ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ7335

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.007.163-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op vervalbeding door beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar assurantietussenpersoon

In deze zaak gaat het om een beroep op een vervalbeding door de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van een assurantietussenpersoon. Column Producties B.V. heeft een keyman-verzekering afgesloten, die dekking biedt bij het wegvallen van sleutelfiguren binnen de onderneming. Na de moord op een van deze keymen, [Keyman 2], heeft de verzekeraar de uitkering geweigerd op basis van een dekkingsuitsluiting voor terrorisme. Column heeft de assurantietussenpersoon AA Groep aansprakelijk gesteld voor de schade die zij heeft geleden door deze weigering, en heeft AA Groep in een eerdere procedure veroordeeld tot betaling van € 1.000.000,-. AA Groep heeft echter geen verzet aangetekend tegen dit vonnis, waardoor het in kracht van gewijsde is gegaan.

Column heeft vervolgens derdenbeslag gelegd onder Bavam, de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van AA Groep, en vordert betaling van het bedrag dat AA Groep aan haar verschuldigd is. Bavam heeft echter verklaard dat zij niets verschuldigd is aan AA Groep, omdat de schade niet onder de polis is gedekt. In de onderhavige procedure betwist Column deze verklaring van Bavam en vordert betaling.

De rechtbank heeft de vorderingen van Column afgewezen, waarna Column in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft vastgesteld dat AA Groep niet heeft voldaan aan haar verplichtingen onder de polis door de schade niet tijdig te melden en geen verzet aan te tekenen tegen het verstekvonnis. Het hof onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat Bavam door het nalaten van AA Groep in een redelijk belang is geschaad, en dat Bavam zich kan beroepen op het vervalbeding in de polisvoorwaarden. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt Column in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 105.007.163/01
Rolnummer (oud) : C07/1298
Zaak-/rolnummer rechtbank : 281669 / HA ZA 07-476
arrest van de vierde civiele kamer d.d. 21 juli 2009
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid COLUMN PRODUCTIES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante in het principaal appel,
geïntimeerde in het voorwaardelijk incidenteel appel,
hierna te noemen: Column,
advocaat: mr. E. Grabandt te 's-Gravenhage,
tegen
de naamloze vennootschap VERENIGDE ASSURANTIEBEDRIJVEN NEDERLAND N.V. (mede h.o.d.n. BAVAM),
gevestigd te Rijswijk,
geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het voorwaardelijk incidenteel appel,
hierna te noemen: Bavam,
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt te 's-Gravenhage.
Het geding
Bij dagvaarding van 22 oktober 2007 is Column in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 25 juli 2007, gewezen tussen Column als eiseres en Bavam als gedaagde. Bij memorie van grieven (met een productie) heeft Column drie grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd. Bavam heeft bij memorie van antwoord, tevens (incidentele en voorwaardelijke) memorie van grieven, de grieven bestreden en van haar kant voorwaardelijk incidenteel appel ingesteld onder aanvoering van één grief. Column heeft de incidentele grief bestreden bij memorie van antwoord in het incidenteel appel. Ter terechtzitting van 16 juni 2009 hebben partijen vervolgens hun standpunten mondeling aan de hand van pleitnotities doen toelichten, Column door mr. J.M.K.P. Cornegoor, advocaat te Amsterdam, en Bavam door mr. M.A.R.C. Padberg, advocaat te Rotterdam. Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd, waarbij mr. Padberg een (kopie)procesdossier heeft overgelegd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Het hof gaat uit van de door de rechtbank onder 2.1 tot en met 2.14 van haar vonnis vastgestelde feiten, nu daartegen in hoger beroep geen grieven of anderszins bezwaren zijn gericht.
2. Het gaat in deze zaak, kort en zakelijk weergegeven, om het volgende. Column heeft een zogenaamde ‘keyman-verzekering’ afgesloten die dekking biedt bij het wegvallen van personen, onder meer door overlijden, die als sleutelfiguren (‘keymen’) van een onderneming worden beschouwd. In 2003 waren als ‘keymen’ binnen Column aangemerkt: [Keyman 1] en [Keyman 2]. Op 2 november 2004 is [Keyman 2] vermoord. In de hierop betrekking hebbende strafzaak is bewezen verklaard dat de moord is gepleegd met een terroristisch oogmerk. De verzekeraar van de door Colum afgesloten ‘keyman-verzekering’ heeft een uitkering onder de polis geweigerd op grond van een in de polisvoorwaarden opgenomen dekkingsuitsluiting ingeval van (onder meer) terrorisme.
