ECLI:NL:GHSGR:2009:BI9098
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- A. Dupain
- M.A.F. Tan-de Sonnaville
- J. Kramer
- Rechtspraak.nl
Huurrecht en schadeplichtigheid bij onrechtmatige ontruiming door verhuurder
In deze zaak gaat het om een geschil tussen [H] en de stichting Vestia Den Haag Zuid-Oost over de onrechtmatige ontruiming van een huurwoning. [H] had tot 1 juli 2001 een woning gehuurd van Vestia, gelegen in een sloopgebied in Den Haag. De situatie in de buurt was voor [H] onleefbaar geworden, wat leidde tot regelmatig verblijf elders. Op 30 mei 2001 heeft Vestia, zonder toestemming van [H], de woning betreden en goederen verwijderd. [H] vorderde schadevergoeding van € 25.000,--, stellende dat Vestia onrechtmatig had gehandeld door de woning te ontruimen zonder overleg en zonder de goederen op te slaan.
De rechtbank oordeelde in een tussenvonnis van 18 januari 2006 dat het verwijderen van de goederen door de verhuurder een wanprestatie of onrechtmatige daad opleverde. In het eindvonnis van 8 november 2006 werd de vordering tot schadevergoeding afgewezen, omdat niet bewezen was dat [H] schade had geleden. [H] ging in hoger beroep, waarbij hij de bewijslast van de schade betwistte en stelde dat Vestia tekortgeschoten was in haar zorgplicht.
Het hof oordeelde dat Vestia niet verwijtbaar handelde door de woning te betreden, gezien de omstandigheden. Echter, het hof vond het verwijdering van de goederen onterecht, omdat Vestia niet had aangetoond dat de goederen geen waarde meer hadden. Het hof schatte de schade van [H] op € 1.000,-- en bekrachtigde het tussenvonnis van de rechtbank, terwijl het eindvonnis gedeeltelijk werd vernietigd. Vestia werd veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding aan [H] en in de proceskosten van het incidenteel appel.