Rolnummer: 22-002318-08
Parketnummer: 10-701138-07
Datum uitspraak: 18 juni 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 22 april 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Italië) op [geboortedag] 1982,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Midden Holland - HvB De Geniepoort te Alphen aan den Rijn.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 6 november 2008, 19 februari 2009 en 4 juni 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2007 tot en met 16 juni 2007 te Pernis, gemeente Rotterdam en/of Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg,
- de armen en/of handen en/of benen en/of voeten van die [slachtoffer] met tape samengebonden/vastgebonden en/of
- tape op de mond van die [slachtoffer] geplakt en/of tape rond/om de nek van die [slachtoffer] gewikkeld en/of (vervolgens) meermalen, althans éénmaal met kracht
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) met de vuist(en) en/of een hard voorwerp op/tegen het (achter)hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) met geschoeide voet(en) op/tegen het (achter)hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] geschopt en/of getrapt,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2007 tot en met 16 juni 2007 te Pernis, gemeente Rotterdam en/of Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk
- de armen en/of handen en/of benen en/of voeten van die [slachtoffer] met tape samengebonden/vastgebonden en/of
- tape op de mond van die [slachtoffer] geplakt en/of tape rond/om de nek van die [slachtoffer] gewikkeld en/of (vervolgens) meermalen, althans éénmaal met kracht
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) met de vuist(en) en/of een hard voorwerp op/tegen het (achter)hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) met geschoeide voet(en) op/tegen het (achter)hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] geschopt en/of getrapt,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal (met geweld) van een bankpas en/of afpersing van een bankpas en/of (daarbij behorende) pincode, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
Meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2007 tot en met 16 juni 2007 te Pernis, gemeente Rotterdam en/of Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud en/of een bankpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
dat hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2007 tot en met 16 juni 2007 te Pernis, gemeente Rotterdam en/of Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas en/of (daarbij bijbehorende) pincode, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (telkens) bestond(en) uit het
- vastbinden/samenbinden van de armen en/of handen en/of benen en/of voeten van die [slachtoffer] met tape en/of
- plakken van tape op de mond van die [slachtoffer] en/of het wikkelen van tape rond/om de nek van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) het meermalen, althans éénmaal met kracht
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) met de vuist(en) en/of een hard voorwerp op/tegen het (achter)hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] slaan en/of stompen en/of
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) met geschoeide voet(en) op/tegen het (achter)hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] schoppen en/of trappen,
en welke feit(en) de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft/hebben gehad;
hij in of omstreeks de periode van 15 juni 2007 tot en met 16 juni 2007 te Pernis, gemeente Rotterdam en/of Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben)hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet:
- de armen en/of handen en/of benen en/of voeten van die [slachtoffer] met tape samengebonden/vastgebonden en/of
- tape op de mond van die [slachtoffer] geplakt en/of tape rond/om de nek van die [slachtoffer] gewikkeld en/of (vervolgens)
meermalen, althans éénmaal met kracht
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) met de vuist(en) en/of een hard voorwerp op/tegen het (achter)hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) met geschoeide voet(en) op/tegen het (achter)hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] geschopt en/of getrapt,
welk feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder
1 subsidiair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest en met beslissing omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet in alle opzichten verenigt.
Vaststelling van de feiten
De rechtbank heeft in haar vonnis van 22 april 2008 de feiten als volgt vastgesteld, waarbij het hof zich op basis van het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep geheel aansluit.
In de nacht van 15 op 16 juni 2007 is [slachtoffer], hierna "het slachtoffer", in de woning op de [adres] te Pernis overleden. Daaraan is het volgende voorafgegaan.
