ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ1590

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.004.653/01 / 06/441 (oud)
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding bij leidingschade door graafwerkzaamheden

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, ging het om een geschil tussen BAM NBM Wegenbouw West B.V. en het Hoogheemraadschap van Delfland over leidingschade die was ontstaan door graafwerkzaamheden. Het hof had eerder, op 28 oktober 2008, Delfland in de gelegenheid gesteld om te reageren op bezwaren van BAM tegen de specificatie van de schade. BAM had drie bezwaren geuit, waaronder een verzoek tot vermindering van een schadepost van € 251.407,- met € 20.000,- en een bezwaar tegen een post van € 9.000,-. Het hof oordeelde dat BAM de specificatie van de schade verder niet had bestreden, wat leidde tot een schade-opstelling van in totaal € 446.571,27. Het hof concludeerde dat BAM 75% van dit bedrag, zijnde € 334.928,45, aan Delfland moest betalen als schadevergoeding.

Het hof behandelde ook de vordering van Delfland tot vergoeding van wettelijke rente vanaf de data waarop betalingen waren verricht. BAM had geen verweer gevoerd tegen dit deel van de vordering, waardoor het hof dit in beginsel toewijsbaar achtte. Het hof oordeelde verder dat BAM in overwegende mate in het ongelijk was gesteld, wat leidde tot de veroordeling van BAM in de proceskosten van Delfland in zowel eerste aanleg als hoger beroep. De uitspraak werd gedaan op 23 juni 2009, waarbij het hof de eerdere vonnissen van de rechtbank 's-Gravenhage vernietigde en BAM veroordeelde tot betaling van de schadevergoeding en de wettelijke rente, evenals de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 105.004.653/01
Rolnummer (oud) : 06/441
Rolnummer rechtbank : 03/2055
arrest van de eerste civiele kamer d.d. 23 juni 2009
inzake
BAM NBM WEGENBOUW WEST B.V.,
gevestigd te Bunnik,
principaal appellante,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
hierna te noemen: BAM,
advocaat: mr. R. van Kessel te 's-Gravenhage,
tegen
HOOGHEEMRAADSCHAP VAN DELFLAND,
zetelende te Delft,
incidenteel appellant,
geïntimeerde in het principaal appel,
hierna te noemen: Delfland,
advocaat: mr. H.J. Arnold te 's-Gravenhage.
Het vervolg van het geding
Het hof heeft in deze zaak op 28 oktober 2008 opnieuw een tussenarrest gewezen. Het verwijst daarnaar voor het procesverloop tot dat moment. Daarna heeft Delfland een akte (met producties) genomen. Daarop heeft BAM bij antwoordakte met producties gereageerd. Vervolgens heeft Delfland haar procesdossier (waarin genoemde antwoordakte met producties zich niet bevindt; deze bevindt zich wel in het griffiedossier) overgelegd en hebben partijen wederom arrest gevraagd.
Verdere beoordeling
1. Bij arrest van 28 oktober 2008 heeft het hof Delfland in de gelegenheid gesteld te reageren op drie bezwaren zijdens BAM tegen de specificatie van Delfland, te weten:
a. de stelling van BAM dat een post van € 251.407,- met € 20.000,- (exclusief BTW) moet worden verminderd, omdat daarover tussen Segmeer en BAM overeenstemming is bereikt;
b. het bezwaar van BAM tegen een post van € 9.000,- (exclusief BTW), omdat die post aan een derde moet worden doorbelast;
c. de opmerking van BAM dat de advies- en begeleidingskosten van Segmeer onvoldoende zijn gespecificeerd en met name dat zij over een te lange periode zijn berekend.
2. Delfland heeft erkend dat het in rechtsoverweging 1, onder b, bedoelde bezwaar juist is. Het heeft zijn vordering daarom met € 9.000,- (exclusief btw) verminderd. Onderdeel b van rechtsoverweging 1 is daarmee niet meer in geschil. BAM heeft gesteld dat ook nog een bedrag van € 11.000,- bij de betreffende derde in rekening moet worden gebracht, omdat de totale besparing € 20.000,- exclusief btw bedroeg, en voorts dat nog € 6.000,- aan bemalingskosten bij die derde in rekening moet worden gebracht. Deze posten heeft zij evenwel niet bij akte houdende uitlating wijziging van eis naar voren gebracht. Deze uitbreiding van haar bezwaar zal het hof daarom als tardief buiten beschouwing laten.
3. Ter zake van de in rechtsoverweging 1, onder a, weergegeven stelling heeft Delfland voor de berekening van de schadepost verwezen naar de punten 2a en 2b in zijn akte in eerste aanleg van 4 januari 2006 en de daarin genoemde, bij die akte overgelegde producties. Het heeft verder uiteengezet dat inderdaad over de hoogte van deze schadepost overeenstemming is bereikt (waarbij is gekozen voor een integrale oplossing), maar dat uit niets blijkt dat tijdens het overleg in de opstelling een aftrekpost van € 20.000,- exclusief BTW zou zijn opgenomen voor een besparing in verband met die integrale benadering. Het stelt dat de uitvoering van de werken overeenkomstig de integrale oplossing aan Heijmans is opgedragen en door Delfland is betaald. BAM heeft haar stelling dat tussen Segmeer en haar overeenstemming is bereikt over vermindering van de post van € 251.407,- met € 20.000,- (exclusief BTW) niet verder onderbouwd. In het licht van het bovenstaande is het hof van oordeel dat de door BAM beweerde aanspraak op vermindering niet is komen vast te staan, zodat het hof het volle bedrag voor zijn berekening in aanmerking zal nemen.
