoegdheid tot verhaal van de kosten van bestuursdwang geen of slechts beperkt gebruik mogen maken.
2. Op grond van de getuigenverhoren is naar het oordeel van het hof vast komen te staan dat de Gemeente wist dat [K] tijdens de bespreking van 6 december 2002 optrad als woordvoerder van alle bewoners die nog op de Leyweg aanwezig waren. Dit is verklaard zowel door [K] en de bewoners die zijn komen getuigen, alsook door de getuigen [W] en de heer [G] die beiden als woordvoerders van de Gemeente op de bespreking aanwezig waren. Dat betekent dat het voor de Gemeente duidelijk was dat afspraken die [K] maakte, namens de bewoners en dus (mede) namens [appellante] werden gemaakt.
3.1 Ter zake van de te bewijzen afspraak om de kosten van de bestuursdwang niet of niet geheel op de bewoners (dus ook niet op [appellante]) te verhalen, overweegt het hof het volgende.
3.2 Na de bestuursdwangaanschrijvingen waarin de Gemeente had aangekondigd de woonwagens op kosten van de bewoner te kunnen verslepen, is er voorafgaand aan de bespreking van 6 december 2002 geen afspraak tussen de Gemeente en de bewoners gemaakt over het verhaal van de bestuursdwangkosten. Deze kosten zijn pas tijdens de bespreking van 6 december 2002 met de bewoners aan de orde gesteld.
3.3 Uit de stukken en de getuigenverklaringen komt naar voren dat toen namens de Gemeente is verteld dat de Gemeente de met de verplaatsing gepaard gaande kosten (de bestuursdwangkosten) in mindering kon brengen op een begrote, aan de bewoners te verstrekken, verhuiskostenvergoeding, waarbij in geval van (beperkte) medewerking van de bewoners van die vergoeding een bedrag ter grootte van € 2.500,- per bewoner kon resteren. Uit de bij de stukken overgelegde brieven en uit de getuigenverklaringen blijkt dat de Gemeente deze kostenafdoening op 6 december 2002 en kort daarna aan de bewoners heeft aangeboden met een aantal aan de medewerking verbonden voorwaarden, te weten instemmen met de nieuwe locatie, geen geweld plegen tijdens de verplaatsing en ondertekenen van de huur-, kabel- en energieleveringscontracten.
3.4 Uit de stukken en de getuigenverklaringen blijkt niet dat dit aanbod los stond van de hoogte van de aangeboden verhuiskostenvergoeding, zoals [K] in zijn brief van 10 december 2002 heeft geschreven. Integendeel, in de brief van 9 december 2002 waarin de Gemeente € 2.500,- – bij medewerking van de bewoners – aanbiedt, heeft [W] (namens de Gemeente) geschreven, dat de kosten die de Gemeente moet maken voor de verplaatsing per standplaats dermate hoog zijn, dat de Gemeente nagenoeg geen enkele ruimte meer heeft voor een verplaatsingsvergoeding. Het aanbod van een verplaatsingsvergoeding van € 2.500,- is in die brief direct gekoppeld aan de medewerking aan de geregisseerde verhuizing en instemming met de overige door de Gemeente gestelde voorwaarden en is in zijn geheel gesteld tegenover en dus gekoppeld aan het aanbod van de Gemeente om van kostenverhaal af te zien. Deze koppeling heeft de Gemeente op 6 december 2002 ook mondeling gemaakt. [K] heeft als getuige verklaard dat de Gemeente op 6 december 2002 vertelde dat de vergoeding (van € 2.500,-) laag was omdat de Gemeente de kosten van de verhuizing betaalde. Uit de getuigenverklaringen van bewoners blijkt dat toen kenbaar was dat van de zijde van de Gemeente werd aangeboden dat wanneer de Gemeente de kosten van de verhuizing droeg, zij de verhuiskostenvergoedingen zou aanwenden voor de verhuizing en dat er dan, bij medewerking van de bewoners, (maar) € 2.500,- voor iedere bewoner zou overblijven. Volgens getuige [W] is op 6 december 2002 gesproken over “de tweede variant”, te weten een door de Gemeente geregisseerde verhuizing, waarna geen verhaal van kosten zou plaatsvinden als de bewoners akkoord gingen met hun nieuwe standplaats, met ondertekening van de huurovereenkomsten, met een bedrag van € 2.500,- als verhuiskostenvergoeding en met zich niet verzetten tegen ontruiming.
3.5 Het hof acht niet bewezen dat de bewoners (en [appellante]) het aanbod van de Gemeente om (onder een aantal voorwaarden) de begrote bestuursdwangkosten te verrekenen met de begrote verhuiskostenvergoedingen hebben geaccepteerd, wegens het volgende.
3.6 De vier door de Gemeente in contra-enquête voorgedragen getuigen die bij de bespreking aanwezig waren, hebben verklaard dat de bewoners op 6 december 2002 niet akkoord gingen met het aanbod van de Gemeente. Volgens getuige [W] was de situatie bij het uit elkaar gaan zo, dat de bewoners over het voorstel zouden nadenken. Volgens getuige [G] kwam er geen overeenstemming en hij had het gevoel dat het gesprek mislukt was. Getuige [D] heeft niet gehoord of gezien dat de bewoners akkoord gingen en ook volgens getuige [M] waren de bewoners niet akkoord.
