ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ8453

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.007.322-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van aannemer voor schade door brand op raffinaderij na werkzaamheden met gasbrander

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van Mourik GTI voor schade die is ontstaan door een brand op het terrein van de raffinaderij van Total in Vlissingen. De brand ontstond tijdens werkzaamheden die Mourik GTI uitvoerde met een gasbrander aan drukvaten, waarvoor een heetwerkvergunning was verleend door Total. De rechtbank had eerder geoordeeld dat Mourik GTI toerekenbaar tekort was geschoten in de uitvoering van de werkzaamheden, maar Mourik GTI ging in hoger beroep tegen deze beslissing. Het hof oordeelde dat Mourik GTI, als huisaannemer, er in beginsel op mocht vertrouwen dat de verleende vergunning voldoende waarborg bood voor de veiligheid van de werkzaamheden. Het hof concludeerde dat, zelfs als het gebruik van de gasbrander als een tekortkoming zou worden gekwalificeerd, deze tekortkoming niet aan Mourik GTI kon worden toegerekend, omdat de omstandigheden op het terrein van de raffinaderij complex waren en grote veiligheidsrisico's met zich meebrachten. Het hof vernietigde de eerdere vonnissen van de rechtbank en wees de vorderingen van Air Products af, waarbij het oordeelde dat de aansprakelijkheid voor de schade in de risicosfeer van Air Products lag. Air Products werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 105.007.322/01
Rolnummer (oud) : C07/01458
Zaak- /rolnummer rechtbank : 53857 / HA ZA 06-388
arrest van de vierde civiele kamer d.d. 15 september 2009
inzake
1. de vennootschap onder firma
MOURIK GTI TOTAL MAINTENANCE V.O.F.,
gevestigd te Nieuwdorp,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MOURIK VLISSINGEN B.V.,
gevestigd te Groot-Ammers,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GTI HCG INDUSTRIESERVICE B.V.,
gevestigd te Rijswijk,
appellanten,
hierna gezamenlijk te noemen: Mourik GTI,
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt te ’s-Gravenhage,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AIR PRODUCTS NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Utrecht,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Air Products,
advocaat: mr. L.M. Bruins te ’s-Gravenhage.
Het geding
Bij exploot van 25 oktober 2007 is Mourik GTI in hoger beroep gekomen van de tussenvonnissen van de rechtbank Middelburg van 7 maart 2007 en 15 augustus 2007 gewezen tussen Air Products als eiseres en Mourik GTI als gedaagden. Bij memorie van grieven (met producties) heeft Mourik GTI acht grieven tegen de bestreden vonnissen aangevoerd, die Air Products bij memorie van antwoord heeft bestreden. Ter terechtzitting van 24 maart 2009 hebben partijen hun standpunten mondeling, aan de hand van pleitnotities, doen toelichten, Mourik GTI bij monde van mr. J.W. Hoekzema, advocaat te Amsterdam en Air Products bij monde van mr. H.T. Verhaar, advocaat te Rotterdam. Vervolgens hebben partijen het hof verzocht arrest te wijzen op het reeds overgelegde kopiedossier.
Beoordeling van het hoger beroep
1. De rechtbank heeft op 17 oktober 2007 tussentijds hoger beroep opengesteld van haar tussenvonnis van 15 augustus 2007. Het (tijdig ingestelde) hoger beroep tegen dit tussenvonnis is derhalve ontvankelijk. Nu het bestreden tussenvonnis van 15 augustus 2007 voortbouwt op het eerdere tussenvonnis van de rechtbank van 7 maart 2007, is het hoger beroep ten aanzien van laatstgenoemd tussenvonnis eveneens ontvankelijk. Het verweer van Air Products op dit punt wordt derhalve verworpen.
2. Het hof gaat uit van de door de rechtbank in haar tussenvonnis van 7 maart 2007 onder 2 vastgestelde feiten, nu hiertegen in hoger beroep geen grieven of anderszins bezwaren zijn gericht.