Het slachtoffer heeft met verdachte [medeverdachte C.] (hierna "[medeverdachte C.]") een relatie gehad. Zij woonden tot 30 mei 2007 samen. Op die datum heeft zij de woning verlaten nadat tussen hen een vechtpartij had plaatsgevonden waarbij [medeverdachte C.] letsel aan haar voorhoofd had opgelopen. (blz. 171 en 638 e.v. dossier TGO [naam onderzoek]) [medeverdachte C.] en verdachte [verdachte] (hierna "[verdachte]") hebben in de periode vanaf medio januari 2007 regelmatig contact met elkaar gehad, waarbij [medeverdachte C.] onder meer over haar relatie met het slachtoffer sprak. (verklaring [verdachte] als getuige bij rechter-commissaris) Zij vertelde dat zij door hem in elkaar werd geslagen en dat zij geld van zijn rekening naar haar rekening had overgemaakt. (blz. 126 en blz.175) [medeverdachte C.] vertelde verder dat het slachtoffer goed zijn geld verdiende. (blz. 34) [medeverdachte C.] en [verdachte] hebben zeven of acht keer gesproken over de beroving van het slachtoffer. [medeverdachte C.] heeft een keer tegen [verdachte] gezegd dat hij de beroving moest uitstellen omdat er op dat moment onvoldoende geld op de rekening van het slachtoffer stond. Ook heeft zij aan hem gevraagd hoe hij de beroving wilde fiksen, omdat het slachtoffer hem zou herkennen. (blz. 176) [verdachte] wilde dat [medeverdachte C.] een valse handtekening zou zetten onder een overschrijvingsformulier van het slachtoffer. Het op die manier op een bankrekening van derden overgemaakte geld zou worden gedeeld. (blz. 176)
Op metrostation Tussenwater in Hoogvliet heeft een ontmoeting plaatsgevonden tussen [medeverdachte C.] en [verdachte], waarbij verdachte [medeverdachte B.] (hierna "[medeverdachte B.]") ook aanwezig was. (blz. 127 en blz. 176) Daar is overlegd op welke manier het slachtoffer van zijn geld beroofd zou worden. Aanvankelijk is besproken dat [medeverdachte C.] een sleutel van de woning van het slachtoffer zou laten bijmaken zodat [verdachte] en [medeverdachte B.] 's nachts zijn woning zouden kunnen binnengaan. [medeverdachte C.] heeft gezegd dat het slot niet was veranderd. Om te voorkomen dat het slachtoffer aangifte zou doen, zou hij worden gechanteerd met het feit dat er op zijn laptop - die [medeverdachte C.] in haar bezit had - kinderporno stond. Daarnaast zou [medeverdachte C.] aangifte doen van mishandeling. (blz. 127 en verklaringen [verdachte] bij de rechter-commissaris)
Hierna zijn nog verschillende contacten geweest tussen de verdachten waarbij de plannen om het slachtoffer te beroven zijn besproken. (blz. 128 e.v. en blz. 176 e.v.) Uit de verschillende verklaringen maakt de rechtbank op dat [medeverdachte C.] en [verdachte] hierover samen spraken en ook [verdachte] en [medeverdachte B.] hierover samen spraken, waarbij [verdachte] zowel [medeverdachte C.] als [medeverdachte B.] op de hoogte hield van de zaken die buiten elkaars aanwezigheid waren besproken.
[verdachte] wist van [medeverdachte C.] dat het slachtoffer een hoop geld op zijn rekening had staan. (blz 92)
Op 7 juni 2007 is [medeverdachte B.] samen met getuige [getuige A.] in de woning van [verdachte] geweest waar eveneens is gesproken over de beroving van het slachtoffer. [medeverdachte B.] en [verdachte] hebben toen afgesproken de beroving in de woning van het slachtoffer te laten plaatsvinden, hem te slaan en zijn bankpas af te pakken en dan te gaan pinnen. [verdachte] heeft gezegd dat hij het slachtoffer zou slaan totdat hij zijn pincode zou geven. (blz. 92, blz. 129 en blz.185)
Op 8 juni 2007 is [medeverdachte B.] wederom naar de woning van [verdachte] gegaan. Toen is besproken dat de beroving dat weekeinde niet door zou gaan omdat het slachtoffer dat weekend bij zijn ouders was. Dit had [medeverdachte C.] aan [verdachte] verteld, evenals dat zij niet wist wanneer het slachtoffer weer in zijn eigen huis ging wonen. [medeverdachte B.] heeft nog aan [verdachte] voorgesteld om zijn vuurwapen mee te nemen naar de beroving, maar [verdachte] vond dat geen goed idee (blz. 92, blz. 93 en blz. 129)
