GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 22 juli 2009
Rekestnummer : 321-H-07
Zaaknummer : 105.010.897/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 06-3007
De ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ‘s-Gravenhage,
zetelend te ‘s-Gravenhage,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de ambtenaar,
[de man],
wonende te woonplaats,
hierna te noemen: verweerder,
advocaat mr. M.G. Weitkamp te Gouda.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
[X] en [Y],
wonende [woonplaats],
hierna te noemen: de adoptief ouders.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De ambtenaar is op 7 maart 2007 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 11 december 2006 van de rechtbank ‘s-Gravenhage.
Verweerder heeft op 20 september 2007 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de ambtenaar zijn bij het hof op 16 en 23 maart 2007 aanvullende stukken ingekomen.
Op 19 maart 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn de ambtenaar, vertegenwoordigd door mr. R.D.F.M. Lambooy en de heer A.R. Baptiste, en verweerder, bijgestaan door zijn advocaat. De adoptief ouders zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd, de ambtenaar onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities. Het openbaar ministerie, vertegenwoordigd door de advocaat-generaal mr. T. Verdoorn, heeft afgezien van het nemen van een conclusie.
Van deze behandeling is een proces-verbaal opgemaakt en aan partijen toegezonden. Ter zitting van het hof is de behandeling van de zaak aangehouden, met het verzoek aan verweerder om het hof voor 28 juni 2008 te informeren omtrent de gang van zaken.
Bij brief van 30 juni 2008 heeft de advocaat van verweerder het hof verzocht de zaak nogmaals aan te houden tot 1 november 2008.
Bij brief van 5 februari 2009 heeft de advocaat van verweerder het hof verzocht de zaak nogmaals aan te houden. Bij die brief is tevens een schriftelijke reactie van adoptie instantie Sourires d’enfants gevoegd.
Bij brief van 17 februari 2009 heeft de ambtenaar zich ten aanzien van de vraag of verweerder een nieuwe termijn moet worden gegund gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Bij brief van 8 juni 2009 heeft de advocaat van verweerder het hof verzocht een beschikking af te geven op basis van de voorhanden zijnde stukken.
Het hof heeft daarop de beschikking bepaald op heden.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking heeft de rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van 24 juli 1996 van de arrondissementsrechtbank te Dordrecht – vastgesteld dat [in 1986] te [woonplaats], [land], is geboren [de man], van het mannelijk geslacht als zoon van [Z], en [W].
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is het geboortejaar van verweerder.
2. De ambtenaar verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen.
3. Verweerder verzet zich daartegen en verzoekt het hof – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – te bepalen dat het verzoek van de ambtenaar wordt afgewezen met bekrachtiging van de bestreden beschikking.
4. De ambtenaar klaagt in zijn beroepschrift dat de rechtbank ten onrechte de geboortedatum van verweerder heeft vastgesteld [in 1986]. De ambtenaar voert daartoe aan dat tegenover het belang van verweerder om tot leeftijdsaanpassing te geraken in het kader van bewijskracht van akten het publiek belang staat, dat gebaat is bij een betrouwbare registratie van persoonsgegevens in de registers van de burgerlijke stand. Dit laatste belang verzet zich ertegen dat een weliswaar onzekere, maar in een geboorteakte hier te lande vastgelegde geboortedatum wordt vervangen door een andere onzekere datum, aldus de ambtenaar. De ambtenaar is van mening dat ook het rapport van 2005 van het Koningin Beatrix Streekziekenhuis geen nauwkeurige leeftijdsbepaling bevat, zodat de door de rechtbank Dordrecht bij beschikking van 24 juli 1996 vastgestelde geboortedatum niet slechts op basis van dat rapport kan worden vervangen.