3. In het onderhavige hoger beroep gaat het – kort gezegd – om het volgende.
a. Air Products produceert stikstofgas ten behoeve van Total met behulp van een stikstofgenerator. De stikstofgenerator bestaat uit twee manshoge drukvaten (hierna: de drukvaten) met een compressor. Bij de productie van stikstofgas wordt onder druk de in de lucht aanwezige zuurstof uit de lucht gefilterd, waarna stikstofgas resteert. De zuurstof blijft achter in het koolstoffilter dat in de drukvaten aanwezig is.
b. De stikstofgenerator is eigendom van Air Products en staat in het ‘PSA-gebouw’op het terrein van de raffinaderij van Total in Vlissingen.
c. Op 28 april 2004 heeft Air Products aan Mourik GTI opdracht gegeven tot het verwijderen van de verf op de lasnaden van de drukvaten ten behoeve van de periodieke inspectie van de vaten.
d. Op respectievelijk 29 april 2004 en 3 mei 2004 zijn deze werkzaamheden door twee werknemers van Mourik GTI, [werknemer 1] en [werknemer 2], uitgevoerd.
e. Op beide dagen hebben [werknemer 1] en [werknemer 2] voorafgaande aan de werkzaamheden, bij Total een ‘heetwerkvergunning’ aangevraagd en verkregen.
f. De werkzaamheden op 29 april 2004 aan het eerste drukvat zijn zonder problemen verlopen.
g. Op de heetwerkvergunning van 3 mei 2004 is achter het voorgedrukte kopje ‘werkomschrijving’ handgeschreven ingevuld: ‘Het schoonmaken van lassen drums in PSA gebouw d m warm maken + borstelen’. Onder het voorgedrukte kopje ‘aard werkzaamheden’ is handgeschreven ingevuld: ‘branderwagen’.
h. Op 3 mei 2004 zijn de [werknemer 1] en [werknemer 2], na het verkrijgen van de heetwerkvergunning, om omstreeks 8.30 uur gestart met het verwijderen van de verf op de lasnaden van het tweede drukvat. Nadat zij de horizontale lasnaad aan de bovenzijde van de tank en één van de verticale lassen tot ca 50 centimeter van de bovenzijde hadden schoongemaakt, zijn zij om 9.20 uur gaan koffiedrinken.
i. Toen zij omstreeks 9.55 terugkwamen zagen zij dat het drukvat waaraan zij kort daarvoor hadden gewerkt aan de onderzijde roodgloeiend was. Kort daarna is het drukvat gescheurd waardoor brand is ontstaan en de stikstofgenerator onherstelbaar is beschadigd.
j. Air Products heeft het betreffende drukvat laten vernietigen.
4. Air Products heeft Mourik GTI aansprakelijk gesteld voor de schade op de grond dat Mourik GTI toerekenbaar tekort is geschoten bij de uitvoering van de werkzaamheden, althans onrechtmatig heeft gehandeld, door bij het verwijderen van de verf op de lasnaden van de drukvaten gebruik te maken van een gasbrander, wat volgens Air Products in de gegeven omstandigheden onverantwoord was. Air Products stelt dat de brand is ontstaan door het verwarmen van de verf op de lasnaden van de (in werking zijnde) druktank, waarin zich het koolstoffilter met daarin zuurstof bevond. Mourik GTI heeft het causaal verband tussen de werkzaamheden en de brand betwist. Voorts heeft zij betwist dat zij toerekenbaar tekort is geschoten bij de uitvoering van de werkzaamheden door gebruik te maken van een gasbrander. Zij stelt dat het verwijderen van verf met behulp van een gasbrander/warmstoker en een staalborstel een algemeen gebruikelijke werkwijze is, en betwist dat deze werkwijze in de gegeven omstandigheden onverantwoord was. Van een tekortkoming bij de uitvoering van de werkzaamheden is derhalve volgens Mourik GTI geen sprake. Voorzover dit anders zou zijn, beroept Mourik GTI zich op overmacht. Zij stelt dat een eventuele tekortkoming, bestaande in het gebruik van een gasbrander bij de werkzaamheden, haar niet kan worden toegerekend, nu zij niet op de hoogte was of hoefde te zijn van de daaraan in dit specifieke geval verbonden risico’s. In dit verband wijst zij er op dat de werkzaamheden aan de eerste druktank op 29 april 2004 zonder problemen waren verlopen, en dat zij bovendien een heetwerkvergunning voor de werkzaamheden had gevraagd en gekregen van Total waarop zij mocht vertrouwen. Subsidiair heeft Mourik GTI zich (althans in hoger beroep) beroepen op eigen schuld aan de zijde van Air Products.