3.7 Uit de verklaringen van de getuigen die [appellante] heeft voorgedragen blijkt naar het oordeel van het hof eveneens dat de bewoners op 6 december 2002 niet akkoord zijn gegaan met het aanbod van de Gemeente.
Getuige [K] heeft verklaard dat hij tijdens de bespreking van 6 december 2002 heeft gezegd dat hij zijn rechten voorbehield voor wat betreft het bedrag dat de Gemeente voor de verhuiskosten zou betalen. Hij heeft verklaard dat de bewoners de na verrekening overblijvende vergoeding van € 2.500,- te laag vonden. Hij heeft ook verklaard dat hij op 6 december 2002 niet kon toezeggen dat de bewoners de huurovereenkomsten zouden tekenen (een van de aan het aanbod verbonden voorwaarden). Ter zake van dit laatste heeft [appellante] aangevoerd dat de bewoners deze toezegging niet konden doen omdat zij de huurovereenkomsten niet kenden (de Gemeente betwist dit), maar het hof merkt op dat dat niet wegneemt dat de bewoners niet akkoord zijn gegaan met een voorwaarde waaronder de Gemeente aanbood om van kostenverhaal af te zien.
Ook uit getuigenverklaringen van andere bewoners blijkt dat de bewoners niet met het (hele) aanbod van de Gemeente akkoord waren. Getuige [V] heeft verklaard dat de bewoners niet akkoord gingen met het aangeboden bedrag van € 2.500,-. Getuige [B] heeft verklaard dat hij gezegd heeft dat de Gemeente een bedrag van € 2.500,- aan het Rode Kruis kon schenken. Naar het oordeel van het hof mocht de Gemeente daaruit begrijpen dat hij niet (zonder meer) akkoord was met de door Gemeente voorgestelde kostenverrekening.
3.8 De verklaringen van de getuigen [J], [P] en [H] brengen in het licht van de verklaringen van de andere getuigen onvoldoende bewijs van aanvaarding van het aanbod bij. Getuigen [H] en [J] hebben immers slechts in algemene bewoordingen verklaard dat iedereen akkoord was. Dit is in strijd met de overige verklaringen en met de brief van [K] van 10 december 2002, waaruit blijkt dat de bewoners niet met een verrekende vergoeding van € 2.500,- akkoord gingen. [J] heeft daarnaast verklaard dat er op 6 december 2002 “gemord” werd over het bedrag van € 2.500,-.
[P] heeft wel verklaard dat hij met het voorstel van de Gemeente (het bedrag van € 2.500,- mèt alle gestelde voorwaarden) akkoord was. Echter, [P] heeft verklaard zich niet jegens de Gemeente te hebben geuit: hij heeft zelf niet gesproken, maar liet dat aan [K] over. De Gemeente kon daardoor niet van zijn aanvaarding van het kostenverhaalaanbod uitgaan, mede gelet op hetgeen wèl expliciet was uitgesproken door [K].
3.9 Getuigen [de J.], [G-A], [W.P.] en [G.W.] zijn niet bij het maken van kostenverhaalafspraken tussen de bewoners en de Gemeente aanwezig geweest en zij hebben niet zelf over de kosten van de bestuursdwang met de bewoners gepraat. Hun verklaringen dragen geen bewijs bij.
3.10 De getuigen hebben niets verklaard dat er op kan wijzen dat (een van) de bewoners (of [K] namens hen) na de bespreking van 6 december 2002 alsnog een akkoord met de Gemeente hebben bereikt over het kostenverhaal. Zoals hiervoor in 3.4 aangegeven, blijkt uit de brief van 9 december 2002 van [W] aan [K] dat de Gemeente toen nog steeds € 2.500,- per bewoner aanbood indien de bewoners aan een aantal voorwaarden zouden voldoen, en dat dat bedrag volgens begroting van de Gemeente de financiële ruimte was die overbleef wanneer de Gemeente zelf de kosten voor een geregisseerde verhuizing zou dragen. In dat geval zou de Gemeente kunnen afzien van kostenverhaal. [K] heeft in zijn brief van 10 december 2002 dit aanbod van de Gemeente niet aanvaard, maar zich op het standpunt gesteld dat de gebruikelijke verhuiskostenvergoeding uitgekeerd kan worden (dus geen verrekening met bestuursdwangkosten) omdat de bewoners zelf hun verhuizing zouden regelen en de (inmiddels gemaakte) bestuursdwangkosten dus voor rekening van de Gemeente moesten komen en blijven.
[appellante] heeft aangevoerd dat de heer [G] (namens de Gemeente) op 9 december 2002 een telefoongesprek met [K] heeft gehad, waarin [K], kennelijk in lijn met zijn latere brief van 10 december 2002, zei dat de bewoners bereid waren mee te werken aan een vrijwillige verhuizing. Zij heeft echter niet gesteld (en dit is ook niet gebleken) dat er toen een akkoord is bereikt over het aanbod van de Gemeente om bij medewerking van de bewoners de verhuiskosten van de geregisseerde verhuizing te verrekenen met de verhuiskostenvergoeding in plaats van te verhalen. Van een dergelijk (nieuw) akkoord blijkt niet uit de brief van 10 december 2002. Integendeel, in die brief wordt de Gemeente uitgenodigd om in verband daarmee een nieuw voorstel te doen.