Op 14 juni 2007 heeft een ontmoeting plaatsgevonden tussen de verdachten op het metrostation Pernis. (blz. 130, blz. 177 en blz. 956 e.v.) Daar is met z'n drieën afgesproken dat de beroving in de woning van [verdachte] zou plaatsvinden. Het slachtoffer zou naar die woning worden meegenomen en in de woning worden besprongen en vastgetapet. Om te voorkomen dat de buren dat zouden horen stelde [medeverdachte C.] voor om de muziek hard aan te zetten. [medeverdachte B.] zou een dvd met harde muziek meenemen. (blz. 132) [medeverdachte C.] zou later die nacht horen of het was gelukt. (blz. 130 e.v.) De opbrengst van de beroving zou door verdachten worden gedeeld. (blz. 181 en blz. 928) Zij verklaarden bij deze gelegenheid alle drie dat zij het geld goed konden gebruiken (blz. 131). Het was de bedoeling dat in de nacht van de beroving alle rekeningen van het slachtoffer zouden worden leeggehaald. (verklaring [verdachte] bij rechter-commissaris) [verdachte] heeft aan het slachtoffer gevraagd om mee uit te gaan. (blz. 132) Rond 22.15 uur (aanvulling hof: op 15 juni 2007) is [medeverdachte B.] bij de woning van [verdachte] gearriveerd. Rond 22.30 uur hebben [medeverdachte B.] en [verdachte] wat gedronken in een café. Daarna zijn zij naar de woning van het slachtoffer gereden. In de auto op weg naar het slachtoffer is (nogmaals) besproken hoe de beroving zou plaatsvinden. (blz. 133) Toen is ook afgesproken dat gebruik gemaakt zou worden van het feit dat [verdachte] zijn portemonnee was vergeten, en met vermelding van deze reden het slachtoffer meegenomen zou worden naar de woning van [verdachte]. (verklaring verdachte/getuige [verdachte] ter zitting)
[verdachte] en [medeverdachte B.] hebben het slachtoffer bij zijn woning opgehaald en zijn naar de woning van [verdachte] aan de [adres] gereden (blz. 39 e.v.), waar ze rond 23.15 uur zijn aangekomen. (blz. 522)
In de woning heeft het volgende plaatsgevonden.
[verdachte] en [medeverdachte B.] zijn met het slachtoffer de woning binnengegaan. In de woning hebben de verdachten en het slachtoffer cocaïne gebruikt, die [medeverdachte B.] had meegenomen. Hierna is het slachtoffer vastgepakt, waarna een worsteling is ontstaan en het slachtoffer op de grond terecht is gekomen. Terwijl [verdachte] op het slachtoffer zat en hem in bedwang hield, heeft [medeverdachte B.] de benen en de armen van het slachtoffer vastgetapet waarbij het slachtoffer zich verzette. (verklaring verdachte/getuige [verdachte] ter zitting) [medeverdachte B.] heeft hem toen met kracht in zijn buik geschopt. (blz. 96) Ook de mond van het slachtoffer werd getapet.
[verdachte] heeft, toen het slachtoffer op de grond lag, ongeveer 15 maal geschopt en geslagen, onder meer tegen het hoofd, zodat het slachtoffer zijn pincode zou geven. (verklaring verdachte/getuige [verdachte] ter zitting)
Nadat het slachtoffer zijn pincode had gegeven en deze door [verdachte] was gecontroleerd met behulp van internet, heeft [medeverdachte B.] de woning verlaten met het doel te gaan pinnen. Toen [medeverdachte B.] het portiek verliet zag hij dat de politie ter plaatse was gekomen.
Over het op het slachtoffer uitgeoefende geweld hebben [medeverdachte B.] en [verdachte] verschillend verklaard. [medeverdachte B.] heeft verklaard dat hij slechts één schop heeft gegeven. Naar zijn zeggen was [verdachte] helemaal doorgedraaid. Hij heeft [verdachte] horen schreeuwen: "hou je bek anders maak ik je dood" en hem meerdere keren heel hard op het achterhoofd van het slachtoffer zien stompen. Hij vond het zo erg wat hij zag dat hij op een gegeven moment niet meer durfde te kijken. (blz. 42) Wel was naar zijn zeggen het slachtoffer nog aanspreekbaar toen hij de woning verliet. [verdachte] heeft ter zitting verklaard dat hij samen met [medeverdachte B.] het slachtoffer heeft mishandeld en dat [medeverdachte B.] - weliswaar minder vaak en minder hard dan hijzelf - ook meerdere malen heeft geschopt en geslagen. Verder heeft [verdachte] verklaard dat hij het slachtoffer niet meer heeft geschopt of geslagen nadat [medeverdachte B.] de woning had verlaten.
