ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ9816

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-000510-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag tijdens straatrace met vuurwapens

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 29 september 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die samen met medeverdachten betrokken was bij een poging tot doodslag. De feiten dateren van 30 december 2007, toen de verdachte en zijn medeverdachten met vuurwapens vanuit een rijdende auto op een groep mensen schoten, waarbij het slachtoffer ernstig gewond raakte. De verdachte werd in eerste aanleg vrijgesproken van poging tot moord, maar veroordeeld voor het subsidiair tenlastegelegde, wat resulteerde in een gevangenisstraf van vier jaar. De advocaat-generaal ging in hoger beroep en vorderde een zwaardere straf van acht jaar. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van poging tot doodslag, ondanks de verdediging die stelde dat niet bewezen kon worden dat het slachtoffer door hen was geraakt. Het hof concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachten zich blootstelden aan een aanmerkelijke kans dat iemand dodelijk gewond zou raken, wat ook daadwerkelijk gebeurde. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en moest een schadevergoeding van 39.466,04 euro betalen aan het slachtoffer. Het hof benadrukte de ernst van het delict, gepleegd op een openbare weg in aanwezigheid van vele omstanders, en de impact die dit had op het leven van het slachtoffer.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000510-09
Parketnummer: 10-700086-08
Datum uitspraak: 29 september 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 20 januari 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 15 september 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
Primair:
hij op of omstreeks 30 december 2007 te [plaats] (gemeente [naam gemeente]) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- met een of meer vuurwapen(s) een of meer kogels
althans een of meer voorwerpen in de richting van
die [slachtoffer] heeft geschoten/afgevuurd en/of
- (daarbij) met een vuurwapen een kogel althans een (rond) voorwerp in het hoofd van die [slachtoffer] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Subsidiair:
hij op of omstreeks 30 december 2007 te [plaats], gemeente [naam gemeente], op of aan de openbare weg(en), [straatnaam] en/of [straatnaam], in elk geval op of aan (een) openbare weg(en), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] en/of één of meer andere personen, welk geweld bestond uit het
- (dreigend) met een auto (met lage snelheid en/of een of meer geopende ramen), in de richting van en/of naar en/of langs die [slachtoffer] en/of één of meer andere personen rijden en/of
- (vervolgens) vanuit deze (rijdende) auto met een of meer vuurwapen(s) schieten/afvuren van een of meer kogels althans een of meer voorwerpen (in de richting van die [slachtoffer]) en/of één of meer andere personen en/of
- (daarbij) met een vuurwapen schieten van een kogel althans een (rond) voorwerp in het hoofd van die [slachtoffer].
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een bijzondere voorwaarde als nader weergegeven in het vonnis waarvan beroep. Voorts is de vordering van de benadeelde partij afgewezen.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Door de advocaat-generaal is primair veroordeling gevorderd voor poging moord, aanvoerende dat er aanwijzingen zijn voor een vooropgezet plan om te schieten op een persoon, die verondersteld werd bij een eerdere ruzie betrokken te zijn en een wapen te hebben.
Het hof heeft ondanks de aanwijzingen die door de advocaat-generaal zijn genoemd niet de overtuiging dat er sprake was van gericht schieten op een bepaalde persoon na kalm beraad en rustig overleg.
Nu niet bewezen kan worden dat de verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad, is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair, impliciet primair (medeplegen poging moord), is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof op basis van wettige bewijsmiddelen vastgestelde feiten en omstandigheden
-In de nacht van 30 december 2007 zijn medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in [medeverdachte 2]’s auto naar [plaats], gemeente [naam gemeente], gereden, alwaar een straatrace zou worden gehouden1.
-Aldaar heeft een ruzie plaatsgehad tussen [getuige A] en [getuige C] en hebben de gebroeders [achternaam] gehoord dan wel gezien dat door [getuige C] een vuurwapen dan wel een neppistool is getoond, waarna [getuige C] het wapen weer terug in zijn auto heeft gelegd2.