5. In haar tussenvonnis van 15 augustus 2007 heeft de rechtbank geoordeeld dat de brand is ontstaan als gevolg van de door Mourik GTI verrichte werkzaamheden met de gasbrander. Voorts heeft zij geoordeeld dat Mourik GTI toerekenbaar tekort is geschoten door bij de werkzaamheden gebruik te maken van een gasbrander. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat Mourik GTI als huisaannemer op de raffinaderij van Total te Vlissingen verondersteld mag worden bekend te zijn met alle risico’s die verbonden zijn aan het verrichten van werkzaamheden op de raffinaderij en dat, indien zij daarmee niet bekend was, het op haar weg had gelegen om daarover informatie in te winnen, te meer waar bij de uitvoering van de werkzaamheden vlambranders gebruikt zouden gaan worden. De rechtbank is van oordeel dat Mourik GTI geen beroep toekomt op de door Total afgegeven heetwerkvergunning nu deze vergunning, zo nog steeds de rechtbank, niet afdoet aan de eigen verantwoordelijkheid van Mourik GTI. Gesteld noch gebleken is dat Total bij het verlenen van de vergunning namens of in opdracht van Air Products heeft gehandeld. Indien Mourik GTI meent dat Total de heetwerkvergunning ten onrechte heeft verleend, dient zij zich – aldus de rechtbank - te verstaan met Total.
De rechtbank heeft Mourik GTI aansprakelijk geacht voor de door Air Products geleden schade, en heeft Air Products toegelaten tot het bewijs van deze schade.
6. De grieven I tot en met IV lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Deze grieven richten zich met meerdere klachten tegen het oordeel van de rechtbank in rechtsoverweging 2.3 van haar vonnis van 15 augustus 2007 dat Mourik GTI toerekenbaar tekort is geschoten bij de uitvoering van de werkzaamheden.
7. Het hof overweegt hierover als volgt. De eerste vraag die voorligt is of Mourik GTI tekort is geschoten in de uitvoering van de werkzaamheden nu zij bij het verwijderen van de verf van de lasnaden van de drukvaten gebruik heeft gemaakt van een gasbrander/warmstoker. Mourik GTI heeft dit gemotiveerd betwist, waarbij zij heeft aangevoerd dat dit een algemeen gebruikelijke werkwijze betreft. In dit verband stelt Mourik GTI voorts dat de mate van verwarming van een vat als het onderhavige met een wanddikte van 12,3 mm door het gedurende korte tijd verwarmen van de verflaag verwaarloosbaar is. Het hof is van oordeel dat, gelet op de gemotiveerde betwisting door Mourik GTI, (nog) niet is komen vast te staan dat de door Mourik GTI toegepaste werkwijze in de gegeven omstandigheden onjuist of onverantwoord was. Het feit dat voor deze werkwijze een heetwerkvergunning is afgegeven door Total, wijst daar ook niet op. Het enkele feit dat tijdens de werkzaamheden aan het tweede drukvat brand is ontstaan, is hiervoor vooralsnog onvoldoende, nu de oorzaak van de brand ook in hoger beroep door Mourik GTI is betwist. Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een tekortkoming van Mourik GTI, acht het hof derhalve nader deskundigenonderzoek en/of bewijslevering noodzakelijk. Hieraan komt het hof echter om de hierna te noemen redenen niet toe.
8. De hierboven vermelde vraag of het gebruik van een gasbrander/warmstoker in de gegeven omstandigheden moet worden aangemerkt als een tekortkoming van Mourik GTI, kan in het midden blijven. Ook als deze vraag bevestigend moet worden beantwoord en er derhalve van uit gegaan wordt dat een gasbrander niet geschikt is voor de onderhavige werkzaamheden, kan de vordering van Air Products naar het oordeel van het hof niet slagen. Het hof is namelijk van oordeel dat Mourik GTI in dat geval terecht aanvoert dat deze tekortkoming haar in de hieronder vermelde specifieke omstandigheden niet kan worden toegerekend, en dat Mourik GTI zich derhalve op overmacht kan beroepen (artikel 6:75 BW). Het hof overweegt hierover het volgende.
9. Tussen partijen is niet in geschil dat aan het werken op het terrein van een raffinaderij, waar zich complexe installaties bevinden en veel brandbare stoffen aanwezig zijn, grote veiligheidsrisico’s verbonden zijn. Van een aannemer als Mourik GTI kan redelijkerwijs niet worden verwacht dat hij zelfstandig in staat is in een dergelijke complexe werkomgeving alle veiligheidsrisico’s op de juiste wijze in te schatten. Mourik GTI heeft onbetwist gesteld dat juist vanwege de complexiteit van deze omstandigheden, en de grote veiligheidsrisico’s, door Total een vergunningenstelsel in het leven is geroepen waarbij voor alle werkzaamheden tevoren een koud- of heetwerkvergunning moet worden aangevraagd waarop zowel de te verrichten werkzaamheden als de voorgenomen werkwijze moeten worden vermeld. Total beoordeelt vervolgens, als zijnde ter zake deskundig, de veiligheid van zowel de te verrichten werkzaamheden als de omstandigheden ter plaatse, waarna toestemming kan worden verleend voor de betreffende werkzaamheden in de vorm van een vergunning. Het hof is van oordeel dat een aannemer als Mourik GTI bij het verkrijgen van een dergelijke vergunning er in beginsel op mag vertrouwen dat hij de voorgenomen werkzaamheden veilig kan uitvoeren.
