ECLI:NL:GHSGR:2009:BI9099

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.012.089.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van deskundigen in het kader van een ouderschapsonderzoek met betrekking tot de zorg- en opvoedingstaken van een minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, is op 10 juni 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep met betrekking tot de zorg- en opvoedingstaken van een minderjarige. De zaak betreft een verzoek van de man, die in hoger beroep is gekomen tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 25 juli 2007, waarin de echtscheiding werd uitgesproken. De vrouw heeft incidenteel appel ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 september 2008 hebben partijen overeenstemming bereikt over de kinderalimentatie en de partneralimentatie, waarbij de vrouw in staat is om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Het hof heeft besloten dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vrouw zal zijn, maar heeft ook de noodzaak van een deskundigenonderzoek erkend om de zorg- en opvoedingstaken verder te bepalen. Het hof benoemt twee deskundigen, mevrouw drs. B. de Vries, psycholoog, en de heer mr. L.J.G. de Haas, advocaat, om onderzoek te doen naar de situatie van de minderjarige. De kosten van het deskundigenonderzoek worden vastgesteld op € 10.000,-, waarvan de helft door de man en de andere helft door de Rijkskas wordt betaald. De deskundigen dienen hun rapport binnen vier maanden na de regiezitting op 15 juli 2009 in te dienen. Het hof heeft ook een raadsheer-commissaris benoemd om toezicht te houden op het onderzoek. De beslissing van het hof houdt in dat de man de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige moet betalen, en dat de vrouw geen recht heeft op een uitkering tot levensonderhoud. De zaak is van belang voor de verdere regeling van de zorg- en opvoedingstaken van de minderjarige en de alimentatieverplichtingen van de man.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 10 juni 2009
Zaaknummer : 105.012.089.01
Rekestnummer : 1525-H-07
Rekestnr. rechtbank : FA RK 06-4836
de heer X,
wonende te A,
verzoeker tevens incidenteel verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procesadvocaat mr. N.J.R.M. Elings,
advocaat mr. G.J.J. Lolkema te Capelle aan den IJssel
tegen
mevrouw Y,
wonende te B,
verweerster tevens incidenteel verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J.W. van der Kooi.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 24 oktober 2007 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage van 25 juli 2007.
De vrouw heeft op 12 december 2007 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De man heeft op 18 januari 2008 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 25 oktober 2007 en 28 december 2007 aanvullende stukken ingekomen.
De raad heeft het hof bij brief van 9 juni 2008 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 12 september 2008 is de zaak mondeling behandeld, alwaar partijen ten overstaan van het hof hebben het volgende verklaard:
“De partijen zijn als volgt overeengekomen:
­ met ingang van 15 november 2007 zal de partneralimentatie op nihil worden gesteld nu de vrouw sinds die datum inkomen verwerft;
­ met ingang van 15 november 2007 zal de man aan de vrouw een bedrag van € 400,00 per maand kinderalimentatie betalen.
Partijen zullen voorts hun geschil omtrent de partneralimentatie voor de periode tot 15 november 2007, alsmede hun geschil over de gewone verblijfplaats van de minderjarige en de omgangsregeling aan de mediator voorleggen. Zij zullen het traject van mediation naast rechtspraak volgen ten einde hun geschil in onderling overleg op te lossen”.
Beide partijen hebben, nadat de mediation is mislukt, het hof verzocht om een voortgezette mondelinge behandeling.
Voorts zijn van de zijde van de vrouw bij het hof op 14 mei 2009 en van de zijde van de man op respectievelijk 18 mei 2009 en 27 mei 2009 nog aanvullende stukken ingekomen.
De raad heeft het hof aanvankelijk bij faxbrief van 27 april 2009 laten weten ter terechtzitting te zullen verschijnen, doch heeft het hof bij faxbrief van 28 mei 2009 bericht als gevolg van gebrek aan capaciteit niet in staat te zijn zorg te dragen voor vertegenwoordiging ter terechtzitting.
Op 29 mei 2009 is de mondelinge behandeling van de zaak voortgezet. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door mr. G.J.J. Lolkema en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Alle aanwezigen hebben het woord gevoerd, de raadsvrouw van de man onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotitie.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is onder meer de echtscheiding uitgesproken en is bepaald dat;
­ na te noemen minderjarige de gewone verblijfplaats zal hebben bij de vrouw;
­ de man met ingang van de dag waarop de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige aan de vrouw, die de minderjarige verzorgt en opvoedt zal betalen een bedrag van € 500,00 per maand telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
­ de man ten behoeve van de vrouw tegen kwijting tot haar levensonderhoud een bedrag van € 804,00 per maand telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. In hoger beroep is voorts komen vast te staan dat de bestreden beschikking van 25 juli 2007 waarbij tussen partijen de echtscheiding is uitgesproken op 7 december 2007 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil is thans nog in het kader van de toedeling van de zorg- en opvoedingstaken de gewone verblijfplaats van de minderjarige [kind M geboren in] 2002 te [plaats], alsmede de omgangsregeling.