-Daarop zijn de gebroeders [achternaam] in [medeverdachte 2]’s auto gestapt en zijn zij weggereden. Vervolgens heeft [medeverdachte 3] verdachte [verdachte] gebeld, omdat hij wist dat [verdachte] een vuurwapen had.3
-Nadat [medeverdachte 3] [verdachte] had verteld over de ruzie, heeft hij hem gevraagd of hij een vuurwapen thuis had liggen. Even later werd [verdachte] door zijn medeverdachten opgehaald. Vervolgens zijn zij naar de woning van [medeverdachte 1] gereden, alwaar [medeverdachte 1] een vuurwapen en munitie heeft gepakt. [verdachte] heeft dit gezien.4
-Daarna zijn zij gezamenlijk terug naar het industrieterrein gereden, waarbij [medeverdachte 2] de auto bestuurde, [medeverdachte 1] op de bijrijdersstoel zat en [verdachte] achter [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] achter [medeverdachte 1] zat5.
-Toen zij op het industrieterrein waren gearriveerd, heeft [medeverdachte 1] zijn vuurwapen doorgeladen en getest. Vervolgens zijn zij langzaam rijdend en met een aan de bijrijderszijde van de auto geopend portierraam de [straatnaam] op gereden richting het kruispunt met de [straatnaam]6.
-De verdachte en zijn medeverdachten zijn langs
de groep waar het slachtoffer deel van uitmaakte gereden en vervolgens is door [medeverdachte 1] en de verdachte meermalen geschoten7.
-Getuige [getuige D] die in de groep van het slachtoffer stond, heeft verklaard dat de zwarte Volkswagen Golf langzaam hun kant op kwam rijden en de voorin zittende blanke jongen en de achterin zittende Surinaams ogende jongen beiden met een vuurwapen in hun hand uit het raam hingen en ermee zwaaiden. Nadat de getuige een stuk of 5 knallen had gehoord, bukte hij en zag vervolgens dat [slachtoffer] op de grond viel en dat hij bloed in zijn gezicht had8.
-Getuige [getuige E] die zich ook in de groep van het slachtoffer bevond, heeft verklaard dat een persoon vanuit de auto schoot en richtte op hun groep.
Hij zag vuur uit het wapen komen en zag dat [slachtoffer] in elkaar zakte9.
-Getuige [getuige F] heeft verklaard dat hij de persoon met het vuurwapen naar buiten zag hangen met een pistool in zijn hand. Hij zag dat de man zoekend rondkeek en zijn pistool op [slachtoffer] richtte. Hij hoorde een klap en zag daarna dat [slachtoffer] op de grond lag10.
-Getuige [getuige G] zag enkele seconden na het
tweede uit de auto afgevuurde schot dat [slachtoffer] achterover viel11.
-Getuige [getuige H] heeft verklaard dat de man met het pistool richtte op de groep, dat hij een knal hoorde en [slachtoffer] door zijn knieën zag zakken12.
-[getuige J] heeft verklaard dat hij net vóór het schietincident telefonisch contact heeft gehad met [medeverdachte 1], waarbij [medeverdachte 1] hem zou hebben gevraagd of de jongen met het vuurwapen er nog was13.
-Uit CT-scan onderzoek van het hoofd van het slachtoffer is gebleken dat het projectiel in zijn hoofd de vorm heeft van een geheel ronde kogel met een diameter van ongeveer 6 mm14.
-[medeverdachte 1] en de verdachte hebben hun wapens na het schietincident weggewerkt dan wel laten wegwerken15.
-Slechts één vuurwapen is – nadat [medeverdachte 1] ter terechtzitting in eerste aanleg van 10 december 2008 hierover had verklaard - teruggevonden in een betonblok. Het blijkt een pistool van het merk Browning, kaliber 7.65 mm16.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft aan de hand van haar overgelegde requisitoiraantekeningen gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het primair, impliciet primair (medeplegen poging moord) tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
8 jaren met aftrek van voorarrest.
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting
in hoger beroep vrijspraak van het primair tenlastegelegde bepleit. Hij heeft daartoe – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat niet kan worden bewezen
dat slachtoffer [slachtoffer] is geraakt door een uit de auto waarin de verdachte en zijn medeverdachten zaten afgevuurde kogel. Niet uit te sluiten valt dat iemand anders – bijvoorbeeld vanuit de groep die in de middenberm stond - de auto heeft gemist en dat door die kogel het slachtoffer is geraakt. Voorts sluit hij zich aan bij het vonnis van de rechtbank met betrekking tot de bewezenverklaring.