Column heeft hierop de assurantietussenpersoon AA Groep, die haar had geadviseerd bij het sluiten van de ‘keyman-verzekering’, aansprakelijk gesteld voor de door Column geleden schade als gevolg van de geweigerde verzekeringsuitkering van € 1.000.000,-. Column heeft zich op het standpunt gesteld dat AA Groep tekort is geschoten bij haar advisering, aangezien AA Groep gelet op de persoon van [Keyman 2] en de vele bedreigingen aan zijn adres, had moeten begrijpen dat Column een ‘keyman-verzekering’ nodig had inclusief terrorismedekking. In de hierover door Column tegen AA Groep aangespannen procedure bij de rechtbank Amsterdam heeft AA Groep geen verweer gevoerd, waarna zij bij verstekvonnis van 4 oktober 2006 is veroordeeld tot betaling aan Column van € 1.000.000,- met rente en kosten. AA Groep heeft geen verzet aangetekend tegen het verstekvonnis van de rechtbank Amsterdam, waardoor dit in kracht van gewijsde is gegaan.
Column heeft voor het door AA Groep aan haar op grond van het vonnis van de rechtbank Amsterdam verschuldigde bedrag executoriaal derdenbeslag gelegd onder Bavam, de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van AA Groep, op de grond dat AA Groep voor de onderhavige schade een vordering heeft op haar verzekeraar Bavam. Bavam heeft verklaard dat zij niets verschuldigd is of zal zijn aan AA Groep, aangezien de onderhavige schade niet is gedekt onder de polis. In de onderhavige verklaringsprocedure (artikel 477a lid 2 Rv) betwist Column de verklaring van Bavam, en vordert zij onder meer betaling door Bavam van het bedrag waartoe AA Groep jegens Column is veroordeeld. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen.
3. De principale grieven richten zich gezamenlijk tegen het oordeel van de rechtbank dat Bavam zich jegens AA Groep succesvol kan beroepen op het in de polisvoorwaarden 1992 in artikel 6 en in de polisvoorwaarden 2004 en 2006 in artikel 10 opgenomen vervalbeding, uit hoofde waarvan de verzekerde zijn rechten uit de polis verliest indien hij nalaat een gebeurtenis/aanspraak of omstandigheid, die voor Bavam tot een verplichting tot uitkering kan leiden, zo spoedig mogelijk te melden of indien hij niet zijn volle medewerking geeft aan de schaderegeling en zich onthoudt van alles wat de belangen van de verzekeraar zou kunnen benadelen. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Het hof overweegt hierover het volgende.
4. De rechtbank heeft in rechtsoverweging 4.4 en 4.5 van haar vonnis allereerst geoordeeld dat AA Groep jegens Bavam heeft gehandeld in strijd met haar verplichtingen onder de polis. AA Groep heeft de mogelijke schade niet zo spoedig mogelijk aan Bavam gemeld. Melding heeft zelfs in het geheel niet plaatsgevonden. Niet nadat de verzekeraars dekking onder de keymanverzekering hadden afgewezen, ook niet nadat AA Groep door Column aansprakelijk was gesteld, en zelfs niet nadat AA Groep door Column was gedagvaard. Door, zonder overleg met Bavam, in de procedure verstek te laten gaan en vervolgens, ondanks herhaalde waarschuwing van Bavam, zonder overleg met Bavam geen verzet aan te tekenen tegen het verstekvonnis, heeft AA Groep zich bovendien gedragen op een wijze waardoor de belangen van Bavam zouden kunnen worden benadeeld, aldus de rechtbank.
5. Het hof stelt vast dat tegen bovenstaand oordeel van de rechtbank geen grieven zijn gericht. Grief I, die zich blijkens de aanhef mede lijkt te richten tegen voormelde rechtsoverweging 4.5, bevat in zijn toelichting geen nadere aanduiding waarom voormeld oordeel van de rechtbank onjuist zou zijn. Het hof gaat er bij de verdere beoordeling daarom van uit dat AA Groep jegens Bavam heeft gehandeld in strijd met haar verplichtingen onder de polis.