De buren en de politie hebben het volgende verklaard over de gebeurtenissen.
De buurman van verdachte [verdachte], getuige [getuige B.] (blz. 380) heeft om 23.45 uur (verslag meldkamer blz. 1863) de politie gebeld met de melding dat hij zag dat er een persoon in de woning van verdachte [verdachte] werd vastgetapet. Ongeveer vijf minuten voor de melding had hij hard gestommel en gebonk gehoord, dat klonk alsof er gevochten werd in de woning. Hij hoorde iemand constant "help" roepen. Toen hij op het balkon ging kijken zag hij iemand op de grond liggen die waarschijnlijk tegen de keukenkast aanlag. Hij zag dat er benen werden ingetapet en zag spartelen. Daarop heeft hij de politie gebeld. Tot aan het moment dat zijn zoon thuis kwam, heeft de buurman ongeveer een kwartier lang gebonk gehoord en - met tussenpauzes - hulpgeroep vanuit de woning van [verdachte]. (blz. 381)
Getuige [getuige C.] bevond zich in een café aan de [adres]. Hij zag rond 23.55 uur politie voor het huis van zijn ouders aan de [adres] staan. Rond 00.00 uur kwam hij de woning van zijn ouders binnen. Hij hoorde vanuit de woning van [verdachte] een hoop gestommel. Hij heeft met een glas tegen de muur geluisterd en heeft in de woning van [verdachte], ter hoogte van de keuken, een soort doffe klappen gehoord en een hoop gekreun. Iets later heeft hij [verdachte] horen zeggen: "waar is ze" of "waar is het" en hierna hoorde hij weer een hoop gestommel alsof er iemand klappen kreeg en gekreun. Tot slot hoorde hij een hoop enorm harde klappen die wel een minuut aanhielden. Daarna heeft hij niemand meer horen kreunen. Alles bij elkaar hoorde hij het slachtoffer een kwartier schreeuwen en daarna nog tien minuten kreunen. (blz. 384 en de verklaring van de getuige bij de rechter-commissaris)
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zien om 00.10 uur (blz. 001)(aanvulling hof: op 16 juni 2007) of 00.07 uur (blz. 423) een man uit het portiek van de woning komen. Deze man blijkt later [medeverdachte B.] te zijn. In het meldkamerverslag wordt vermeld dat deze verbalisanten om 00.03 uur een persoon zien die vermoedelijk uit de woning komt. De rechtbank neemt aan dat dit [medeverdachte B.] is. Om 00.06 uur hebben de verbalisanten contact met [medeverdachte B.]. (blz. 1865)
De patholoog-anatoom heeft een groot aantal letsels geconstateerd aan in het bijzonder het hoofd, de hals en de rug van het slachtoffer. Daarnaast was er toegenomen bewegelijkheid van de halswervelkolom ter plaatse van de eerste en tweede wervel en het ruggenmerg was hier beschadigd. Tevens was er bloed onder de harde hersenvliezen. Al deze letsels kunnen het gevolg zijn van (hevig) herhaaldelijk (hard) slaan, al dan niet met een zwaar voorwerp en/of schoppen. Deze letsels verklaren het intreden van de dood zonder meer. Het is waarschijnlijk dat het slachtoffer na het oplopen van de geweldsinwerking nog enige tijd heeft geleefd. Het is waarschijnlijker dat de meeste verwondingen één of enkele uren voor het overlijden zijn toegebracht dan enkele minuten voor het overlijden. Het letsel aan de wervelkolom kan mogelijk recenter van aard zijn. (blz. 1833)
Uit het rapport van de patholoog-anatoom volgt dat de kans groot is dat het merendeel van de letsels niet vlak voor het overlijden is aangebracht. Het tijdstip van het overlijden is niet exact bekend, maar toen de politie binnentrad tussen 00.41 en 00.44 uur (blz. 8, blz. 1836) werd er geen pols meer gevoeld. (blz. 431)
Gelet op het tijdstip dat [medeverdachte B.] de woning uitkomt (tussen 00.03 en 00.10 uur) en de verklaringen van de getuigen [getuigen B. en C.] stelt de rechtbank vast dat er in elk geval gedurende een kwartier geweld is gebruikt jegens het slachtoffer door [verdachte] en [medeverdachte B.] samen, althans in elk geval waar [medeverdachte B.] bij was. Gelet op de marges die de patholoog-anatoom heeft aangegeven bij zijn poging om de datering van de letsels weer te geven, kan de rechtbank niet vaststellen op welk moment de dodelijke letsels zijn toegebracht.