3.11 Omdat de bewoners nimmer akkoord zijn gegaan met het aanbod van de Gemeente waarbij aan iedere bewoner € 2.500,- zou worden uitgekeerd, kan geen afspraak worden ontleend aan het persbericht van 10 december 2002 waarin stond dat de bewoners bereid zijn vrijwillig te verhuizen en een verhuiskostenvergoeding van € 2.500,- ontvangen.
3.12 [appellante] heeft gewezen op de verklaring over de kosten van de toenmalige wethouder Hilhorst tijdens een op 12 december 2002 gehouden interpellatiedebat, inhoudend: “Men wist al een tijd dat, gegeven de wijze waarop de verhuizing zou worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid en op kosten van de gemeente, het ging om medewerking aan die verhuizing. (...) Het ging om het verlenen van medewerking aan de eenmaal op gang gebrachte verhuizing in de periode tussen 11 en 20 december.” Het hof neemt aan dat de notulen van het interpellatiedebat een letterlijke weergave bevatten van hetgeen tijdens het debat is gezegd. Dit kan [appellante] echter niet baten. Voor bewoners die nog niet zelf waren verhuisd, moest de Gemeente de verhuizing regelen en de kosten dragen, zoals de wethouder aangeeft. De Gemeente schakelde de verhuizer in en zij betaalde diens rekeningen. In geschil is of de Gemeente deze door haar gemaakte kosten thans kan verhalen. De wethouder heeft blijkens de notulen niets over verhaal gezegd. Hij deed zijn mededelingen na opmerkingen van raadsleden over vrijwillige verhuizing door de bewoners zelf; bijvoorbeeld na de feestdagen (zoals gemeenteraadslid De Jager van de PPS nog voorstelde). De wethouder wees er op dat niet meer aan de orde was een verhuizing door iedere bewoner zelf, dus voor ieders eigen rekening en risico en tegen een verhuiskostenvergoeding. Hij vertelde dat al enige tijd bekend was dat de verhuizing onder verantwoordelijkheid en op kosten van de Gemeente zou worden georganiseerd en hij heeft duidelijk gemaakt dat de meldingen dat de bewoners vrijwillig willen verhuizen, zagen op de medewerking van de bewoners aan de door de Gemeente in gang gezette en geregisseerde verhuizing. Daarmee heeft hij niet gezegd dat de Gemeente ervan zou afzien om later de door haar gedragen kosten (zo veel mogelijk) op de bewoners te verhalen, zoals hen bij de bestuursdwangaanschrijvingen was aangekondigd. In het licht van hetgeen op 6 december 2002 tussen de bewoners en de Gemeente was besproken, waarbij (zoals hiervoor is overwogen) de bewoners juist niet akkoord zijn gegaan met de door de Gemeente aangeboden verrekening van de bestuursdwangkosten, kan ook niet worden aangenomen dat de wethouder een akkoord over het kostenverhaal wel aanwezig achtte of alsnog ter plaatse maakte. Voor zover getuigen dat door de inhoud van het interpellatiedebat van 12 december 2002 hebben aangenomen, kan het hof hen niet volgen.
3.13 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [appellante] niet in de bewijslevering is geslaagd. De Gemeente mag dan ook gebruik maken van haar wettelijke bevoegdheid om de kosten van de bestuursdwang op [appellante] te verhalen.
4. Ten overvloede merkt het hof nog het volgende op. Partijen twisten over de vraag of de bewoners bereid waren mee te werken aan de door de Gemeente geregisseerde verhuizing, waarbij de bewoners wijzen op hun bereidheid om geen geweld of obstructie te plegen en hand- en spandiensten te verrichten. Het hof laat een oordeel over dergelijke medewerking achterwege omdat dit slechts één onderdeel was van het aanbod om van kostenverhaal af te zien terwijl dit aanbod al niet werd aanvaard om andere redenen (zoals te laag restant van de verhuiskostenvergoeding, geen ‘blind’ akkoord gaan met overeenkomsten).
Waar de medewerking aan de orde kan zijn in het licht van de kosten van de verplaatsing van de Leyweg naar de nieuwe locatie, overweegt het hof dat medewerking wel kon voorkomen dat de Gemeente kosten voor bescherming van de openbare orde en veiligheid moest maken (politie-inzet e.d.), maar niet dat zij voor de verplaatsing (de bestuursdwang) kosten moest maken. Omdat in dit geding, zoals in het tussenarrest al is vastgesteld, geen kosten op de bewoners worden verhaald die te maken hebben met geweld of obstructie of anderszins onvoldoende meewerken door de bewoners, maar uitsluitend de kosten voor de verplaatsing van de Leyweg naar de nieuwe locatie, hoeft ook in verband met het geschil over de kosten niet beoordeeld te worden of de bewoners bereid waren mee te werken door geen obstructie te plegen en hand- en spandiensten te verrichten.