6. Vervolgens heeft de rechtbank in rechtsoverweging 4.6 tot en met 4.9 van haar vonnis onderzocht of is voldaan aan het - voor een succesvol beroep op het vervalbeding geldende - vereiste dat Bavam door het nalaten van AA Groep in een redelijk belang is geschaad. Daarbij heeft de rechtbank terecht en in hoger beroep niet bestreden vooropgesteld dat daarbij in beginsel niet bepalend is in welke mate de verzekeraar daadwerkelijk schade lijdt. De rechtbank heeft geoordeeld dat Bavam door het nalaten van AA Groep daadwerkelijk in een redelijk belang is geschaad, nu zij door dat nalaten iedere mogelijkheid is ontnomen om de aansprakelijkstelling van Column met medewerking van AA Groep op haar merites te beoordelen. Bovendien is Bavam de mogelijkheid ontnomen om AA Groep te instrueren om verweer te voeren tegen de vordering van Column, terwijl niet gezegd kan worden dat zonder meer duidelijk is dat AA Groep geen enkel verweer met een redelijke kans op succes had kunnen voeren. Op grond hiervan heeft de rechtbank het verweer van Bavam gehonoreerd dat AA Groep met betrekking tot haar aansprakelijkheid jegens Column geen recht kan doen gelden op een uitkering onder de polis.
7. Het hof onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat Bavam door het nalaten van AA Groep in een redelijk belang is geschaad, en verwerpt daarmee de grieven. Het hof overweegt hierover als volgt.
8. De klacht van Column dat Bavam niet heeft voldaan aan de op haar blijkens HR 5 oktober 2007, JA 2007/184 geldende stelplicht dat zij door te late melding in een redelijk belang is geschaad, wordt verworpen. Bavam heeft gemotiveerd gesteld dat AA Groep de schade in het geheel niet heeft gemeld, dat zij zonder enig overleg met Bavam in de door Column aangespannen procedure verstek heeft laten gaan en dat zij vervolgens, ondanks herhaalde waarschuwing van Bavam, zonder overleg met Bavam geen verzet heeft aangetekend tegen het verstekvonnis, waardoor Bavam is geconfronteerd met een aansprakelijkheid van AA Groep jegens Column waarvan het nog maar de vraag is of deze bij een deugdelijk gevoerd verweer ook in rechte zou zijn vastgesteld. Hiermee heeft Bavam aan haar stelplicht voldaan.
9. De stelling van Column dat niet in te zien valt hoe Bavam door het tijdsverloop van 24 juni 2005 (de datum van afwijzing van de verzekeraar van dekking onder de keyman-verzekering) tot 22 november 2006 (de datum waarop Bavam door de beslaglegging op de hoogte raakte van de vordering van Column op AA Groep) in haar belangen geschaad zou zijn, aangezien de verzetstermijn van het tegen AA Groep gewezen vonnis toen nog niet was verstreken, wordt eveneens verworpen. Anders dan in de memorie van grieven wordt verdedigd, kon alleen AA Groep en niet (tevens) Bavam verzet aantekenen van het verstekvonnis. Bavam heeft er verschillende keren bij AA Groep op aangedrongen om juridisch advies in te winnen en om alsnog in een verzetsprocedure verweer te voeren tegen de vordering van Column, hetgeen AA Groep heeft nagelaten.
10. De stelling van Column dat bij de toetsing van het beroep op het vervalbeding de periode na 24 november 2006 buiten beschouwing dient te blijven, nu Bavam in haar brief aan AA Groep van 24 november 2006 immers te kennen had gegeven dekking te weigeren, faalt eveneens. AA Groep is een professionele assurantietussenpersoon die geacht mag worden op de hoogte te zijn van haar algemene verplichtingen onder de polis tot het tijdig melden van de schade en het volledig informeren van en medewerken met de verzekeraar, waaronder begrepen het in overleg met de verzekeraar voeren van verweer tegen een aansprakelijkstelling. Deze verplichtingen komen niet te vervallen op het moment dat de verzekeraar dekking weigert. Indien de stelling van Column juist is dat de dekkingsweigering van Bavam van 24 november 2006 niet op goede gronden berustte, was AA Groep als geen ander in staat om dit te beoordelen, om hiertegen zonodig bezwaar te maken en om te overleggen met Bavam wat haar te doen stond. De stelling van Column (MvG nr. 21) dat AA Groep na de dekkingsweigering door Bavam geen rekening meer behoefde te houden met de redelijke belangen van Bavam, hetgeen kennelijk inhoudt dat AA Groep zonder enig overleg mocht afzien van verweer tegen de vordering van Column zonder gevolgen voor haar eventueel nog aanwezige rechten onder de polis, wordt verworpen. Dat er ten aanzien van het instellen van verzet tegen het verstekvonnis alleen een dringend advies maar geen uitdrukkelijke instructie van Bavam aan AA Groep was doet hier niet aan af. Ook de stelling van Column dat AA Groep niets tegen het verstekvonnis heeft ondernomen “dankzij” de dekkingsweigering door Bavam faalt, nu - nog daargelaten dat het juist voor de hand had gelegen dat AA Groep zich gelet op de dekkingsweigering niet zou neerleggen bij het verstekvonnis – Bavam in de gegeven omstandigheden niet geacht kan worden daarmee het recht te hebben verwerkt om zich erop te beroepen dat zij door het niet instellen van verzet in haar belangen is geschaad.