Uit onderzoek is gebleken dat er bloed van het slachtoffer aan beide handen en de rechterschoen van [verdachte] zat. (blz. 1808)
Na het overlijden van het slachtoffer heeft [medeverdachte C.] op 30 juni 2007 geprobeerd om na te gaan of er geld was afgeschreven van de rekening van het slachtoffer. (blz. 602)
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair (medeplegen van moord) is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 15 juni 2007 tot en met 16 juni 2007 te Pernis, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en/of zijn mededader opzettelijk
- de armen en benen van die [slachtoffer] met tape samengebonden/vastgebonden en
- tape op de mond van die [slachtoffer] geplakt en vervolgens meermalen, met kracht
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) met de vuisten op/tegen het (achter)hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) met geschoeide voet op/tegen het (achter)hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] geschopt en/of getrapt,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal (met geweld) van een bankpas en/of afpersing van een bankpas en (daarbij behorende) pincode, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken.
hij in de periode van 15 juni 2007 tot en met 16 juni 2007 te Pernis, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij verdachte en/of zijn mededader met dat opzet:
- de armen en benen van die [slachtoffer] met tape samengebonden/vastgebonden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Met betrekking tot de bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde overweegt het hof in het bijzonder nog het volgende.
Uit de hiervoor door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden volgt naar het oordeel van het hof dat er in casu sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte B.]. De verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte B.] hebben immers samen - daarbij geholpen door medeverdachte [medeverdachte C.] - het plan bedacht en samen het plan uitgevoerd. De verdachte heeft samen met zijn medeverdachte [medeverdachte B.] het slachtoffer vastgetapet aan armen, benen en op de mond. Beide verdachten hebben, in elkaars aanwezigheid, geweld gebruikt tegen het slachtoffer en de opbrengst van de beraamde beroving van het slachtoffer zou aan alle verdachten ten goede komen. Aldus komt het hof ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde tot de kwalificatie van medeplegen.
Verweren van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde het verweer gevoerd dat - kort gezegd - het oogmerk van de verdachte niet was gericht op de dood van het slachtoffer, maar op diens beroving, zodat de verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de vier aandachtsstreepjes betrekking hebbend op het geweld, reeds onder 1 ten laste zijn gelegd, waardoor er sprake is van hetzelfde feitencomplex en eendaadse samenloop.
Tevens heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de politie ten tijde van de tenlastegelegde gebeurtenissen aan de [adres] fouten heeft gemaakt, en het slachtoffer bij eerder politie-ingrijpen (wellicht) nog in leven zou zijn geweest, welke fouten zouden moeten leiden tot vermindering van de aan de verdachte op te leggen straf.
Het hof overweegt hieromtrent het navolgende.
a. Ontbreken oogmerk, opzet / voorwaardelijk opzet?
Uit de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer hebben vastgepakt en vervolgens hebben vastgetapet om de beroving van het slachtoffer voor te bereiden en gemakkelijk te maken. Hierdoor hebben de verdachte en zijn medeverdachte zich willens en wetens in een situatie begeven waarin rekening moest worden gehouden met de mogelijkheid dat de verdachte niet (direct) bereid zou zijn om mee te werken en zich in plaats daarvan zou verzetten. De verdachte heeft er samen met zijn medeverdachte voor gekozen om de beroving uit te voeren, daarbij het risico op de koop toe nemend dat het slachtoffer niet zou reageren op de dreigende taal en vasttapen en dat hij, verdachte, daadwerkelijk geweld zou moeten toepassen. Verdachte heeft ook eerder, tijdens de voorbereidende besprekingen over de overval, verklaard dat hij zou slaan totdat het slachtoffer zijn pincode zou geven.