Voorts is tussen partijen nog in geschil de partneralimentatie voor de periode tot 15 november 2007.
2. De man verzoekt de hoofdverblijfplaats van de minderjarige te bepalen bij de man, de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige voor de man te bepalen op 75% en voor de vrouw op 25% van € 455,00 per maand en het verzoek van de vrouw tot betaling van een bijdrage in haar levensonderhoud af te wijzen.
3. De vrouw bestrijdt het principale beroep en verzoekt dit op alle punten af te wijzen, en in incidenteel appel de beschikking van de rechtbank op het punt van de omgangsregeling te vernietigen en opnieuw beschikkende te bepalen dat de minderjarige een weekend per veertien dagen van vrijdag na school tot zondag 19.00 uur – 20.00 uur alsmede de helft van de schoolvakanties en feestdagen bij de man verblijft.
4. De man bestrijdt het incidenteel beroep en verzoekt de bestreden beschikking voor wat betreft de omgangsregeling in stand te houden voorzover het hof in hoger beroep bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vrouw is, en de vrouw niet ontvankelijk te verklaren in haar incidenteel appel, kosten rechtens.
kinderalimentatie
5. Partijen hebben ter terechtzitting van 12 september 2008 overeenstemming bereikt over de met ingang 15 november 2007 door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie. Nu partijen over de kinderalimentatie voor zover deze aan het oordeel van het hof is onderworpen derhalve overeenstemming hebben bereikt, zal het hof dienovereenkomstig beslissen.
partneralimentatie
6. Partijen zijn het er over eens dat de vrouw met ingang van 15 november 2007 in staat is om volledig in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Nu partijen over de partneralimentatie voor zover deze aan het oordeel van het hof is onderworpen derhalve overeenstemming hebben bereikt zal het hof dienovereenkomstig beslissen.
verdeling van de zorg en opvoedingstaken
7. Op 1 maart 2009 is in werking getreden de Wet van 27 november 2008 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met het bevorderen van voortgezet ouderschap na scheiding en het afschaffen van de mogelijkheid tot het omzetten van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap (Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding; Stb. 2008, 500). Nu daarin overgangsrechtelijke bepalingen ontbreken, gaat het hof uit van de onmiddellijke werking van de wet. Waar het vóór eerstgenoemde datum, in het geval ouders gezamenlijk het gezag hebben over hun minderjarige kind(eren), in gerechtelijke procedures gangbaar was te spreken van “omgang”, in de zin van de duur van het verblijf van de minderjarige(n) bij de andere ouder dan die waar hij zijn hoofdverblijfplaats heeft, omschrijft de wet in artikel 1:253a BW dit nu als “een toedeling van de zorg- en opvoedingstaken”, als onderdeel van een regeling inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Het hof zal in deze zaak het begrip “omgang” verstaan als “toedeling van zorg- en opvoedingstaken” en beoordelen in het licht van de Wet bevordering voortgezet ouderschap.
8. Partijen hebben ter terechtzitting zich bereid verklaard om mee te werken aan een deskundigenonderzoek ter zake het hoofdverblijf van de minderjarige, alsmede de toedeling van de zorg- en opvoedingstaken. Het hof acht, gegevens de standpunten van partijen en de inhoud van het dossier, een deskundigenonderzoek in het onderhavige geval noodzakelijk en zal daartoe twee deskundige benoemen.
9. De deskundigen zullen op grond van artikel 198 lid 2 Rv hun opdracht uitvoeren onder leiding van een raadsheer-commissaris.
Onderzoeksvragen aan de deskundigen
10. Het hof zal met partijen, de deskundigen en de Raad voor de Kinderbescherming de onderzoeksvragen formuleren ter na te melden regiezitting van woensdag 15 juli 2009 om 10.00 uur. De raadslieden van partijen dienen zorg te dragen voor de oproeping van hun cliënten.
Klachten over de deskundige
11. De deskundigen, een psycholoog en een advocaat, dienen hun werkzaamheden te verrichten conform de voor hen geldende gedrag- en beroepsregels.
12. Indien een partij een klacht tegen een van de deskundigen wenst in te dienen, dient deze het hof daarvan in kennis te stellen, opdat het hof in staat is - na partijen en de deskundige te hebben gehoord - te beoordelen of die partij conform artikel 198 lid 3 Rv aan het onderzoek zijn of haar medewerking heeft verleend.
Deskundigen
13. Het hof zal mevrouw drs. B. de Vries, psycholoog en de heer mr. L.J.G. de Haas, De Haas & De Jong advocaten, benoemen tot deskundige. Het staat de deskundigen vrij om tijdens hun onderzoek te onderzoeken of een onderlinge regeling tussen partijen tot de mogelijkheden behoort.