5.1 Zoals in het tussenarrest is overwogen, gaat het bij de kosten van de bestuursdwang om de kosten voor het verplaatsbaar maken en het verplaatsen van de woonwagen (met toebehoren) vanaf de standplaats op de Leyweg naar de nieuwe locatie.
5.2 Het hof houdt zich aan hetgeen in het tussenarrest is overwogen en beslist. De stelling van de Gemeente dat het dag en nacht doorwerken een gunstig effect heeft gehad op de kosten van de verhuizing is onvoldoende om van de beslissing in het tussenarrest af te wijken. Dat enkele posten goedkoper zijn bij volcontinu werken aan de verplaatsing van alle wagens in één operatie, onderbouwt niet dat het totaal van één operatie goedkoper is dan 28 afzonderlijke verplaatsingen. De Gemeente heeft bijvoorbeeld wel als goedkopere post opgemerkt dat materieel gemiddeld kortere tijd beschikbaar gehouden hoefde te worden, maar daartegenover staat dat meerdere materialen tegelijkertijd beschikbaar moesten zijn (bijvoorbeeld een 225-tons, een 120-tons èn een 70-tons kraan) waar deze voor de verplaatsing van één woonwagen met inboedel niet allemaal en tegelijkertijd nodig zouden zijn geweest. De opmerking van de Gemeente dat bewoners ”eerder” terugkonden naar de woonwagen is nietszeggend, nu de bewoners tijdens de geregisseerde ontruiming juist níet bij hun woonwagens konden blijven en ook uit niets blijkt dat een bewoner bij verplaatsing van alleen zijn woonwagen daarvan nog langere tijd weg zou hebben moeten blijven. Daarenboven is de stelling van de Gemeente dat het volcontinu doorwerken een gunstig effect heeft gehad op de kosten van de verhuizing onduidelijk in het licht van haar eerdere stelling dat een zeer grootschalige, volcontinu (ook ’s-nachts en in de weekeinden) uitgevoerde handhavingsoperatie evident hogere kosten meebrengt dan de verplaatsing van één woonwagen onder gebruikelijke omstandigheden en werktijden.
5.3 De door de Gemeente aangevoerde stelling dat de kosten die niet onder de bestuursdwangaanschrijving kunnen worden verhaald, op basis van een andere grondslag zullen worden verhaald, leidt het hof evenmin tot een ander oordeel dan in het tussenarrest. In dit geding is immers alleen verhaal op grond van de bestuursdwangaanschrijving aan de orde, niet verhaal op een andere grondslag.
6.1 Bij memorie van antwoord na enquête tevens memorie na tussenarrest heeft de Gemeente, met in achtneming van het tussenarrest, aangegeven welke werkzaamheden door [X] in het kader van de bestuursdwangaanschrijving zijn verricht, zoals:
- verhuizen van de inboedel (inpakken in dozen en in containers, transporteren, uitladen door dozen in de wagen te zetten en de container ernaast),
- demonteren van de woonwagen op de Leyweg (afsluiten nutsvoorzieningen, demontage onderbouw en aanbouw, restmaterialen en afval afvoeren),
- transportklaar maken van de woonwagen (hijsklaar maken en waterpas stellen),
- uitvoeren kraanwerkzaamheden (laden en lossen van de woonwagen met behulp van vijzelaars en kranen),
- transporteren van de woonwagen,
- algemene voorzieningen treffen (bouwplaatsinrichting, directie/toezicht, administratieve vastlegging).
6.2 Daarnaast zijn de aan de Gemeente gerichte facturen van [X] in het geding gebracht met de specificaties daarvan en na het tussenarrest heeft de Gemeente met een kostenopgave en toelichting concreet aangegeven welke delen van die gespecificeerde, door [X] in rekening gebrachte kostenposten volgens haar onder de bestuursdwangaanschrijvingen vallen, te weten:
- a - de kosten van de verhuizers (zij hebben alleen ingepakt, niet uitgepakt);
- b - 50% van de kosten van de loodgieters, die voor de helft van de in rekening gebrachte uren op de Leyweg hebben besteed aan ontkoppeling, afsluiting en afkoppeling van leidingen en installaties;
- c - 10% van de kosten van de elektriciens, die een tiende van de in rekening gebrachte uren op de Leyweg hebben besteed aan ontkoppelen van leidingen;
- d - de kosten van de dakdekkers, die op de nieuwe locatie de dakbedekking van de woonwagens wind- en waterdicht moesten maken (naar het hof aanneemt: conform de toestand van de woonwagen voor de verplaatsing);
- e - de kosten van de voorlieden van [X], die de helft van de in rekening gebrachte uren hebben besteed aan het transportklaar maken en het transport en de overige uren aan opbouwwerk van de woonwagens op de nieuwe locatie;
- f - de kosten van de lassers die ten behoeve van het transport stalen balken onder de woonwagens aanbrachten;
- g - 50% van de kosten van afvalverwijderaars, die op de Leyweg gedurende de helft van de in rekening gebrachte uren verwijderden wat achterbleef op de standplaatsen;
- h - de kosten van de transportcoördinator en van de technisch coördinator van [X] voor het transportklaar maken en het transport van de woonwagens en plaatsen op de Jan Hanlostraat;