5. Verweerder stelt zich in zijn verweerschrift op het standpunt dat aan de onderzoeken die hebben geleid tot de beschikking van 24 juli 1996 van de rechtbank Dordrecht, waarbij de geboortedatum van verweerder is vastgesteld op [1989], geen grote waarde kan worden gehecht, gelet op zijn achtergrond alsmede de leeftijd waarop de adoptie plaatsvond. Dat hij [in 1986] is geboren, blijkt volgens verweerder uit een specifiek skeletonderzoek dat door het Koningin Beatrix Streekziekenhuis is uitgevoerd [in 2005], waaruit volgt dat verweerder op dat moment ongeveer 19 jaar oud was. Verweerder benadrukt bij dit alles dat zijn geboortedag en -maand wel bekend zijn, zodat niet de ene onzekere geboortedatum wordt vervangen door de andere. Verweerder concludeert dat indien de bestreden beschikking door het hof zal worden vernietigd dit psychische gevolgen voor hem zal hebben en negatieve gevolgen zal hebben voor de studiefinanciering, het minimumloon en later de oudedagsvoorziening.
6. Het hof overweegt als volgt.
7. Het hof stelt allereerst vast dat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, sprake is van een procedure ex artikel 1:24 van het Burgerlijk Wetboek. Ingevolge het eerste lid van dat artikel kan, voor zover thans van belang, op verzoek van belanghebbenden of van het openbaar ministerie verbetering worden gelast door de rechtbank van een in de register van de burgerlijke stand voorkomende akte of latere vermelding die onvolledig is of een misslag bevat.
8. Verweerder heeft voor de verbetering van het geboortejaar in zijn geboorteakte, onder meer, de volgende argumenten aangevoerd:
- Dat de op hem betrekking hebbende geboorteakte, waarin wordt vermeld dat hij is geboren [in 1986] te [woonplaats] in [land], het juiste geboortejaar – 1986 – vermeldt.
- Dat uit de resultaten van een onderzoek naar zijn skeletleeftijd blijkt dat hij in 2005 een skeletleeftijd had van ongeveer 19 jaar.
9. Gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat niet onomstotelijk vast is komen te staan dat verweerder is geboren [in 1986]. Het hof is van oordeel dat het door verweerder geleverde bewijs onvoldoende is.
Verweerder is in de gelegenheid gesteld om door middel van objectieve gegevens, waaronder bijvoorbeeld afschriften van de registers van de tehuizen in [land] waar verweerder heeft verbleven, te bewijzen dat hij in 1986 is geboren. Verweerder heeft dit tot op heden nagelaten, althans is niet in staat gebleken dergelijke objectieve gegevens te overleggen.
De door verweerder overgelegde resultaten van een onderzoek naar zijn skeletleeftijd bevat geen enkele toelichting of nadere motivering en levert naar het oordeel van het hof onvoldoende betrouwbare gegevens op. Slechts is vastgesteld dat de skeletleeftijd van verweerder ongeveer 19 jaar bedraagt. De resultaten bieden dan ook niet afdoende uitsluitsel.
Het belang van verweerder bij wijziging van zijn geboortejaar is ook beperkt te achten. Niet is gebleken dat handhaving van de geboortedatum van [1989] psychische gevolgen voor verweerder zal hebben en negatieve gevolgen meebrengt voor de studiefinanciering, het minimumloon en de oudedagsvoorziening.
Daarentegen verzet het openbaar belang bij betrouwbare registers van de burgerlijke stand zich ertegen dat een weliswaar onzekere, maar in een geboorteakte vermelde officiële geboortedatum wordt vervangen door een andere onzekere datum.
Het hof zal de bestreden beschikking dan ook vernietigen en het inleidend verzoek van verweerder alsnog afwijzen.
10. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking voor zover daarbij – met wijziging van de beschikking van 24 juli 1996 van de arrondissementsrechtbank Dordrecht – is vastgesteld dat [in 1986] te [woonplaats], [land], is geboren [de man], van het mannelijk geslacht, als zoon van [Z], en [W] en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het inleidende verzoek van [de man] af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Nievelt, van den Wildenberg en van der Kuijl, bijgestaan door mr. van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juli 2009.