Oordeel hof
Ten aanzien van het geopperde schieten door een ander
Uit bovengenoemde getuigenverklaringen (zie voetnoot 8 tot en met 12) is naar voren gekomen dat zeer kort nadat uit [medeverdachte 2]’s auto schoten zijn afgevuurd het slachtoffer [slachtoffer] gewond is neergevallen.
Getuige [getuige E] verklaart dat een persoon vanuit de auto schoot, hij zag vuur uit het wapen komen en zag
dat [slachtoffer] in elkaar zakte.
Er is geen enkele getuige die verklaart dat het slachtoffer door iemand anders dan de inzittenden van
de Golf is beschoten dan wel dat er überhaupt door anderen dan door de inzittenden van de Golf is geschoten.
Bovendien verklaart geen enkele getuige over het horen van knallen uit een andere richting dan die van de Golf en spreekt niemand over het zien van een vuurwapen op het moment van de schietpartij, anders dan die de inzittenden van de zwarte Golf bij zich hadden.
De persoon die eerder op de avond met een wapen was gezien, [getuige C], had zijn wapen veel eerder reeds
in zijn auto gelegd.
Het hof gaat er op grond van het vorenstaande dan ook vanuit dat niet ook nog door iemand buiten de auto een schot is gelost op of in de richting van [slachtoffer] en dat laatstgenoemde dus is geraakt door een kogel die is afgevuurd vanuit de auto waarin verdachte en zijn medeverdachten zaten.
Voor de overtuiging heeft het hof in aanmerking genomen dat hoewel er volgens de verdachten zelf sprake is geweest van tenminste twee vuurwapens slechts één vuurwapen van het kaliber 7.65 mm - waarvan vaststaat dat hiermee niet het projectiel kan zijn verschoten dat in het hoofd van [slachtoffer] terecht is gekomen - is teruggevonden en uitgerekend het pistool waarmee het projectiel wel is verschoten niet te voorschijn is gekomen. De Browning kaliber 7.65 mm is pas op aanwijzingen van medeverdachte [medeverdachte 1] gevonden, nadat uit de rapportage van het NFI omtrent
de uitslag van de CT-scan is gebleken dat het projectiel in het hoofd van het slachtoffer een ronde kogel van ongeveer 6 mm betrof. [medeverdachte 1] heeft dus een voor de waarheidsvinding belangrijk gegeven achtergehouden tot op het moment waarop hij dacht dat het in zijn voordeel zou kunnen werken om met dit gegeven naar buiten te komen. Daaruit volgt dat [medeverdachte 1] aanvankelijk – totdat de CT-scan anders uitwees – er zelf rekening mee heeft gehouden dat het projectiel in het hoofd van het slachtoffer een kogel was die afkomstig kon zijn uit zijn wapen.
Het hof is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat het slachtoffer is geraakt door een kogel dan wel rond voorwerp, afgevuurd uit de auto waarin de verdachte en zijn medeverdachten zaten.
Ten aanzien van (voorwaardelijk) opzet
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – in dit geval de levensberoving - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van deze vraag is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten.
Niet alleen is vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte
de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Het hof overweegt het navolgende.
De verdachte is met zijn medeverdachten – onder medeneming van vuurwapens en munitie - teruggegaan naar een straatrace waar zich zeer veel mensen bevonden. Vervolgens hebben [medeverdachte 1] en [verdachte] vanuit een rijdende auto met hun vuurwapens meerdere kogels afgeschoten in de richting van een groep omstanders die langs de kant van de weg stond.
Hiermee hebben de verdachte en zijn medeverdachten zich naar het oordeel van het hof blootgesteld aan
de aanmerkelijke kans dat een persoon dan wel personen die zich in die groep bevonden dodelijk zou(den) worden getroffen. Dat dit gevolg niet is ingetreden is uitsluitend te danken aan omstandigheden buiten de wil van de verdachte.
