ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ4229

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22001687-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van hoger beroep na faxverzending zonder bevestigingsrapport

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 27 juli 2009 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep. De verdachte had verklaard dat hij tijdig, per fax, hoger beroep had ingesteld tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De dagvaarding was hem op 15 januari 2009 in persoon uitgereikt, en de uitspraak van de politierechter vond plaats op 13 februari 2009. De verdachte was zich bewust van de appeltermijn, maar stelde dat hij op 25 februari 2009 telefonisch contact had gehad met de griffie van de rechtbank Rotterdam, waar hem zou zijn meegedeeld dat hij een fax kon sturen om hoger beroep in te stellen. Hij beweerde dat hij op diezelfde dag om 15.49 uur een beroepschrift per fax had verzonden, maar beschikte niet meer over het bevestigingsrapport van deze faxverzending.

Het hof oordeelde dat, hoewel het niet ondenkbaar was dat de griffiemedewerker de mogelijkheid van faxverzending had genoemd, de verdachte desondanks verplicht was om een bevestigingsrapport te overleggen. Het ontbreken van dit rapport maakte het voor het hof onmogelijk om te verifiëren of het faxbericht daadwerkelijk was verzonden en wat de inhoud ervan was. De door de verdachte overgelegde documenten ter vervanging van het bevestigingsrapport waren onvoldoende om zijn stelling te onderbouwen. Het hof concludeerde dat de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard in het hoger beroep, omdat het beroep te laat was ingesteld.