11. De klacht dat Bavam als gevolg van het verstekvonnis tegen AA Groep niet in haar redelijke belangen kan zijn geschaad, aangezien Bavam in de onderhavige procedure de vrijheid heeft om de eventuele aansprakelijkheid van AA Groep opnieuw volledig ter discussie te stellen, wordt eveneens verworpen. Bavam wijst er terecht op dat zij in haar belangen is geschaad doordat zij in deze procedure niet in staat is om tezamen met én met medewerking van haar verzekerde AA Groep, en bovendien aan de hand van een volledig dossier (waarover Bavam niet beschikt), deugdelijk verweer te voeren. Gelet op het feit dat voor AA Groep haar aansprakelijkheid jegens Column op grond van het verstekvonnis van de rechtbank Amsterdam vast staat, is er bovendien een situatie ontstaan waarin het belang van AA Groep bij de uitkomst van een nieuwe beoordeling van haar aansprakelijkheid in de onderhavige procedure niet meer parallel loopt met de belangen van Bavam. Ook daarom kan een verweer van Bavam tegen de mogelijke aansprakelijkheid van AA Groep in de onderhavige procedure niet op één lijn worden gesteld met een door Bavam en AA Groep gezamenlijk gevoerd verweer in de oorspronkelijke procedure tussen Column en AA Groep.
12. De rechtbank heeft overwogen dat niet gezegd kan worden dat het voeren van verweer door AA Groep tegen de vordering van Column geen redelijke kans op succes zou hebben gehad. Het hof onderschrijft dit oordeel van de rechtbank. In het midden kan blijven of de door de rechtbank genoemde verweren alle even kansrijk waren geweest. Voldoende is dat ook naar het oordeel van het hof niet uitgesloten kan worden geacht dat één van deze verweren doel zou hebben getroffen indien Bavam deze gezamenlijk met AA Groep aan de hand van een volledig dossier zou hebben gevoerd. Bavam heeft er voorts terecht op gewezen dat zij bij gebreke van elke medewerking van AA Groep en bij gebreke van feitelijke gegevens omtrent de totstandkoming van de onderhavige keymanverzekering en de inhoud van de advisering door AA Groep geen kans heeft gehad om de aansprakelijkheid van AA Groep zelfstandig te beoordelen en om hiertegen tezamen met AA Groep deugdelijk verweer te voeren. Ook hierdoor is Bavam naar het oordeel van het hof in een redelijk belang geschaad. Er kan immers niet worden uitgesloten dat er – naast de door Bavam genoemde mogelijke verweren tegen de vordering van Column – nog meer verweren mogelijk waren geweest.
13. Het hof verenigt zich derhalve met het oordeel van de rechtbank dat Bavam zich kan beroepen op het vervalbeding in haar polisvoorwaarden. Dit brengt mee dat de overige verweren geen behandeling meer behoeven.
14. Nu het principale appel wordt verworpen, behoeft het incidenteel appel geen bespreking meer.
15. Het hof zal het vonnis van de rechtbank bekrachtigen. Column wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.
16. Het bewijsaanbod van Column wordt gepasseerd, nu Column geen gespecificeerd bewijs aanbiedt van feiten die, indien bewezen, kunnen leiden tot een andere beslissing.
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 25 juli 2007;
- veroordeelt Column in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Bavam tot op heden begroot op € 5.916,- aan verschotten en € 13.740,- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M.T. van der Hoeven-Oud, L. Reurich en F.R. Salomons en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juli 2009 in aanwezigheid van de griffier.