14. De opdracht dient door de deskundigen zelf te worden uitgevoerd.
Kosten deskundige
15. Het uurtarief van de psycholoog bedraagt € 175,- exclusief BTW, het uurtarief van de advocaat bedraagt € 175,- exclusief BTW. De deskundigen dienen hun declaraties op te stellen aan de hand van de door hen gehanteerde uren- en verrichtingenstaat.
Het hof zal, alvorens over te gaan tot uitbetaling van de declaratie aan de deskundigen, aan partijen om een reactie vragen. Partijen dienen binnen tien dagen te laten weten of zij instemmen met de declaratie. Na die periode stelt het hof de declaratie vast en zal het hof overgaan tot uitbetaling.
16. Ter dekking van de kosten van de deskundige stelt het hof een voorschot vast van € 10.000,- inclusief BTW. Het hof acht het redelijk en billijk dat partijen ieder de helft van het voorschot voldoen. Van dit voorschot komt de aan de vrouw toe te rekenen helft ad € 5.000,- voor rekening van ’s Rijks kas.
De man dient er voor zorg te dragen dat van het voorschot zijn aandeel ad € 5.000,- tijdig wordt gedeponeerd ter griffie van het hof door overmaking op bankrekeningnummer 19.23.25.795 ten name van MvJ arrondissement 's-Gravenhage, Rabobank te Utrecht en onder vermelding van zaaknummer 105.012.089.01. Het hof overweegt voorts dat de deskundigen het hof tijdig dienen te berichten, wanneer de werkzaamheden het voorschot dreigen te overschrijden, onder overlegging van een aanvullende begroting.
Deskundigenbericht
17. Het deskundigenbericht dient binnen vier maanden na de na te melden regiezitting met redenen omkleed toegestuurd te worden aan de griffier van het hof.
Communicatie
18. Indien de advocaten en/of de deskundigen vragen hebben over de procedure kunnen zij zich wenden tot mevrouw mr. M.I. van Drunick, telefoonnummer 070-381[xxxx].
Regiezitting
19. Voor de nadere uitwerking van de opdracht aan de deskundigen vindt op woensdag 15 juli 2009 om 10.00 uur een regiezitting plaats bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage. Partijen zullen daartoe bij deze beschikking zonder nadere oproep worden opgeroepen.
Identificatiebewijs
20. Ten behoeve van het dossier van de deskundige dienen partijen ter zitting aan de deskundige een kopie van hun paspoort of ander rechtsgeldig identificatiebewijs te verstrekken.
Raadsheer-commissaris
21. Het hof zal tot raadsheer-commissaris benoemen mr. A.N. Labohm.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen inzake de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige en de uitkering tot levensonderhoud aan de vrouw en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het inleidende verzoek van de vrouw strekkende tot vaststelling van een uitkering tot haar levensonderhoud af;
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige met ingang van 15 november 2007 op € 400,- per maand, wat de na heden te verschijnen termijnen betreft bij vooruitbetaling te voldoen;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte ten aanzien van de kinderalimentatie af;
benoemt mevrouw drs. B. de Vries, psycholoog, [adres, telefoonnummer], tot deskundige;
benoemt de heer mr. L.J.G. de Haas, De Haas & De Jong advocaten, [adres, telefoonnummer] tot deskundige;
bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking aan de deskundigen zal toezenden;
gelast de man binnen veertien dagen na heden ieder van de deskundigen een afschrift van het procesdossier te verschaffen;
bepaalt dat het aandeel in het voorschot van de vrouw ad € 5.000,- door de griffier zal worden betaald en ten laste van ’s Rijks kas zal komen;
bepaalt dat de man binnen veertien dagen na heden zijn aandeel in het voorschot ad € 5.000,- ter griffie van het hof zal deponeren door overmaking op bankrekeningnummer 19.23.25.795 ten name van MvJ arrondissement ’s-Gravenhage, Rabobank te Utrecht en onder vermelding van zaaknummer 105.012.089.01;
benoemt tot raadsheer-commissaris mr. A.N. Labohm, en bij diens afwezigheid mr. R.M. Bouritius;
bepaalt ter formulering van de onderzoeksvragen een regiezitting op woensdag 15 juli 2009 om 10.00 uur onder leiding van de raadsheer-commissaris;
roept partijen hierbij op aldaar te verschijnen;
bepaalt dat de deskundigen hun deskundigenbericht(en) met redenen omkleed binnen vier maanden na de regiezitting zullen toezenden aan de griffier van dit hof, onder vermelding van zaaknummer 105.012.089.01;
bepaalt dat uit het deskundigenbericht moet blijken dat partijen bij het onderzoek in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen;
houdt iedere verdere beslissing ter zake de toedeling van de zorg- en opvoedingstaken aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Bouritius en Mertens-de Jong, bijgestaan door mr. Van Drunick als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juni 2009.