De uitspraak van het hof benadrukt het belang van het kunnen overleggen van bewijsstukken, zoals een bevestigingsrapport, bij het instellen van hoger beroep, vooral wanneer er twijfel bestaat over de tijdigheid van de indiening.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001687-09
Parketnummer: 10-702521-08
Datum uitspraak: 27 juli 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van
13 februari 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te Curaçao (Nederlandse Antillen) op
[geboortedag] 1980,
opgevende als GBA-adres: [adres]
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 13 juli 2009 gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van hetgeen te dien aanzien door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Op basis van het verhandelde ter terechtzitting en het dossier is het hof het volgende gebleken.
De verdachte is, nadat de dagvaarding hem op 15 januari 2009 in persoon was uitgereikt, op 13 februari 2009 in persoon ter terechtzitting van de politierechter te Rotterdam verschenen en de uitspraak in zijn zaak is aan de verdachte in persoon medegedeeld. Voorts is niet betwist dat de verdachte op de hoogte was van de appeltermijn.
In het dossier bevindt zich een akte rechtsmiddel, gedateerd 25 maart 2009, derhalve van een datum na ommekomst van de appeltermijn.
Bij die akte zijn twee bijlagen gevoegd. Deze bijlagen zijn in kopie aan dit arrest gehecht.
Het hof stelt voorop, dat het voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van de verdachte in het beroep in beginsel dient uit te gaan van deze zich in het dossier bevindende akte rechtsmiddel. Dit betekent dat het er in dat geval voor moet worden gehouden, dat het hoger beroep te laat is ingesteld en dat de verdachte daarin derhalve niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De verdachte heeft echter ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij op 25 februari 2009, derhalve tijdig, per fax eveneens hoger beroep heeft ingesteld.
Hij heeft verklaard dat hij op 25 februari 2009 om 14.44 uur heeft gebeld naar telefoonnummer 0102971234 van de griffie van de rechtbank Rotterdam om te vragen hoe hij hoger beroep kon instellen. Hem is naar zijn zeggen meegedeeld dat hij een fax zou kunnen sturen. Vervolgens heeft de verdachte naar zijn zeggen om 15.05 wederom met de griffie gebeld en gevraagd waarheen hij dat faxbericht kon sturen. Daarna heeft de verdachte, naar hij heeft verklaard, op zijn computer een beroepschrift opgesteld, houdende bezwaren tegen het vonnis van de politierechter. Dit beroepschrift heeft hij naar zijn verklaring op
25 februari 2009 te 15.49 uur in [belhuis] gezonden naar het faxnummer 0031102972573 van de griffie van de rechtbank Rotterdam, zulks middels [telecombedrijf], het bedrijf, waarvan [belhuis] gebruik maakt. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat het faxbericht goed is verstuurd en dat hij daarvan op 25 februari 2009 ook een schriftelijk bevestigingsrapport heeft gekregen. Hij beschikt daar echter niet meer over, omdat hij dit had laten zitten in de zak van een broek, die vervolgens is gewassen.
De verdachte heeft voorts nog verklaard dat hij in maart 2009 bericht heeft gekregen van het CJIB, dat hij de hem bij voormeld vonnis opgelegde boete diende te betalen. Hij heeft zich vervolgens op 25 maart 2009 in persoon gewend tot de griffie van de rechtbank Rotterdam en heeft daar verklaard dat hij al op 25 februari 2009 per fax hoger beroep had ingesteld. Hem is toen gezegd dat daarvan niets bekend was bij de griffie. Vervolgens heeft de verdachte op die dag in persoon hoger beroep ingesteld, waarvan de akte zich -als eerder vermeld- in het dossier bevindt.
Ter adstructie van zijn stelling dat hij reeds op 25 februari 2009, derhalve tijdig, op de door hem geschetste wijze hoger beroep heeft ingesteld, heeft de verdachte op voormelde bijlagen gewezen, naar zijn zeggen inhoudende een kopie van een uitdraai van zijn telefoonprovider, waarop de beide telefoongesprekken met de Rotterdamse griffie staan vermeld, met daarop geplakt de notitie van de griffiemedewerker, die hem op 25 maart 2009 te woord heeft gestaan, inhoudende dat in SAS [naar het hof ambtshalve bekend een administratief systeem in gebruik bij de griffie van de rechtbank] niets over een hoger beroep van de verdachte vermeld stond, alsmede de schriftelijke bevestiging van [telecombedrijf] aan [belhuis] d.d. 20 maart 2009, dat een faxverbinding op 25 februari 2009 met het faxnummer 0031102972573 is gemaakt.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte nog een kopie van laatstgemeld stuk overgelegd, met daarop een mededeling van een medewerker van [belhuis] d.d. 13 juli 2009, die zakelijk inhoudt dat de faxverbinding ook daadwerkelijk is gelukt.
Ook heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep de tekst overgelegd van het door hem beweerdelijk gefaxte beroepschrift, zoals hij die in zijn computer had opgeslagen.
Desgevraagd heeft de verdachte verklaard de namen van de griffiemedewerker(s) die hem op 25 februari en 25 maart 2009 te woord zou(den) hebben gestaan, niet te kennen.
Vooropgesteld moet worden dat op de achterzijde van de inleidende dagvaarding, die de verdachte in persoon is uitgereikt, staat vermeld hoe hoger beroep moet worden ingesteld. De mogelijkheid een fax te sturen, behoort daar niet toe.
Desondanks is niet ondenkbaar, zoals door de verdachte is gesteld, dat die mogelijkheid door een griffieambtenaar telefonisch aan hem is opgegeven en dat hij daarop mocht vertrouwen.
Gesteld al dat een griffiemedewerker verdachte heeft medegedeeld, dat hoger beroep kon worden ingesteld in persoon, per brief of per fax, dan nog brengt de keuze van het communicatiemiddel van de fax met zich mee dat de verdachte gehouden is een bevestigingsrapport te kunnen overleggen. De verdachte beschikt blijkens zijn verklaring niet (meer) over het bevestigingsrapport, op basis waarvan niet alleen zou kunnen worden vastgesteld dat het faxbericht is verzonden, doch tevens wat de inhoud van dat bericht was. De door de verdachte overgelegde kopieën van stukken die ertoe strekken om het bevestigingsrapport te vervangen, verschaffen geen opening voor verder onderzoek door het hof en zijn niet genoegzaam om de lezing van de verdachte aannemelijk te maken. Het overgelegde beweerdelijk per fax verzonden appelschrift is daarvoor eveneens onvoldoende, omdat dit de lezing van verdachte dat het stuk op 25 februari 2009 zou zijn gefaxt ondersteunt noch bevestigt.
Derhalve zal het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het door hem te laat ingestelde hoger beroep.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mr. C.M. le Clercq-Meijer,
mr. R.C. Langeler en mr. J.A.C. Bartels, in bijzijn van de griffier mr. A.M.F.F. van Rede-van den Bosch.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 juli 2009.
mr. J.A.C. Bartels is buiten staat dit arrest te ondertekenen.