ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ1594

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.029.548-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopig getuigenverhoor in civiele procedure

In deze zaak heeft verzoekster, wonende te ’s-Gravenhage, op 27 februari 2009 een verzoekschrift ingediend bij het Gerechtshof ’s-Gravenhage om een voorlopig getuigenverhoor te houden. Dit verzoek was gebaseerd op een eerder vonnis van de rechtbank van 12 maart 2008, waarin was geoordeeld dat verzoekster onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat onderhandelingen over vervangende standplaatsen op de nieuwe woonwagenlocatie De Bras in een ver gevorderd stadium waren. Verzoekster was in hoger beroep gegaan tegen dit vonnis.

Het hof heeft het verzoek aangemerkt als een verzoek aan het gerechtshof, omdat het hoger beroep van het vonnis bij het hof aanhangig was. De gemeente Den Haag, als verweerster, heeft een verweerschrift ingediend en op 25 mei 2009 vond de mondelinge behandeling van het verzoek plaats. Tijdens deze behandeling hebben beide partijen hun standpunten verdedigd.

De beoordeling van het hof was dat, gezien het arrest dat op dezelfde dag in de hoofdzaak was gewezen, verzoekster geen rechtens relevant belang meer had bij het horen van getuigen. Het hof oordeelde dat bewijs van hetgeen verzoekster had gesteld in de hoofdzaak haar niet zou baten, gezien de inhoud van het arrest. Bovendien waren de stellingen van beide partijen al geponeerd en was pleidooi bepaald, waardoor getuigenverhoren niet tijdig konden plaatsvinden zonder onnodige vertraging.

Het hof heeft het verzoek afgewezen en verzoekster veroordeeld in de kosten van het verzoek, die door de gemeente zijn opgegeven. De kosten zijn vastgesteld op € 313,- aan verschotten en € 1.788,- aan salaris voor de advocaat, met de bepaling dat deze bedragen binnen veertien dagen na de uitspraak moeten worden voldaan, vermeerderd met wettelijke rente bij uitblijven van betaling. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 200.029.548/01
Beschikking van de eerste civiele kamer d.d. 30 juni 2009
inzake
[Naam],
wonende te ’s-Gravenhage,
verzoekster,
hierna te noemen: [verzoekster],
advocaat: mr. S.J.M. Jaasma te Amsterdam,
tegen
de gemeente Den Haag,
zetelende te Den Haag,
verweerster,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. A.R. de Jonge te ’s-Gravenhage.
Het geding
1.1 Bij verzoekschrift (met bijlage) gericht aan dit gerechtshof, op 27 februari 2009 feitelijk binnengekomen bij de rechtbank en op 5 maart 2009 bij het hof, heeft [verzoekster] verzocht een voorlopig getuigenverhoor te houden. Zij heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de rechtbank in het tussen partijen gewezen (eind)vonnis van 12 maart 2008, waarvan [verzoekster] in hoger beroep is gekomen, heeft geoordeeld dat [verzoekster] onvoldoende heeft gesteld, althans dat zij onvoldoende bewijs heeft aangeleverd voor de stelling dat onderhandelingen over vervangende standplaatsen op de nieuwe woonwagenlocatie genaamd De Bras in een ver gevorderd stadium waren en dat zij hieraan het gerechtvaardige vertrouwen mocht ontlenen dat aan haar een vervangende standplaats zou worden aangeboden.
1.2. Het verzoek is aangemerkt als een verzoek aan het gerechtshof, omdat het hoger beroep van het vonnis van 12 maart 2008 bij dit hof aanhangig is (zaaknummer 200.007.340/01; hierna: de hoofdzaak). De toezending aan de rechtbank van het aan het hof gerichte verzoekschrift acht het hof een kennelijke vergissing.
1.3. De gemeente heeft een verweerschrift (met producties) ingediend. Op 25 mei 2009 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden waarbij beide partijen hun standpunt hebben verdedigd.
De beoordeling van het verzoek
2.1 Gelet op het heden gewezen arrest in de hoofdzaak heeft [verzoekster] geen rechtens relevant belang meer bij het horen van getuigen over de vraag of onderhandelingen over vervangende standplaatsen op de nieuwe woonwagenlocatie genaamd De Bras in een ver gevorderd stadium waren en of (en in hoeverre) zij daaraan vertrouwen ontleende dat aan haar een vervangende standplaats zou worden aangeboden. Bewijs van hetgeen zij dienaangaande reeds heeft gesteld in de hoofdzaak kan haar immers niet baten, gelet op de inhoud van het heden in die zaak gewezen arrest.
2.2 Daar komt bij dat in de hoofdzaak ten tijde van het indienen van het verzoek de stellingen van beide partijen al waren geponeerd (zowel in eerste aanleg, als in hoger beroep bij de memories van grieven en antwoord) en voorts al pleidooi was bepaald tegen een datum twee maanden na het verzoek. De zittingen voor de behandeling van het verzoek en voor de getuigenverhoren in zowel enquête als contra-enquête konden niet binnen die twee maanden voorafgaand aan het pleidooi plaatsvinden. Uitstel van het pleidooi in de hoofdzaak zou tot onnodige vertraging hebben geleid en in strijd zijn geweest met de goede procesorde in de hoofdzaak. Hierbij zij aangetekend dat, indien het hof in de hoofdzaak van oordeel zou zijn geweest dat de te bewijzen aangeboden feiten tot een andere beslissing hadden kunnen leiden, het hof in de hoofdzaak een bewijsopdracht had gelast, waarbij [verzoekster] de door haar gewenste getuigenverhoren had kunnen laten houden.
2.3 [verzoekster] moet als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van haar verzoek, op verzoek van de gemeente bij uitblijven van betaling te vermeerderen met de wettelijke rente.
Beslissing
Het hof:
- wijst het verzoek af,
- veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het verzoek, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 313,- aan verschotten en € 1.788,- aan salaris voor de advocaat en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij het uitblijven van betaling te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G. Dulek-Schermers, J. Kramer en M.A.B. Chao Duivis en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juni 2009 in aanwezigheid van de griffier.