ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ9907

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AV 001159-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het klaagschrift inzake verbeurdverklaring van registergoed en recht van erfpacht

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 6 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende een klaagschrift dat was ingediend door de klager, geboren in 1953, over de verbeurdverklaring van een registergoed. De klager had eerder een vonnis van de rechtbank Rotterdam aangevochten, waarin op 23 april 2009 werd bepaald dat bepaalde conservatoir in beslaggenomen voorwerpen, waaronder het registergoed, verbeurd werden verklaard. Het hof heeft vastgesteld dat het klaagschrift op 20 augustus 2009 was ingediend, maar dat het dossier nog niet bij het hof was aangekomen, waardoor een behandeling in hoger beroep nog niet had plaatsgevonden. De klager verzocht om teruggave van het recht van erfpacht op het registergoed, dat op 23 juni 2009 in beslag was genomen.

Tijdens de behandeling op 8 september 2009 zijn de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de klager gehoord. De raadsvrouw voerde aan dat het registergoed in eigendom toebehoort aan de gemeente en dat de klager slechts het recht van erfpacht heeft. Het hof concludeerde dat de klager niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat het goed waarvan teruggave werd verlangd niet verbeurd was verklaard. De rechtbank had in haar vonnis geen beslag gelegd op het recht van erfpacht, maar enkel op het registergoed zelf.

Het hof oordeelde dat er geen sprake was van een kennelijke verschrijving in het vonnis van de rechtbank en dat de klager niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn klaagschrift. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier en werd openbaar uitgesproken. De uitspraak is ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

AV nummer: 001159-09
Datum uitspraak: 6 oktober 2009
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
meervoudige raadkamer
BESCHIKKING
gegeven op het klaagschrift, op grond van de artikelen 552a en 552b van het Wetboek van Strafvordering ingediend namens de klager genaamd:
[klager],
Geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953,
Adres: [adres] te [woonplaats]
Procesgang
Bij vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Rotterdam van 23 april 2009 (met parketnummer 10-601136-06) is in de strafzaak tegen [verdachte] – onder meer – bepaald dat de volgende conservatoir in beslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen verbeurd worden verklaard:
- [registergoed 1];
- [registergoed 2];
- [registergoed 3],
hierna tezamen te noemen, ‘het registergoed’.
Op 28 april 2009 is namens [verdachte] hoger beroep tegen dit vonnis ingesteld. Omdat het dossier nog niet bij het hof is ingekomen, heeft een behandeling in hoger beroep van de strafzaak nog niet plaatsgevonden.
Namens klager is bij een op 20 augustus 2009 ter griffie van dit gerechtshof ingekomen klaagschrift geklaagd over het uitblijven van een last tot teruggave van het recht van erfpacht op het registergoed, en de inbeslagneming ex artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering van het recht van erfpacht op het registergoed op 23 juni 2009 alsmede subsidiair verzocht om vergoeding c.q. geldelijke tegemoetkoming ex artikel 33c van het Wetboek van Strafrecht. Dit klaagschrift is behandeld in raadkamer op 8 september 2009. Aldaar zijn gehoord de advocaat-generaal mr. E.A. Wösten, klager en de raadsvrouw van klager mr. M. Bakker, advocaat te Rotterdam.
Beoordeling van het beklag
Bevoegdheid tot kennisneming van het klaagschrift
Een inhoudelijk identiek klaagschrift heeft de klager ingediend ter griffie van de rechtbank Rotterdam en is aldaar ingekomen op 20 augustus 2009. Blijkens een door de raadsvrouw bij de behandeling in raadkamer overgelegde brief d.d. 28 augustus 2009 heeft de rechtbank “de ingediende verzoekschriften” overgedragen aan dit gerechtshof. Daaruit leidt het hof af dat niet beslist is op het bij de rechtbank ingediende klaagschrift.
Het hof is van oordeel bevoegd te zijn om kennis te nemen van het klaagschrift, nu op 28 april 2009 hoger beroep is ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank van 23 april 2009, waarin het in beslaggenomen registergoed is verbeurd verklaard. Dat de zaak nog niet ter zitting in hoger beroep is behandeld, staat aan de bevoegdheid van het hof niet in de weg.
Ontvankelijkheid van de klager
In zijn klaagschrift voert de raadsvrouw namens klager primair het volgende aan. Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam is het registergoed in beslaggenomen en verbeurdverklaard. Namens klager stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat het registergoed in eigendom toebehoort aan de {gemeente], en dat klager slechts het recht van erfpacht heeft op die respectieve percelen. Het goed waarvan de klager middels dit klaagschrift teruggave verlangt is dus bij vonnis van de rechtbank Rotterdam niet inbeslaggenomen en evenmin verbeurdverklaard. Hieruit volgt dat de klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn klaagschrift.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de in hoger beroep door de raadsvrouw overgelegde stukken en de stukken in het dossier blijkt dat het registergoed kadastraal bekend staat onder de aanduiding [kadastrale aanduiding]. Voorts blijkt uit de kadastrale stukken dat de [gemeente] eigenaar is van het registergoed kadastraal bekend onder de aanduiding [kadastrale aanduiding], en dat [verdachte] gerechtigde is ter zake van het recht van erfpacht op dat registergoed.
De officier van justitie heeft op 22 augustus 2007 beslag gelegd op het registergoed met de kadastrale aanduiding [kadastrale aanduiding], zijnde aldus in eigendom van de [gemeente]. Dit houdt in dat geen beslag is gelegd op het recht van erfpacht op het registergoed, waarvan [verdachte] de gerechtigde is.
In haar vonnis heeft de rechtbank ter zake van feit 1 een overzicht van leveringstransacties met betrekking tot het registergoed gegeven. Dat overzicht begint met de vermelding van een notariële akte van levering met betrekking tot het recht van erfpacht van een perceel grond, te weten het perceel kadastraal bekend onder de aanduiding [kadastrale aanduiding]. In de daarna genoemde leveringsacties ontbreekt evenwel iedere vermelding of verwijzing naar een perceel.
Daar staat tegenover dat de rechtbank ter zake van het onder 1 tenlastegelegde tot een bewezenverklaring is gekomen van witwassen met betrekking tot het registergoed en niet met betrekking tot het erfpacht op het registergoed.
Voorts heeft de rechtbank ter zake van feit 2 in haar vonnis opgenomen dat ‘een bedrijfspand in [plaats], eigendom van de verdachte, als onderpand zou dienen’, en ‘[persoon 1] heeft [persoon 2] aangeraden het [registergoed 1] als onderpand te geven’. Aldus wordt een goederenrechtelijke relatie tussen [verdachte] en het registergoed gelegd.
Gezien deze tegenstrijdigheden in het vonnis waarvan beklag, staat naar het oordeel van het hof niet vast dat de rechtbank heeft bedoeld verbeurd te verklaren het recht van erfpacht op het registergoed in plaats van het registergoed en dat er dus sprake is geweest van een kennelijke verschrijving.
Tegen deze achtergrond moet het ervoor worden gehouden dat geklaagd wordt over het uitblijven van een last tot teruggave van een goed dat niet verbeurd is verklaard.
Derhalve zal het hof – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - de klager niet-ontvankelijk verklaren in het klaagschrift.
Beslissing
Het hof:
Verklaart de klager niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door
mr. Chr.A. Baardman, voorzitter, mr. A.M.P. Gaakeer en mr. T.J.P. van Os van den Abeelen, leden,in het bijzijn van de griffier mr. C. Bossema, en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2009.
Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.