ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ4153

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK-08/00247
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslag rioolrecht en onroerende-zaakbelastingen aan mede-eigenaar opgelegd

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de belanghebbende, mede-eigenaar van een onroerende zaak, werd aangeslagen voor rioolrecht en onroerende-zaakbelastingen door de gemeente Schiedam. De belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen deze aanslagen, maar de Inspecteur, vertegenwoordiger van de gemeente, wees deze bezwaren af. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging bij het Gerechtshof 's-Gravenhage.

Tijdens de mondelinge behandeling op 9 juni 2009, waar zowel de belanghebbende als de Inspecteur aanwezig waren, werd het geschil besproken. De belanghebbende betwistte de rechtmatigheid van de aanslagen, terwijl de Inspecteur deze verdedigde. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende op 1 januari van het betreffende jaar mede-eigenaar was van de onroerende zaak, wat door de kadastrale registratie werd bevestigd. Het Hof kwam tot de conclusie dat de Inspecteur terecht de belanghebbende als belastingplichtige had aangewezen en dat de aanslagen dus terecht waren opgelegd.

De uitspraak van het Hof bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard. Het Hof achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd op 21 juli 2009 in het openbaar uitgesproken door de drie rechters, met de griffier aanwezig. De belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden, met de bijbehorende procedurele vereisten.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-08/00247
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 21 juli 2009
op het hoger beroep van [X] te [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 mei 2008, nr. OZB-RIOOLR 07/3798-NIFT, betreffende na te noemen aanslagen.
Aanslagen, bezwaren en geding in eerste aanleg
1.1 Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 wegens het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht van de op de gemeentelijke riolering aangesloten onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Q], een aanslag opgelegd in het rioolrecht van de gemeente Schiedam. Voorts is aan belanghebbende voor datzelfde jaar wegens het gebruik krachtens eigendom van de onroerende zaak een aanslag opgelegd in de onroerende-zaakbelastingen van de gemeente Schiedam.
1.2 Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar heeft de teamleider Heffingen en Debiteurenbeheer van de gemeente Schiedam (hierna: de Inspecteur) belanghebbendes bezwaren tegen de aanslagen afgewezen.
1.3 Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Loop van het geding
2.1 Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 107. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2 De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 9 juni 2009, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn belanghebbende en de Inspecteur verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Verordening
3.1. De raad van de gemeente Schiedam heeft in zijn openbare vergadering van 18 december 2006 de Verordening op de heffing en invordering van rioolrecht 2007 vastgesteld. Blijkens de inhoud van de gedingstukken is de Verordening op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt.
3.2. De raad van de gemeente Schiedam heeft in zijn openbare vergadering van 18 december 2006 de Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen 2007 vastgesteld. Blijkens de inhoud van de gedingstukken zijn de Verordening en de wijziging daarvan op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt.
Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, in hoger beroep het volgende komen vast te staan:
4.1 Belanghebbende heeft de onverdeelde eigendom overeenkomende met de helft van de onroerende zaak in 1998 gekocht van zijn zuster. Van 16 juli 1998 tot begin 2007 stond hij als gerechtigde tot de helft van de eigendom van de onroerende zaak in het Kadaster vermeld. Belanghebbendes broer was in die periode de mede-eigenaar. In 2007 heeft belanghebbende zijn aandeel in het eigendom van de onroerende zaak verkocht.
Omschrijving geschil en conclusies van partijen
5.1 Tussen partijen is in geschil of de onderhavige aanslagen terecht aan belanghebbende is opgelegd, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend wordt beantwoord.
5.2 Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.
Overwegingen omtrent het geschil
6.1. Belanghebbende heeft niet weersproken dat hij op 1 januari van het onderhavige jaar mede-eigenaar van de onroerende zaak was. De mede-eigendom van belanghebbende wordt bevestigd door de kadastrale registratie. Op basis van de door de rechtbank gebezigde gronden is het Hof met de rechtbank van oordeel dat de Inspecteur terecht belanghebbende als belastingplichtige heeft aangewezen. De onderhavige aanslagen zijn derhalve terecht aan belanghebbende opgelegd. Het hoger beroep is ongegrond.
Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. P.J.J. Vonk, J.W. Savelbergh en P.M. Verhagen, in tegenwoordigheid van de griffier drs. F. van Veen. De beslissing is op 21 juli 2009 in het openbaar uitgesproken. Bij afwezigheid van de voorzitter is deze uitspraak ondertekend door mr. Savelbergh.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.