- i - 75% van de kosten voor de staf en ondersteuning van [X], die driekwart van de in rekening gebrachte uren werkten aan het transportklaar maken en het transport;
- j - de kosten voor de kraanwerkzaamheden (op- en afladen voor transport);
- k - de kosten voor het transporteren van de woonwagens en inboedels;
- l - de kosten voor de veiligheid en bewaking van personen en objecten op de Leyweg en de Jan Hanlostraat en in Harderwijk;
- m - de kosten van de verhuiswagens;
- n - de kosten van de materiaalcontainers;
- o - de kosten van het materiaal voor het transportklaar maken (las- en flexapparatuur, shovel, heftruck, e.d.);
- p - kosten van hijsmaterialen en rijplaten;
- q - kosten van de platformwagens en tractoren;
- r - 50% van de kosten voor de algemene voorzieningen (kantoor- en kantine-units, toiletten, verlichting, heaters, diesel, hotelverblijf en catering);
- s - de kosten van de huur van de verhuiscontainers waarin de inboedels uit de te verplaatsen woonwagen werden verplaatst;
- t - de kosten van het transporteren van afvalcontainers, van staal (voor het transportklaar maken) en van materiaal- en verhuiscontainers;
- u - handelingskosten en kraanwerkzaamheden voor verhuizen van de inboedels en inventaris en het transporteren daarvan;
- v - kosten voor verhuisdozen en inpakpapier;
- w - kosten voor het staal ten behoeve van transportklaar maken van de woonwagens;
- x - projectkosten van 10%.
6.3 Tevens heeft de Gemeente aangevoerd dat zij van deze totale kosten 4% heeft afgetrokken, omdat de Gemeente na onderhandeling met [X] (ongeveer) 4% van de oorspronkelijke facturen niet hoefde te betalen. Voorts heeft de Gemeente 7,1 % van de kosten afgetrokken, omdat van de 28 woonwagens die zijn verplaatst, er 26 onder de bestuursdwang vielen.
6.4 Een en ander leidt er toe dat volgens de Gemeente € 51.704,- (het omgerekende bedrag voor de categorie lichte woonwagen) aan verplaatsingskosten op [appellante] kunnen worden verhaald.
7.1 Ter betwisting van de hoogte van de bestuursdwangkosten heeft [appellante] aangevoerd dat haar woonwagen verplaatst kon worden voor een bedrag van € 750,-. Zij heeft daartoe een offerte van 22 oktober 2002 van Caravan Transport “[L]” overgelegd, waarin staat dat haar wagen voor dat bedrag van de Leyweg naar de Jan Hanlostraat getransporteerd kan worden. Voorts heeft zij in hoger beroep twee offertes uit 2005 van [X] overgelegd voor het verplaatsen van telkens één (andere) woonwagen, waarin de kosten op € 19.635,- respectievelijk € 17.850,- uitkomen. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat zij het afkoppelen van de nutsvoorzieningen en andere aansluitingen beter zelf had kunnen uitvoeren, omdat zij op de hoogte was van de feitelijke situatie ter plaatse.
7.2 Het hof overweegt dienaangaande dat het feit dat [appellante] de verplaatsing zelf goedkoper had kunnen (laten) verrichten niet voldoende is voor de conclusie dat de Gemeente de door haar gemaakte kosten niet op [appellante] kan verhalen, noch dat de Gemeente bij de wijze van (laten) uitvoeren van de verplaatsing en de daartoe door haar gemaakte keuzes jegens [appellante] onrechtmatig heeft gehandeld. [appellante] is immers niet (tijdig) zelf van de Leyweg vertrokken en zij heeft de werkzaamheden niet (tijdig) zelf uitgevoerd. Het is op bestuursdwang aangekomen.
7.3 Bovendien kan het hof aan de door [appellante] overgelegde offertes geen voldoende gewicht toekennen om te oordelen dat de door de Gemeente gemaakte bestuursdwangkosten onredelijk hoog zijn, reeds omdat niet duidelijk is dat de offertes op dezelfde werkzaamheden en wijze van verplaatsing zien. De offerte van [L] specificeert niet welke werkzaamheden onder het transport van de woonwagen zijn begrepen en hoe het transport zal worden uitgevoerd. De offertes voorzien ook niet in het inpakken, verhuizen en (tijdelijk) opslaan van de inboedel en in het voldoende berijdbaar maken van de route van de standplaats op de Leyweg naar de Jan Hanlostraat. Ook de sloop en afvoer van andere bouwsels (zoals trappen, schuurtjes en aanbouw) en het ontkoppelen, afsluiten en afkoppelen van leidingen en installaties worden niet steeds geoffreerd. Uit de offerte van [L] blijkt evenmin dat gewerkt wordt (zoals [X] heeft gedaan) met behulp van een rijdend platform, waar de gestelde woonwagen in hijsconstructies op en af gehesen wordt en waarop de woonwagen tijdens het verrijden stil kan staan. In redelijkheid mocht de Gemeente de verplaatsing op een dergelijke –kostbare– wijze laten uitvoeren, om te voorkomen dat (bij hobbels of bochten) door trekkrachten scheurvorming zou optreden (in bijvoorbeeld behang, tegels, ramen of constructieve delen van de wagen).
