2.2 Het gaat in deze zaak om het volgende:
a. In de periode van 1 januari 1959 tot 1 april 1976 heeft de Benzine en Petroleum Handel Maatschappij (hierna: BP) van de N.V. Nederlandsche Spoorwegen (hierna: NS) een of meer percelen grond in huur gehad van het emplacement te Hillegersberg Rotterdam (hierna: het emplacement) in de omgeving van de Ceintuurbaan/ Bergweg. In eerste instantie ging het om 299 m2. Op 20 februari 1963 is het terrein dat BP huurde vergroot tot 324 m2.
b. Op 14 januari 1960 is een huurovereenkomst gesloten tussen NS en de [Groot- en kleinhandel in Petroleumproducten L.], ingaande op 1 september 1959, voor een terrein op het emplacement ter grootte van 160 m2.
c. Op 1 juni 1967 is een huurovereenkomst gesloten tussen NS en de [Groot- en kleinhandel in Petroleumproducten L.]-B.P. Haardbrandolie Centrale (Rotterdam), ingaande op 1 januari 1967, voor een terrein op het emplacement ter grootte van 108 m2.
d. Op 1 april 1976 is een huurovereenkomst gesloten tussen de NS en [Handelsmaatschappij L. B.V.] voor een terrein op het emplacement met een omvang van 827 m2 (hierna: het gehuurde). In die huurovereenkomst (hierna: de huurovereenkomst) is aangeduid dat dat terrein “ten dienste van de opslag van aardolieprodukten, zuurstof en acetyleengas in flessen” werd verhuurd. In deze overeenkomst is opgenomen dat de voornoemde overeenkomsten dd 14 januari 1960 en 1 juni 1967 (beiden zoals daarna gewijzigd) eindigen per 1 april 1976. Het gehuurde omvat mede (een deel van) het terrein dat BP huurde tot 1 april 1976.
e. [Handelsmaatschappij L. B.V.] is opgericht op 22 september 1976. Bij die oprichting is de onderneming van [firma Gebr. L.] ingebracht. De akte van inbreng vermeldt dat de activa en passiva worden ingebracht “overeenkomstig de per een januari negentienhonderd en zes en zeventig, volgens de normen, die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, op te maken balans, met alles wat tot de activa van dit bedrijf behoort daaronder uitdrukkelijk mede begrepen, onroerend goed, inventarissen, voorraden, vorderingen contanten en goodwill, zulks onder de verplichting voor de vennootschap om voor haar rekening te nemen alle passiva van dit bedrijf, welke op die balans zullen voorkomen.”
f. Per 10 december 1979 is het gehuurde uitgebreid tot 1.636 m2. Op 6 augustus 1980 is het gehuurde uitgebreid met 114 m2. Op 6 november 1987 is het gehuurde uitgebreid tot 2.826 m2.
g. In een in opdracht van [Handelsmaatschappij L. B.V.] verricht inventariserend bodemonderzoek (1991) heeft SGS EcoCare onder meer geconstateerd dat zich in het gehuurde twee ondergrondse tanks voor de opslag van gasolie respectievelijk petroleum bevonden. Deze tanks zijn verwijderd. h. Na beproeving heeft KIWA geconstateerd dat deze ondergrondse tanks bij verwijdering dicht bleken.
i. [Handelsmaatschappij L. B.V.] heeft de huurovereenkomst opgezegd tegen 1 juli 1998.
Op 2 maart 2000 heeft NSV het emplacement in eigendom verkregen van de NS. In de periode van 31 mei 1995 tot 2 maart 2000 had NSV reeds de economische eigendom daarvan.
j. In het gehuurde is bodemverontreiniging aangetroffen van PAKs, zware metalen en minerale oliën. Het zwaartepunt van deze bodemverontreiniging is (ook wat de minerale oliën betreft) gelegen vóór 1976. [Handelsmaatschappij L. B.V.] is niet verantwoordelijk voor de verontreiniging met PAKs en zware metalen.
k. Bij beschikking van 15 juli 1999 heeft het bevoegd gezag onder de Wet Bodembescherming vastgesteld dat de verontreiniging een ernstig geval oplevert, maar dat sanering niet urgent is.