4. Voor de in rechtsoverweging 1, onder c, bedoelde specificatie heeft Delfland verwezen naar de bij bovengenoemde akte van 4 januari 2006 overgelegde producties 12 t/m 16. BAM heft in haar antwoordakte haar bezwaren beperkt tot de declaratie van Segmeer van € 13.425,52 inclusief btw over de weken 27/52 van 2002. Zij brengt naar voren dat daarvan slechts € 8.000,- inclusief btw reëel is omdat zij heeft vernomen dat de aannemer destijds nog doende was met de aanleg van het laatste deel van het leidingtracé en dat het aannemelijk is dat een deel van de in de betreffende periode gemaakte kosten betrekking heeft op het reguliere werk van de aanleg van de afvalwatertransportleiding.
5. Noch uit de overgelegde offerte, noch uit de overgelegde opdracht, noch uit de overgelegde rekeningen blijkt dat de begeleidings- en toezichtwerkzaamheden van Segmeer op iets anders betrekking hadden dan op het herstel van de schade. In dat licht is het hof van oordeel dat BAM onvoldoende heeft gespecificeerd waarom de werkzaamheden van Segmeer buiten de opdracht zijn gegaan. De enkele omstandigheid dat in de betreffende periode een andere aannemer nog bezig was met de voltooiing van de afvalwatertransportleiding, is daarvoor onvoldoende. Het hof zal daarom ook de in rechtsoverweging 1, onder c, bedoelde, door Delfland opgevoerde begeleidingskosten geheel in de berekening betrekken.
6. BAM heeft de specificatie van de door Delfland geleden schade verder niet bestreden. Dat leidt ertoe dat tussen partijen moet worden uitgegaan van de volgende schade-opstelling:
- door Delfland aan Heijmans betaald € 370.382,41
- door Delfland aan Segmeer betaald € 78.906,22
- buitengerechtelijke kosten van Delfland € 7.992,64
€ 457.281,27
- af: door Delfland aan derde in rekening te brengen incl. btw € 10.710,00
€ 446.571,27
Gelet op hetgeen het hof in rechtsoverweging 9 van zijn tussenarrest van 22 november 2007 heeft overwogen, leidt dat ertoe dat BAM aan Delfland als schadevergoeding in hoofdsom (75 % van € 446.571,27 ofwel) € 334.928,45 zal moeten betalen.
7. Delfland heeft van BAM verder vergoeding van de wettelijke rente gevorderd vanaf de data waarop zij de verschillende betalingen, gespecificeerd in haar akte van 4 januari 2006, heeft verricht. Ook tegen dat deel van de vordering heeft BAM geen verweer gevoerd, zodat dat deel in beginsel voor toewijzing in aanmerking komt, doch telkens slechts over 75% van de in vermelde akte genoemde bedragen. Delfland heeft zijn vordering met € 10.710,- verminderd. Het heeft evenwel niet aangegeven op welke factuur die aftrekpost betrekking heeft; dat valt ook uit de aktes van BAM en de daarbij overgelegde producties niet af te leiden. Het hof zal daarom bepalen dat dat bedrag voor de berekening van de te betalen wettelijke rente in mindering dient te worden gebracht op de oudste door Delfland betaalde rekening.
8. Aangezien BAM zowel in het principale als in het incidentele appel in overwegende mate in het ongelijk is gesteld, zal zij de proceskosten van Delfland zowel in eerste aanleg als in hoger beroep moeten dragen.
Beslissing
Het hof:
- vernietigt de tussen partijen gewezen vonnissen van de rechtbank 's-Gravenhage van 3 november 2004 en 7 december 2005;
en, opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt BAM aan Delfland € 334.928,45 te betalen;
- veroordeelt BAM aan Delfland voorts de wettelijke rente te betalen, telkens vanaf het tijdstip (vermeld in de akte na tussenvonnis/tevens akte houdende wijziging van eis van Delfland in eerste aanleg van 4 januari 2006) waarop Delfland een bedrag heeft betaald, tot het tijdstip der algehele voldoening, waarbij voor de renteberekening de eerste betaling ad € 60.498,08 eerst met € 10.710,- wordt verminderd en vervolgens bij elke betaling 75 % van het bedrag in aanmerking wordt genomen;
- veroordeelt BAM in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van Delfland tot op 4 januari 2006 vastgesteld op € 3.944,16 aan verschotten en € 15.480,- aan salaris advocaat;
- veroordeelt BAM in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Delfland tot op heden in het principaal hoger beroep vastgesteld op € 296,- aan griffierecht en € 7.790,- aan salaris advocaat en in het incidenteel hoger beroep op € 1.947,50 aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.H. de Wild, S.A. Boele en A.V. van den Berg en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juni 2009 in aanwezigheid van de griffier.