7.4 Het voorgaande betekent dat de door [appellante] overgelegde offertes niet kunnen afdoen aan de hoogte van de door haar te betalen bestuursdwangkosten.
8. [appellante] heeft aangevoerd dat ieder bewijs voor de door de Gemeente daadwerkelijk gemaakte kosten en de noodzaak daarvoor ontbreekt terwijl evenmin is aangegeven welke kosten betrekking hebben op de verplaatsing. Het hof overweegt dienaangaande dat de Gemeente heeft aangetoond welke kosten zij voor de bestuursdwang heeft gemaakt. Immers, zij heeft (reeds in eerste aanleg) de facturen van [X] in het geding gebracht en er is niet in geschil dat deze facturen de onderhavige verhuizing van de bewoners van de Leyweg naar de Jan Hanlostraat betreffen en dat de daarop genoemde bedragen door de Gemeente aan [X] zijn betaald (behoudens de ongeveer 4% die de Gemeente na onderhandeling mocht aftrekken). Daarmee staat vast welke kosten de Gemeente heeft gemaakt. Vervolgens heeft de Gemeente na het tussenarrest de hiervoor onder 6.1, 6.2 en 6.3 genoemde kostenopgave met toelichting gegeven. Daarmee heeft zij de door haar gemaakte kosten gespecificeerd.
9.1 [appellante] heeft gesteld dat het bedrag van € 973.752,- voor de gewerkte uren niet in rekening mag worden gebracht omdat dit bedrag niets zegt over het aantal gewerkte uren en de uurtarieven en voorts gebaseerd is op volcontinu werken, terwijl in het tussenarrest is beslist dat niet mag worden uitgegaan van volcontinu werken.
9.2 Het hof verwerpt dit verweer. In het tussenarrest is beslist dat de Gemeente de kosten die zij heeft gemaakt omdat zij alle woonwagens van de locatie Leyweg tegelijkertijd heeft verplaatst maar die niet in direct verband staan met het verplaatsen van de ene woonwagen met toebehoren van [appellante], niet van [appellante] kan vorderen op grond van de bestuursdwangaanschrijving. Daarbij valt volgens het tussenarrest onder meer te denken aan de kosten voor dag en nacht doorwerken en het werken met (nacht)ploegen. Dat neemt niet weg dat de werkzaamheden wel gedaan moesten worden en dat de uren gemaakt moesten worden. Uit hetgeen de Gemeente heeft aangevoerd en de specificatie bij de facturen van [X], door de Gemeente overgelegd in eerste aanleg (productie 18), blijkt dat er voor de gewerkte uren in de nachten en weekeinden hetzelfde uurtarief is gerekend als voor de overdag en doordeweeks gewerkte uren. Daardoor heeft het ’s-nachts en in de weekeinden doorwerken geen onnodige kosten voor abnormale werkuren veroorzaakt en zijn aan [appellante] dezelfde uren en loonkosten berekend die haar berekend konden worden bij het verplaatsen van alleen haar eigen woonwagen overdag en doordeweeks.
Het hof acht de uurtarieven (€ 65,- per uur voor verhuizers, € 67,50 voor afwerkers (handling) en voorlieden, € 67,50 en € 85,- voor loodgieters en elektriciens, € 75,- voor lassers en afvalverwijderaars, € 115,- voor vijzelaars, € 53,57 voor objectbeveiligers, € 125,- voor coördinatoren en € 70,- voor staf en ondersteuning) niet zo hoog dat de Gemeente deze tarieven in redelijkheid niet had mogen accepteren. Daarbij weegt het hof mee, dat de Gemeente rekening moest houden met de bijzondere omstandigheden, zoals de deskundigheid die voor de verhuizing van woonwagens vereist is, de nadelen van werken in het kader van een bestuursdwang (ten opzichte van een vrijwillige opdracht van degene die verhuisd wordt zelf) en het ontbreken van kostenverlagende concurrentie voor de onderhavige verplaatsingsopdracht.
9.3 Het hof merkt ter zake van de gewerkte uren wel het volgende op. Voor de ”manuren Voorlieden [X]” (hiervoor genoemd onder 6.2 -e-) heeft de Gemeente blijkens haar opgave bij memorie na tussenarrest € 72.259,- betaald en zij heeft dit bedrag geheel meegerekend als verhaalbare kosten van de bestuursdwang. Uit de toelichting bij deze opgave (sub 8) blijkt dat de helft van deze uren het transportklaar maken en het transport betreffen en de andere helft opbouwwerk op de locatie Jan Hanlostraat. Aangezien de kosten van opbouwen van zaken niet als kosten van de bestuursdwang verhaald kunnen worden, kunnen deze manuren niet alle meegerekend worden bij de onder de bestuursdwang verhaalbare kosten. Het hof begroot van de ”manuren Voorlieden [X]” 50% als niet gemaakt onder de bestuursdwang. Van deze kostenpost trekt het hof daarom € 36.129,50 (50%) af.