Door met geschoeide voet meermalen tegen het hoofd en/of het lichaam van het slachtoffer te schoppen heeft de verdachte doelbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij het slachtoffer op zodanige wijze zou raken, dat het slachtoffer dientengevolge zou komen te overlijden. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat (harde) schoppen tegen het zeer kwetsbare hoofd en nek de dood tot gevolg kunnen hebben.
Volledigheidshalve overweegt het hof in dit verband nog dat de hiervoor geciteerde, vaststaande feiten en omstandigheden voldoende grondslag bieden voor het oordeel dat de aldus (met voorwaardelijk opzet) gepleegde doodslag is gepleegd met het oogmerk om de diefstal met geweld, dan wel de afpersing van de bankpas en de pincode van het slachtoffer voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Het hof is anders dan de rechtbank en de verdediging van oordeel dat er ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde sprake is van eendaadse samenloop, als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, noch van een voortgezette handeling, als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
In aanmerking genomen dat de beide bewezenverklaarde feiten zich grotendeels gelijktijdig hebben afgespeeld, en er in die zin sprake is van samenloop, moeten die feiten naar het oordeel van het hof niettemin worden beschouwd als op zichzelf staande handelingen die samen meer dan één misdrijf opleveren. Het hof zal dan ook toepassing geven aan het bepaalde in artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht (meerdaadse samenloop).
Het hof verwerpt dan ook het verweer.
c. Het optreden van de politie
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat in het algemeen heeft te gelden dat een niet tijdig ingrijpen van de politie, waardoor schade die door de verdachte is toegebracht is opgelopen, niet leidt tot strafvermindering, nu die schade niet door de gestelde nalatigheid van de politie is veroorzaakt maar door het onrechtmatig handelen van de verdachte. Ook in deze zaak was dat het geval: het dodelijke letsel van het slachtoffer is niet veroorzaakt door het door de raadsman gestelde niet tijdige ingrijpen van de politie, maar door de handelingen van de verdachte en zijn medeverdachte. Bovendien zijn het niet de belangen van verdachte die worden geschaad door een mogelijk niet tijdig ingrijpen van de politie, maar hooguit die van het slachtoffer.
De vraag in hoeverre de politie in casu adequaat heeft gehandeld dient dan ook bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte en bij de straftoemeting buiten beschouwing te blijven.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde:
Medeplegen van doodslag, vergezeld of voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte van het onder 1 primair zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Wat de verdere motivering van de op te leggen straf betreft zal het hof ook hier vrijwel woordelijk aansluiten bij hetgeen de rechtbank dienaangaande in het beroepen vonnis heeft overwogen, omdat het hof zich daarmee zo goed als geheel verenigt, terwijl die overwegingen ook in hoger beroep nog onverkort van toepassing zijn.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan gekwalificeerde doodslag en aan opzettelijke vrijheidsberoving. De verdachte heeft van een vriendin ([medeverdachte C.]) gehoord dat het latere slachtoffer goed bij kas zat en verdachte, die ook wel geld kon gebruiken, heeft deelgenomen aan het maken van plannen om het slachtoffer te gaan beroven. Verdachte, medeverdachte [medeverdachte B.] en medeverdachte [medeverdachte C.] hebben herhaaldelijk overleg gevoerd over de manier en het moment waarop de beroving zou plaatsvinden. Met een smoes is het slachtoffer naar de woning van de verdachte gelokt waar hij op een gegeven moment is overmeesterd en vastgetapet en zodoende weerloos is gemaakt. Hierna is de pincode letterlijk uit het slachtoffer geslagen. Het geweld dat daarbij is gebruikt is zo hevig geweest dat het slachtoffer hierdoor is overleden. De patholoog-anatoom spreekt van excessief geweld.