Ten aanzien van medeplegen
Het hof overweegt dat [medeverdachte 2] de bestuurder was van de auto en dat hij deze met zijn gewapende inzittenden met geopend portierraam langzaam heeft gereden langs de groep waarop de schoten vanuit de auto werden afgevuurd en waarvan het slachtoffer deel uitmaakte. [medeverdachte 3] heeft naar [verdachte] gebeld en heeft hem gevraagd naar een vuurwapen. [medeverdachte 1] heeft een vuurwapen met munitie thuis opgehaald en heeft vlak voor de schietpartij overleg gehad met [getuige J]. [verdachte] heeft ook een vuurwapen meegenomen.
In ieder geval staat vast dat [verdachte] en [medeverdachte 1] allebei hebben geschoten en dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zich daarvan niet hebben gedistantieerd.
[verdachte] heeft verklaard dat hij ook [medeverdachte 2] heeft zien schieten, maar hiervoor is geen ondersteunend bewijs.
Aldus is naar het oordeel van het hof sprake van een zodanig bewuste en nauwe samenwerking dat medeplegen bewezen geacht dient te worden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat
de verdachte het primair, impliciet subsidiair, tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 december 2007 te [plaats], gemeente [naam gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
- met een of meer vuurwapen(s) een of meer kogels (in de richting van die [slachtoffer]) heeft geschoten/afgevuurd en
- (daarbij) met een vuurwapen een kogel althans een (rond) voorwerp in het hoofd van die [slachtoffer] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op grond van de feiten
en omstandigheden die in de hiervoor weergegeven – in de voetnoten [nummers 1, 4, 5 tot en met 12] aangeduide – bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte
is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten - de gebroeders [achternaam] - schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door op de openbare weg - op een plek waar een groot aantal omstanders stond om naar een straatrace te komen kijken – meermalen uit een auto in de richting van een groep waartoe het slachtoffer behoorde te schieten.
Hierdoor is het slachtoffer geraakt in zijn oog, als gevolg waarvan hij zijn oog heeft verloren en een kunstoog geplaatst heeft gekregen. De kogel is tot op heden in zijn schedel blijven zitten, met alle gevaren
en pijn van dien. Het is slechts aan omstandigheden buiten verdachtes wil te danken dat het slachtoffer niet dodelijk is verwond.
Een delict als het onderhavige, gepleegd op de openbare weg in aanwezigheid van vele andere mensen, draagt een voor de rechtsorde schokkend karakter en kan bij de burgers angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg brengen.
Blijkens de slachtofferverklaring d.d. 8 december 2008 heeft deze gebeurtenis een enorme impact op het leven van het slachtoffer gehad. Namens hem is ter zitting in hoger beroep door mevrouw J. van Rossum van Slachtofferhulp Nederland verklaard dat het nog steeds heel slecht gaat met hem. Zo zijn de spieren van een gezichtshelft verlamd en heeft hij regelmatig last van nachtmerries. Voorts is hij onder behandeling van een psycholoog.
Het hof heeft acht geslagen op het rapport van de reclassering d.d. 19 juni 2008, inhoudende – zakelijk weergegeven – dat de verdachte beïnvloedbaar is en dat het recidiverisico hoog wordt ingeschat.
Tevens geeft hij zelf aan een stok achter de deur nodig te hebben om niet weer in delictgedrag te vervallen.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 september 2009, is de verdachte eerder veroordeeld voor het plegen van geweldsfeiten.
Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte bij het plegen van het bewezen verklaarde feit een aanzienlijke en actieve rol - zoals hiervoor omschreven - gespeeld.
Hoewel de meerderjarige verdachten feitelijk een ander aandeel hebben in het bewezen verklaarde feit, is het
hof van oordeel dat zij, gelet op het feit dat ieders aandeel gezamenlijk heeft geleid tot het bewezen verklaarde “medeplegen”, gelijk gestraft dienen te worden.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] (vertegenwoordigd door mr. E.A. Echter) zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van EUR 39.466,04.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële en immateriële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 39.466,04 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair, impliciet primair, tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair, impliciet subsidiair, tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest
is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht,
voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] tot het gevorderde bedrag van
EUR 39.466,04 (negenendertigduizend vierhonderdzesenzestig euro en vier cent),
en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak vooralsnog zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verstaat dat indien een mededader geheel of deels aan deze betalingsverplichting heeft voldaan, de verdachte daarvan in zoverre is bevrijd.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van
EUR 39.466,04 (negenendertigduizend vierhonderdzesenzestig euro en vier cent),
voor welk bedrag in het geval volledige betaling noch volledig verhaal volgt vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
232 (tweehonderdtweeëndertig) dagen,
met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.