10.1 [appellante] heeft aangevoerd dat de door de Gemeente opgevoerde bedragen voor materieel en materiaal, voor veiligheid en bewaking, voor projectkosten en voor algemene voorzieningen als zijnde niet relevant moeten worden gepasseerd, gezien het tussenarrest. Dienaangaande overweegt het hof het volgende.
10.2 Ter zake van de bedragen voor materieel en materiaal volgt het hof [appellante] niet. Ook indien één woonwagen wordt verplaatst kunnen de genoemde materialen daarvoor nodig zijn. Zoals het hof hiervoor onder 7.3 (slot) heeft overwogen, hoefde de Gemeente de verplaatsing niet met één tractor te (laten) proberen. Zij mocht voor de verplaatsing een verrijdbaar platform laten gebruiken en de inboedels ingepakt en in afzonderlijke containers laten verhuizen. Het is niet onredelijk dat daarvoor de genoemde materialen – zoals hijskranen, platformwagens, rijplaten, staal, lasapparatuur, verhuiswagens, containers, dozen, shovel, heftruck, en dergelijke – werden gebruikt en dat de kosten van deze en de andere (niet expliciet genoemde) zaken die nodig waren voor het werk (de gereedschappen en overige werktuigen en machines) in rekening zijn gebracht.
De Gemeente heeft aangegeven dat het groot materieel voor een vaste periode van twee weken moest worden ingehuurd, dus (bij omslag over 28 wagens) gemiddeld per woonwagen voor minder dan één dag. Dit is niet onredelijk, ook niet als in ogenschouw wordt genomen dat niet ieder materiaal voor iedere woonwagenverplaatsing is gebruikt, nu de bewoners van de lichtere wagens waarvoor mogelijk minder materiaal is gebruikt ook minder bestuursdwangkosten dragen.
10.3 Voor de veiligheid en de bewaking heeft de Gemeente na het tussenarrest een te verhalen post van € 298.077,- berekend. Uit de door de Gemeente gegeven toelichting bij de kostenopgave blijkt dat deze post ziet op maatregelen op het gebied van persoons- en objectbeveiling op de Leyweg, de Jan Hanlostraat, en van woonhuizen en bedrijfspanden in Harderwijk. Het hof overweegt dat bij de verplaatsing van een woonwagen met inboedel in redelijkheid bewakings- en beveiligingskosten kunnen worden gemaakt, omdat de werkmaterialen, de losgekoppelde woonwagen en de containers met inboedels en werkmaterialen niet onbewaakt en onbeveiligd op de verlaten of op de nieuwe locatie achter kunnen blijven. Echter, zonder deugdelijke onderbouwing valt niet in te zien dat ten behoeve van de verplaatsing van een woonwagen binnen Den Haag ook woonhuizen en bedrijfspanden in Harderwijk moeten worden beveiligd.
De Gemeente heeft aangevoerd dat beveiligingskosten moesten worden gemaakt omdat er bedreigingen waren jegens de logistieke organisator van [X], de directeur en hun families. Echter, uit niets blijkt dat [appellante] bedreigingen heeft geuit. Indien toch beveiliging nodig was omdat “iemand” werknemers van [X] heeft bedreigd vanwege de ontruiming van de woonwagenlocatie Leyweg, betreft het algemene maatschappelijke kosten, die niet (gedeeltelijk) op [appellante] kunnen worden verhaald.
Een en ander maakt dat de Gemeente een deel van de post voor veiligheid en bewaking niet als kosten van de bestuursdwang op [appellante] kan verhalen. Gezien de kostenopstelling die bij de facturen van [X] is overgelegd, waarin voor objectbeveiligers een bedrag van € 17.999,52 in rekening is gebracht (naast € 89.997,60 voor hondengeleiders en € 190.080,- voor bewaking in Harderwijk) begroot het hof het in dit geding niet verhaalbare gedeelte van de nader opgegeven kosten voor veiligheid en bewaking op € 280.077,60 en het in dit geding wel verhaalbare gedeelte van de kosten voor veiligheid en bewaking op € 17.999,52.
10.4 Voor de projectkosten heeft [X] een vast bedrag van 10% bij de Gemeente in rekening gebracht. Volgens de Gemeente werd dit percentage in rekening gebracht omdat [X] de opdracht in regie heeft aangenomen. Nu de Gemeente als te verhalen post deze 10% berekent over de volgens haar verhaalbare kosten (dus niet over de hele rekening van [X]) en de Gemeente naast deze 10% geen bedrag of percentage verhaalt voor beheerskosten die de Gemeente zelf (haar ambtenaren) voor de verplaatsing van de woonwagens naar de nieuwe locatie heeft gemaakt, mogen de regiekosten op deze wijze bij de bewoners in rekening worden gebracht. Omdat het bedrag van de verhaalbare kosten volgens de overwegingen van het hof naar beneden moet worden bijgesteld, zal het hof de 10% berekenen over dit nieuwe bedrag.