Het bewezenverklaarde is buitengewoon ernstig. Vooral de meedogenloosheid, de brutaliteit en de berekenende manier waarop verdachte, de medeverdachte en de medeplichtige hebben geprobeerd het slachtoffer van diens geld te beroven is zeer schokkend. De verdachte en diens medeverdachte hebben op zeer agressieve wijze een mens het leven ontnomen. Vaststaat dat het slachtoffer enige tijd in doodsnood heeft verkeerd door het gewelddadige en nietsontziende handelen van verdachte en zijn medeverdachte. Zij hebben zich op die fatale avond in juni 2007 enkel laten leiden door financieel gewin en zich niet bekommerd om het slachtoffer - een jonge man die midden in het leven stond - en zijn dierbaren. Niet alleen het verlies zelf, maar ook de manier waarop het slachtoffer is overleden heeft de nabestaanden van het slachtoffer onmetelijk veel verdriet toegebracht.
De door verdachte gepleegde feiten zijn zo ernstig dat alleen een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur in aanmerking komt. Bij het bepalen van de duur van die straf wordt het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte lijkt de verantwoording voor zijn daden te nemen, hetgeen naar het oordeel van het hof ook blijkt uit verdachtes bekennende, en voor zichzelf belastende verklaring. Verdachte heeft ter terechtzitting spijt betuigd. Dit doet overigens niets af aan de ernst van de gepleegde feiten, de omvang van het leed dat de nabestaanden van het slachtoffer is aangedaan, of aan de maatschappelijke onrust die hierdoor is ontstaan. Het hof is van oordeel, zoals hiervoor reeds overwogen, dat een eventueel te laat ingrijpen door de politie niet dient te leiden tot strafvermindering.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 februari 2009, is de verdachte eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, waarvoor hem destijds een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van geruime duur is opgelegd. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de inhoud van een psychiatrisch rapport, d.d. 6 augustus 2007, opgemaakt door dr. B.A. Blansjaar, psychiater, waarin het volgende wordt geconcludeerd.
Het psychiatrisch onderzoek levert aanwijzingen op voor een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstructuur, waarschijnlijk een antisociale persoonlijkheids-stoornis. De daadwerkelijke diagnose persoonlijkheidsstoornis kan niet met zekerheid worden gesteld. Daarnaast is er bij verdachte sprake van langdurig en ernstig misbruik en afhankelijkheid van roesmiddelen.
Ook ten tijde het tenlastegelegde was er sprake van genoemde gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en intoxicatie met alcohol en cocaïne. Door de gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, met name het ontbreken van de gewetensfuncties en de empathische vermogens, een egocentrische beleving gericht op behoeftebevrediging en een neiging tot roekeloosheid en impulsiviteit kon verdachte eerder tot de hem tenlastegelegde feiten komen. Anderzijds heeft verdachte een reëel inzicht in het ontoelaatbare en strafbare van het door hem bekende tenlastgelegde. De verdachte kan naar het oordeel van bovengenoemde psychiater licht verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht. De kans op herhaling is verhoogd door genoemde gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte in combinatie met een ernstige verslaving.
Het hof kan zich verenigen met de inhoud van voornoemd rapport en komt op grond daarvan tot het oordeel dat het bewezenverklaarde de verdachte in licht verminderde mate kan worden toegerekend.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Vorderingen tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces hebben zich ter zake van beide feiten als benadeelde partijen in het geding gevoegd de heer [benadeelde partij A.], de ouders van het slachtoffer, alsook [benadeelde partij B.], de minderjarige zoon van het slachtoffer.
a. De gezamenlijke vordering van [benadeelde partij A.].
De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade bestaande uit:
1. Telefoonkosten ad € 90,33;
2. Representatiekosten ad € 339,35;
3. Reiskosten ad € 253,50;
4. Griffierechten in verband met beneficiaire aanvaarding ad € 98,-;
5. Kosten uitvaart ad € 2.100,26;
6. Studiekosten [benadeelde partij A.]
ad € 2.087,18;
7. Grafmonument ad € 4.284,85;
8. Urnengraf ad € 1.334,50;
9. Notariskosten ad € 928,62;
10. Verzekering voor grafmonument ad € 299,94;
Dit betreft een bedrag van in totaal € 11.816,53.