10. In het midden kan blijven of door de werknemers van Mourik GTI bij de uitvoering van de werkzaamheden gebruik werd gemaakt van een warmstoker of brander en welke branderkop daarbij is gebruikt. Vast staat immers dat voor de uit te voeren werkzaamheden een ‘heetwerkvergunning’ is verleend waarop handmatig de woorden ‘warm maken’ en ‘branderwagen’ zijn ingevuld. Tevens staat onbetwist vast dat de ruimte waarin de drukvaten zich bevonden voorafgaande aan de vergunningverlening door de bedrijfsbrandweer van Total is geïnspecteerd, waarbij onder meer een gastest is uitgevoerd. Voorts wijst het hof op het rapport van B.H. Brinkhuis van 12 maart (lees:) 2008 (overgelegd bij productie 2 bij de memorie van grieven) waarin deze onder meer concludeert: “Daarbij is algemeen bekend dat stikstof een inert en onbrandbaar gas is. Een aannemer zal juist verwachten dat een dergelijke installatie geen brandgevaar oplevert en wordt daar nog in gesterkt door de werkvergunning”. Ten slotte merkt het hof op dat gesteld noch gebleken is dat Mourik GTI in strijd met de vergunning heeft gehandeld.
11. Het bovenstaande uitgangspunt dat Mourik GTI bij het verkrijgen van de bewuste heetwerkvergunning er in beginsel op mocht vertrouwen dat zij de voorgenomen werkzaamheden veilig kon uitvoeren, laat uiteraard onverlet dat Mourik GTI ook een eigen verantwoordelijkheid heeft. Deze eigen verantwoordelijkheid houdt in dat indien en zodra Mourik GTI twijfel heeft over de juistheid van de vergunningverlening of de daaraan verbonden voorwaarden, of anderszins aanleiding heeft te twijfelen over de veiligheid van de werkomstandigheden, zij zelf nader onderzoek moet doen op dit punt alvorens de werkzaamheden (verder) uit te voeren. In een dergelijk geval kan Mourik GTI zich niet gerechtvaardigd op de verleende vergunning beroepen. Air Products heeft echter geen omstandigheden gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat Mourik GTI in het onderhavige geval ondanks de verleende vergunning redelijkerwijs aanleiding had moeten hebben om te twijfelen over de veiligheid van de onderhavige werkzaamheden. Uit het enkele feit dat Mourik GTI de ‘huisaannemer’ van Total was en regelmatig werkzaamheden op de raffinaderij uitvoerde, vloeit dit niet voort. Ditzelfde geldt voor de stelling van Air Products dat Mourik GTI wel eens een koolstoffilter van een drukvat heeft vervangen.
12. Het bovenstaande laat eveneens onverlet dat bij de uitvoering van de werkzaamheden, ook indien zij binnen de omschrijving van de vergunning vallen, onzorgvuldig kan zijn gehandeld. In dit verband heeft Air Products het vermoeden geuit dat Mourik GTI langdurig de vlam van de warmstoker op één punt gericht heeft, waardoor de tank ter plaatse te heet kon worden. Het hof gaat aan dit betoog voorbij, nu dit slechts een vermoeden van Air Products betreft dat zij niet nader heeft geconcretiseerd of onderbouwd en waarvan zij evenmin gespecificeerd bewijs heeft aangeboden.