10.5 Voor algemene voorzieningen van de materialen tegen vaste tarieven heeft de Gemeente € 100.447,- als te verhalen post berekend, zijnde (blijkens haar toelichting) de helft van de kosten, welke helft betrekking had op het gebruik van kantoor- en kantine-units, mobiele toiletten, verlichting (vanwege het geringe aantal uren daglicht), heaters (om leidingen te ontdooien) en diesel. Naar het oordeel van het hof zijn de kosten voor kantoor- en kantine-units en meerdere mobiele toiletten geen kosten in verband met de enkele verplaatsing van iedere woonwagen met inboedel vanaf de Leyweg, maar uitsluitend kosten gemaakt voor het ontruimen van het terrein op de Leyweg in één operatie. Deze kosten kunnen niet als bestuursdwangkosten op [appellante] worden verhaald. Gelet op hetgeen in de stukken naar voren is gebracht, begroot het hof dit niet verhaalbare gedeelte op 75%, zodat van de nader berekende post voor algemene voorzieningen een deel groot € 75.335,25 niet als bestuursdwangkosten verhaald kan worden.
11.1 Ter onderbouwing van haar nieuwe berekening van te verhalen kosten na het tussenarrest, heeft de Gemeente naar voren gebracht dat zij thans niet (meer) 15% van de kosten in mindering brengt, aangezien de redenen om die korting te verlenen zijn vervallen, omdat de verhaalbare kosten nu zijn bepaald aan de hand van het tussenarrest. Dienaangaande oordeelt het hof het volgende.
11.2 Voorafgaand aan het dwangbevel is het in te vorderen bedrag gespecificeerd bij aan [appellante] gestuurde brief van 7 november 2003. Daarin heeft de Gemeente de verdeelsleutel (met drie categorieën) van de bestuursdwangkosten over de bewoners aangegeven en geschreven dat er een korting van 15% wordt toegepast ”omdat er geen sprake is van gespecificeerde kosten van de verplaatsing per woonwagen, er onder tijdsdruk is gewerkt en gelet op de weersomstandigheden ten tijde van de verhuizing”. De Gemeente heeft in haar pleitnota in eerste aanleg naar voren gebracht dat zij de 15% om genoemde redenen niet met het dwangbevel heeft verhaald.
11.3 Na het tussenarrest heeft de Gemeente aangevoerd dat de redenen voor de korting zijn vervallen omdat de kosten nu zijn bepaald op basis van de richtlijnen van het hof (het tussenarrest). Dit is, zonder toelichting die niet is gegeven, niet begrijpelijk. Er is nog steeds geen sprake van gespecificeerde kosten van de verplaatsing per woonwagen (de verdeelsleutel met drie categorieën wordt gehanteerd). Het werken onder tijdsdruk (volcontinu) is niet vertaald in lagere kosten, omdat alle uren hetzelfde kostten ongeacht of ’s-nachts is doorgewerkt of niet. Er is geen ander inzicht achteraf over de weersomstandigheden ten tijde van de verhuizing.
11.4 Er is mitsdien geen onderbouwing voor het alsnog laten vervallen van de bij dwangbevel aangegeven korting van 15%, zodat de korting moet blijven bestaan.
12.1 Gelet op de door de Gemeente gegeven, gespecificeerde kostenopgave en rekening houdend met hetgeen in het tussenarrest en hiervoor is overwogen, komen de te verhalen kosten van de bestuursdwang voor de bewoners van de Leyweg tezamen op € 1.695.347 (som subtotalen in de kostenopgave van de Gemeente) minus € 36.129,50 (voorlieden, zie 9.3) minus € 280.077,60 (veiligheid, zie 10.3) minus € 75.335,25 (voorzieningen, zie 10.5) = € 1.303.804,65, plus 10% (regie, zie 10.4) = € 1.434.185,12, vermeerderd met 19% BTW (= € 1.706.680,28) en verminderd met 4% en vervolgens met 7,1 % (zie 6.3), zijnde € 1.522.085,75.
13.2 Gelet op de wijze van berekening van de totale bestuursdwangkosten naar bedragen per bewoner, zoals (ook) weergegeven in het bestreden vonnis onder overweging 3.13 dat op dit laatste onderdeel van de berekening niet is bestreden, komt dit bij [appellante] uit op € 40.054,89 minus 15% (zie 11.4) = € 34.046,65. Dit bedrag mocht bij dwangbevel worden ingevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 december 2003 en met de invorderingskosten.
13.3 Voorzover bij dwangbevel een hoger bedrag is ingevorderd, is het verzet gegrond en kan het dwangbevel (voor dat meerdere) niet ten uitvoer worden gelegd. Dat brengt mee dat het bestreden vonnis in zoverre zal worden vernietigd.
14. Zoals bij tussenarrest al is overwogen, treffen de grieven van [appellante] betreffende de schade geen doel.
15. Omdat beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld, worden de proceskosten zowel in eerste aanleg als in hoger beroep gecompenseerd, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Het hof, rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
- vernietigt het bestreden vonnis, en, opnieuw rechtdoende:
- verklaart het verzet tegen het dwangbevel gegrond voor zover daarmee in hoofdsom een hoger bedrag dan € 34.046,65 wordt ingevorderd, en stelt het dwangbevel in zoverre buiten effect;
- verklaart het verzet tegen het dwangbevel ongegrond voor het overige;
- bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. G. Dulek-Schermers, A.V. van den Berg en A.E.A.M. van Waesberghe en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 oktober 2009 in aanwezigheid van de griffier.