Daarnaast vordert de benadeelde partij een bedrag van
€ 1.449,40 aan kosten voor rechtsbijstand.
In hoger beroep heeft de benadeelde partij gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering onder de toevoeging op het antwoordformulier: 'voor zover het gevorderde bedrag in tweede instantie (wederom) niet (geheel) wordt toegewezen op de aangedragen grondslag, wordt de grondslag van het niet toe te wijzen gedeelte hierbij aangevuld met 'extra kosten voor rechtsbijstand in hoger beroep'.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de posten onder 1, 2, 3, 5, 7 en 8 alsook tot toewijzing van extra kosten voor rechtsbijstand in hoger beroep tot een bedrag van € 1.000,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor wat betreft de overige posten heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij, omdat deze niet van eenvoudige aard zijn.
Namens de verdachte is geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering tot schadevergoeding.
Het hof is van oordeel dat de posten 5 en 8, de kosten van de uitvaart en het urnengraf, vallen aan te merken als schade die rechtstreeks aan de benadeelde partij is toegebracht als gevolg van het eerste bewezenverklaarde feit en dat deze posten genoegzaam zijn onderbouwd. Dit onderdeel van de vordering, met een totaalbedrag van € 3.434,76, is derhalve toewijsbaar.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op € 1.449,40 in eerste aanleg en € 1.000,- in hoger beroep, alsmede in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Het hof is van oordeel dat, hoewel voldoende aannemelijk is dat er door de benadeelde partij ook andere schade is geleden, de omvang daarvan in het kader van deze strafzaak niet op eenvoudige wijze valt vast te stellen, zodat de benadeelde partij in de overige posten niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Deze onderdelen van de vordering kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
b. De vordering van [benadeelde partij B.]
Deze benadeelde partij vordert door tussenkomst van zijn wettelijke vertegenwoordiger vergoeding van schade bestaande uit:
1. Affectieschade ad € 10.000,-;
2. De posten van [benadeelde partij A.] die niet voor toewijzing in aanmerking komen bij de beoordeling van hun eigen vordering.
Daarnaast vordert de benadeelde partij een bedrag van
€ 1.000,- aan kosten voor rechtsbijstand.
Blijkens het antwoordformulier voor de behandeling van de vordering van de benadeelde partij in hoger beroep, heeft de benadeelde partij zijn vordering verhoogd tot een bedrag van € 30.793,38. Onder het kopje 'opmerkingen' wordt aangegeven: 'Voorzover het gevorderde bedrag in tweede instantie (wederom) niet (geheel) wordt toegewezen op de aangedragen grondslag, wordt de grondslag van het niet toegewezen gedeelte hierbij aangevuld met 'kosten voor gederfd levensonderhoud'.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [benadeelde partij B.] in zijn vordering tot schadevergoeding, nu de vordering niet van eenvoudige aard is en de kosten voor rechtsbijstand niet nader zijn onderbouwd.
Namens de verdachte is geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde partij B.] in de vordering tot schadevergoeding.
Naar het oordeel van het hof is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij B.] niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafproces.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 3.434,76 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij A.].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 57, 282, 287 en 288 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij A.] tot een bedrag van
€ 3.434,76 (drieduizend vierhonderdvierendertig euro en zesenzeventig cent)
en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak vooralsnog zijn begroot op € 2.449,40 (tweeduizend vierhonderdnegenenveertig euro en veertig eurocent) - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij van een bedrag van € 3.434,76 (drieduizend vierhonderd-vierendertig euro en zesenzeventig cent) voor welk bedrag in het geval volledige betaling noch volledig verhaal volgt vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 47 (zevenenveertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.
Verstaat dat indien een mededader geheel of deels aan deze betalingsverplichtingen heeft voldaan, de verdachte daarvan in zoverre is bevrijd.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij B.] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering dan ook slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door mr. S.K. Welbedacht,
mr. A.H. de Wild en mr. S. van Dissel, in bijzijn van de griffier mr. M. Wegter.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 juni 2009.
Mr. A.H. de Wild is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.