ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ3346
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Raadkamer
- S.J.A.M. van Gend
- B. van Walderveen
- J.C.F. van Gelder
- Rechtspraak.nl
Schorsing van voorlopige hechtenis in de Piranhazaak
In deze zaak, die bekend staat als de Piranhazaak, heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 22 juli 2009 besloten het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte te schorsen. Dit besluit is genomen om de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde onherroepelijke gevangenisstraf mogelijk te maken. Het hof oordeelt dat, volgens artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), niemand in voorlopige hechtenis mag worden gehouden als met minder ingrijpende maatregelen hetzelfde resultaat kan worden bereikt. De vrijheidsbeneming door de tenuitvoerlegging van een onherroepelijke gevangenisstraf wordt in het algemeen beschouwd als een minder zware inbreuk op de persoonlijke vrijheid dan de vrijheidsbeneming door voorlopige hechtenis.
Tijdens de raadkamerzitting op 21 juli 2009 heeft de raadsvrouw van de verdachte, mr. S. Hopman, het verzoek gedaan om de voorlopige hechtenis te schorsen. Zij stelde dat het doel van de voorlopige hechtenis, namelijk het voorkomen dat de verdachte op vrije voeten komt, ook kan worden bereikt door de verdachte zijn onherroepelijke gevangenisstraf te laten uitzitten. De advocaat-generaal, mr. J.T.F.M. van Krieken, heeft echter geconcludeerd tot afwijzing van dit verzoek.
Het hof heeft uiteindelijk besloten het bevel tot voorlopige hechtenis te schorsen, onder de voorwaarde dat de verdachte zich aan bepaalde algemene voorwaarden houdt. Deze voorwaarden omvatten onder andere dat de verdachte zich niet zal onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis indien deze opnieuw wordt bevolen, en dat hij zich gedurende de schorsing niet aan een misdrijf zal schuldig maken. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, K. Koster, en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.