Verstaat dat indien een mededader geheel of deels aan deze betalingsverplichting heeft voldaan, de verdachte daarvan in zoverre is bevrijd.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Dit arrest is gewezen door mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, mr. R.C.A. Duindam en mr. J.A.C. Bartels,
in bijzijn van de griffier mr. C.E. Koppelaars.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 september 2009.
1 - Verklaring verdachte [medeverdachte 1], proces-verbaal nr. 2007437723-373, documentcode 0804220950.V02, d.d. 22 april 2008, pag. 1362.
- Verklaring verdachte [medeverdachte 3], proces-verbaal nr. 2007437723-380, documentcode 0804241400.V04, d.d. 24 april 2008, pag. 1386.
- Verklaring verdachte [medeverdachte 2], proces-verbaal nr. 2007437723-376, documentcode 0804221500.V03, d.d. 22 april 2008, pag. 1260 e.v.
2 - Zie noot 1: verklaring [medeverdachte 1], pag. 1360, alsmede verklaring
[medeverdachte 3], pag. 1386 en verklaring [medeverdachte 2], pag. 1261.
- Verklaring getuige [getuige A], proces-verbaal nr. 2007437723-128,
documentcode 0801171410.G46, pag. 516.
- Verklaring getuige [getuige B], proces-verbaal nr. 2007437723-118, documentcode 0801151645.G41, d.d. 15 januari 2008, pag. 499.
- Verklaring getuige [getuige C], proces-verbaal nr. 2007437723-148, documentcode 0801221325.G18, pag. 328.
3 - Zie noot 1, verklaring verdachte [medeverdachte 2], pag. 1261 e.v.
- Zie noot 1, verklaring [medeverdachte 3], pag. 1386.
4 Verklaring van verdachte [verdachte], proces-verbaal nr. 2007437723-370, documentcode 0804191535.V06, d.d. 19 april 2008, pag. 2 en proces-verbaal nr. 2007437723-381, documentcode 0804251055.V06, d.d. 25 april 2008, pag. 1396 e.v.
5 Verklaring [medeverdachte 3] (zie noot 1), pag. 1387.
6 - Verklaring [medeverdachte 1], proces-verbaal nr. 2007437723-400, d.d.
30 december 2008, pag. 2 e.v.
- Verklaring [verdachte], proces-verbaal nr. 2007437723-399, d.d.
30 december 2008.
7 Zie noot 6.
8 Verklaring [getuige D], proces-verbaal nr. 2007437723-3, documentcode 0712300245.G09, d.d. 30 december 2007, pag. 146.
9 Verklaring [getuige E], proces-verbaal nr. 2007437723-88, documentcode 0801091830.G32, d.d. 9 januari 2008, pag. 402 e.v.
10 Verklaring [getuige F], proces-verbaal nr. 2007437723-51, documentcode 0801031720.G19, pag. 416 e.v.
11 Verklaring [getuige G], proces-verbaal nr. 2007437723-56, documentcode 0801041325.G21, pag. 426.
12 Verklaring [getuige H], proces-verbaal nr. 2007437723-70, documentcode 0801071545.G27, pag. 432.
13 Verklaring [getuige J], proces-verbaal nr. 2007437723-327, documentcode 0803201353.V05, d.d. 20 maart 2008, pag. 996.
14 Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d.
19 november 2008.
15 - Verklaring verdachte [verdachte] ter terechtzitting in hoger beroep
van 15 september 2009.
- Verklaring [medeverdachte 1], proces-verbaal nr. 2007437723-400, d.d.
30 december 2008, pag. 5.
16 Zie proces-verbaal politie Rotterdam-Rijnmond, forensische opsporing, proces-verbaal nr. 2007437723, pagina 1.