ECLI:NL:GHSGR:2009:BI4278

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.007.164.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 29 april 2009
Zaaknummer : 200.007.164/01
Rekestnr. rechtbank : F2 RK 08-6
[appellante],
wonende op een geheim adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. B.C. Pfeifle, te Schiedam,
tegen
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr W.A. Bruinsma-Woudstra, te Leeuwarden.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 26 mei 2008 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 4 april 2008 van de rechtbank Rotterdam.
De vader heeft op 2 juli 2008 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de moeder is bij het hof op 18 juni 2008 een aanvullend stuk ingekomen, te weten het proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg.
Op 15 januari 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en de vader, bijgestaan door zijn advocaat. De aanwezigen hebben het woord gevoerd. Aan de zijde van de moeder trad, na daartoe ter terechtzitting als zodanig te zijn beëdigd, als tolk in de [naam taal] taal op mevrouw S. Afasas.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking is vervangende toestemming verleend voor de afgifte van een identiteitsbewijs voor de hierna te noemen minderjarige [voornaam minderjarige]. Het verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming tot afgifte van een nationaal paspoort voor de minderjarige is afgewezen. Voorts is afgewezen het verzoek van de vader tot het verlenen van vervangende toestemming voor het bijschrijven van de minderjarige in zijn paspoort.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is het verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming tot afgifte van een nationaal paspoort ten behoeve van de minderjarige [naam minderjarige], geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats], hierna te noemen: [voornaam minderjarige].
2. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen (het hof begrijpt: voor zover daarbij haar verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming tot afgifte van een paspoort ten behoeve van [voornaam minderjarige] is afgewezen en, in plaats van dit verzoek in te willigen, vervangende toestemming ter verkrijging van een identiteitsbewijs is verleend) en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat aan haar vervangende toestemming voor de afgifte van een paspoort voor [voornaam minderjarige] wordt verleend.
3. De vader bestrijdt het beroep en verzoekt het hof het beroepschrift van de moeder ongegrond te verklaren, kosten rechtens.
4. Met de eerste grief bestrijdt de moeder het oordeel van de rechtbank dat er onvoldoende noodzaak is tot afgifte van een paspoort voor de minderjarige.
Deze grief slaagt. Het hof overweegt daartoe als volgt.
5. Bij de beoordeling van een verzoek tot vervangende toestemming ter verkrijging van een paspoort neemt de rechter die vruchteloos een vergelijk tussen de ouders heeft beproefd, een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Hieruit volgt dat de maatstaf die de rechtbank heeft aangelegd te streng is.
Het hof acht het in het belang van [voornaam minderjarige] wenselijk dat zij, indien daaraan behoefte ontstaat, naar [land X] kan reizen. Daar woont immers haar familie van moederszijde. Een Nederlandse identiteitskaart is voor reizen naar [land X] niet geldig en bijschrijving van [voornaam minderjarige] in het paspoort van de vader komt, gegeven het feit dat [voornaam minderjarige] haar gewone verblijfplaats bij de moeder heeft, niet praktisch voor.
Het bestaan van concrete plannen om [land X] te bezoeken is geen vereiste om er belang bij te hebben om over een voor [land X] geldig reisdocument te beschikken. Een Nederlands paspoort heeft immers een geldigheidsduur van vijf jaren en het hof acht het in het belang van [voornaam minderjarige] wenselijk dat, indien tijdens de geldigheidsduur concrete reisplannen ontstaan, de uitvoering hiervan niet wordt vertraagd doordat eerst een reisdocument moet worden verkregen. Zulks geldt te meer, nu de vader heeft gesteld eveneens te wensen in de toekomst met [voornaam minderjarige] in het buitenland op vakantie te gaan.
6. Hetgeen de vader heeft aangevoerd leidt volgens het hof niet tot een ander oordeel.
De moeder heeft ter terechtzitting aangetoond te beschikken over een titel tot voortgezet verblijf in Nederland tot 2012 en de advocaat van de man heeft hierop verklaard dat de kans dat de moeder naar [land X] zal worden uitgezet, nihil is. Daarmee ontvalt de grond, voorzover bestaande, aan de door de man in eerste aanleg en aanvankelijk ook in hoger beroep getoonde beduchtheid dat de moeder [voornaam minderjarige] met gebruik van het Nederlandse paspoort voorgoed zou kunnen meenemen indien de moeder in Nederland niet langer zou worden toegelaten.
Dat er een risico bestaat dat de moeder onder invloed van haar vader met medeneming van [voornaam minderjarige] naar [land X] teruggaat heeft de vader na gemotiveerde tegenspraak van de moeder ter terechtzitting niet nader onderbouwd.
Al hetgeen de vader verder heeft aangevoerd met betrekking tot de gelijkheid in positie van beide ouders, verdient bespreking in het kader van het gezamenlijk gezag dat de ouders over [voornaam minderjarige] uitoefenen en behoort niet in de weg te staan aan hetgeen in het belang van [voornaam minderjarige] in onderhavig geval wenselijk is.
7. Het gegeven dat de eerste grief gegrond is, leidt ertoe dat de bestreden beschikking in zoverre daarbij het inleidend verzoek van de moeder is afgewezen moet worden vernietigd. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof het inleidend verzoek van de moeder alsnog toewijzen.
8. Nu, gelet op de toewijzing van het inleidend verzoek, bij een identiteitskaart geen belang bestaat, zal de bestreden beschikking ook in zoverre worden vernietigd.
De tweede grief, die de vervangende toestemming ter verkrijging van een identiteitskaart betreft, behoeft dan ook geen bespreking.
9. Gelet op de aard van de zaak zal het hof de proceskosten compenseren.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover daarbij, met afwijzing van het verzoek van de vrouw, vervangende toestemming ter verkrijging van een identiteitsbewijs voor de minderjarige is verleend en, in zoverre opnieuw beschikkende, verleent vervangende toestemming ter verkrijging van een nationaal paspoort voor de minderjarige [naam minderjarige], geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats];
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Bouritius, van Nievelt en Kamminga, bijgestaan door mr. Buiting als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 april 2009.