13. Air Product heeft nog aangevoerd dat Mourik GTI de heetwerkvergunning opzettelijk vaag of onvolledig heeft ingevuld, waardoor – zo begrijpt het hof – Total is misleid bij het verlenen van de heetwerkvergunning. Air Products onderbouwt dit betoog met een verwijzing naar het gegeven dat op de heetwerkvergunning onder het voorgedrukte kopje ‘aard werkzaamheden’ de optie ‘open vuur’ niet is aangevinkt, de drukvaten ten onrechte ‘drums’ worden genoemd en bij de omschrijving van de werkzaamheden is ingevuld ‘warm maken en borstelen’ terwijl ‘afbranden’ meer voor de hand lag. Ook dit betoog wordt verworpen. Naar het oordeel van het hof maakt het gebruik van de woorden ‘warm maken en borstelen’ in combinatie met de term ‘branderwagen’ voldoende duidelijk dat gewerkt zal worden met open vuur. Nu tevens vaststaat dat de bedrijfsbrandweer van Total, voorafgaande aan de vergunningverlening, de ruimte waarin de drukvaten zich bevonden heeft geïnspecteerd, wordt de enkele stelling dat de term ‘drums’ niet duidelijk maakt dat het om de bewuste drukvaten ging, als onvoldoende gemotiveerd verworpen.
14. Air Products heeft tot slot nog aangevoerd dat niet zijzelf maar Total de heetwerkvergunning heeft verleend, en dat deze vergunning in de risicosfeer ligt van Mourik GTI. Het hof begrijpt deze stelling aldus dat, indien zou komen vast te staan dat bij de vergunningverlening fouten zijn gemaakt, dit voor rekening van Mourik GTI behoort te komen. Ook dit betoog faalt. Air Products is eigenaar van een stikstofinstallatie, bestaande uit twee drukvaten, die zich bevinden in het PSA-gebouw op het terrein van Total. Op dit terrein geldt in verband met de veiligheid een vergunningensysteem voor te verrichten werkzaamheden, waaronder ook de werkzaamheden vallen aan de stikstofinstallatie van Air Products. Air Products mag bekend worden geacht met dit vergunningensysteem van Total, en Mourik GTI mocht er bij gebreke van andersluidende aanwijzingen van Air Products vanuit gaan dat Air Products zich in haar relatie tot Total aan dit vergunningensysteem heeft geconformeerd. De veiligheidsregels en de verleende heetwerkvergunning liggen daarmee naar het hof in de risicosfeer van Air Products en niet in die van Mourik GTI.
15. Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat, voorzover het gebruik van een gasbrander/warmstoker door Mourik GTI bij de uitvoering van de werkzaamheden moet worden gekwalificeerd als een tekortkoming, deze tekortkoming niet aan Mourik GTI kan worden toegerekend. Op grond van de gemotiveerde en onderbouwde stellingen van Mourik GTI, die door Air Products onvoldoende gemotiveerd zijn weersproken, is het hof van oordeel dat Mourik GTI geen verwijt kan worden gemaakt van het gebruik van de gasbrander/warmstoker. Evenmin is sprake van een contractuele of wettelijke bepaling op grond waarvan de tekortkoming aan Mourik GTI moet worden toegerekend. Tot slot is het hof van oordeel dat ook de verkeersopvattingen niet meebrengen dat het gebruik van de gasbrander/warmstoker in het onderhavige geval, gelet op de door Total hiervoor verleende heetwerkvergunning, aan Mourik GTI dient te worden toegerekend. Het beroep op overmacht slaagt derhalve.
16. Uit het voorgaande vloeit voort dat de vordering van Air Products moet worden afgewezen. De overige grieven, waaronder de grieven die gericht zijn tegen het door de rechtbank aangenomen causaal verband tussen de verrichte werkzaamheden en de brand, behoeven derhalve geen bespreking meer. Het hof zal de bestreden vonnissen van de rechtbank vernietigen en de vordering van Air Products afwijzen. Air Products zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.
17. Het hof passeert het bewijsaanbod van Air Products, nu zij geen gespecificeerd bewijs heeft aangeboden van feiten die, indien bewezen, kunnen leiden tot een andere beslissing.
Beslissing
Het hof:
- vernietigt de tussen partijen gewezen tussenvonnissen van de rechtbank Middelburg van 7 maart 2007 en 15 augustus 2007, waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
- wijst de vorderingen van Air Products af;
- veroordeelt Air Products in de kosten van het geding, aan de zijde van Mourik GTI in eerste aanleg tot op 15 augustus 2007 begroot op € 10.670,-, waarvan € 4.670,- aan verschotten en € 6.000,- aan salaris advocaat, en in hoger beroep tot op heden begroot op € 15.789,31, waarvan € 6.000,31 aan verschotten en € 9.789,- aan salaris advocaat;
- verklaart bovenstaande proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M.T. van der Hoeven-Oud, L. Reurich en A.J. Coster en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 september 2009 in aanwezigheid van de griffier.