ECLI:NL:GHSGR:2009:BI3619

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.012.920
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van Leuven
  • J. Kamminga
  • F. Fockema Andreae-Hartsuiker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de machtiging tot schenking in het kader van meerderjarigenbewind

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, gaat het om een hoger beroep van de bewindvoerders tegen een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank 's-Gravenhage, waarin het verzoek om toestemming voor schenkingen aan de kinderen van de rechthebbende werd afgewezen. De bewindvoerders hebben op 19 maart 2008 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 20 december 2007. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 maart 2009 zijn de bewindvoerders, bijgestaan door hun advocaat, verschenen, terwijl de rechthebbende niet aanwezig was. De bewindvoerders hebben een akte van verdeling overgelegd, gedateerd 1 september 1995.

Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank zijn vastgesteld, en heeft de bestreden beschikking beoordeeld. De bewindvoerders verzochten om vernietiging van de beschikking en om machtiging tot het doen van een schenking van € 22.000 aan elk van de zes kinderen van de rechthebbende. De bewindvoerders stelden dat er in het verleden al schenkingen hadden plaatsgevonden en dat de rechthebbende de wens had geuit om grotere bedragen te schenken. Het hof oordeelde dat er geen schenkingstraditie was aangetoond, en dat de bewindvoerders niet konden bewijzen dat de rechthebbende, indien zij in staat was geweest haar wil te bepalen, tot de schenkingen zou zijn overgegaan.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd, met de overweging dat de bewindvoerders niet hadden aangetoond dat er sprake was van een schenkingstraditie. Het hof benadrukte dat de wensen van de rechthebbende gerespecteerd moeten worden, maar dat deze wensen in overeenstemming moeten zijn met een doelmatige belegging van het vermogen. De beslissing van het hof werd op 22 april 2009 uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 22 april 2009
Zaaknummer : 105.012.920.01
Rekestnummer (oud) : 491-R-08
Rekestnr. rechtbank : 07-81852
[appellant]
wonende te [woonplaats]
en
[appellant]
wonende te [woonplaats]
verzoekers in hoger beroep,
hierna te noemen: de bewindvoerders,
advocaat mr. R. Zantman.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende]
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: de rechthebbende.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De bewindvoerders zijn op 19 maart 2008 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 20 december 2007 van de kantonrechter in de rechtbank ‘s-Gravenhage, vestiging Gouda.
Van de zijde van de bewindvoerders zijn bij het hof op 4 juni 2008 en 9 juni 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Op 11 maart 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de bewindvoerders, bijgestaan door hun advocaat. De aanwezigen hebben het woord gevoerd. De rechthebbende is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Ter zitting heeft de advocaat van de bewindvoerders een akte van verdeling, gedateerd 1 september 1995, overgelegd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking, waarbij het verzoek van de bewindvoerders, strekkende tot het verkrijgen van toestemming om namens de rechthebbende € 22.000,- aan elk van de zes kinderen te schenken, is afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de machtiging schenking meerderjarigenbewind.
2. De bewindvoerders verzoeken de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de bewindvoerders worden gemachtigd tot het doen van een schenking aan elk van de zes kinderen van de rechthebbende, ter grootte van € 22.000 ieder, althans met een zodanig bedrag als het hof in goede justitie vermeent te behoren.
3. De bewindvoerders hebben in hun enige grief gesteld dat de kantonrechter ten onrechte overweegt dat er geen schenkingstraditie is. De bewindvoerders stellen dat in het verleden reeds (kleine) schenkingen plaats vonden. Daarnaast heeft de rechthebbende de wens geuit aan haar kinderen grotere delen te schenken. Hiertoe heeft de rechthebbende al ruim voor de onderbewindstelling een volmacht laten maken, waarbij de bewindvoerders al waren gemachtigd al haar financiële zaken te regelen. Voorts stellen de bewindvoerders dat na het doen van de verzochte schenking voldoende liquide vermogen over blijft, in dit geval zelfs ruim meer als volgens de richtlijnen van het LOK.
4. Gelet op de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep oordeelt het hof als volgt. Het hof verenigt zich met de beslissing van de kantonrechter en de gronden waarop deze berust, en maakt deze tot de zijne. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
5. Voorts overweegt het hof als volgt. Bij de uitoefening van zijn taak dient de bewindvoerder zich te richten naar de wensen van de rechthebbende, voor zover deze wensen zich verdragen met een doelmatige belegging van het vermogen. In het geval de rechthebbende niet in staat is zijn of haar wil te uiten, zoals hier het geval is, dient de vraag te worden beantwoord of de rechthebbende tot de betreffende schenking(en) zou zijn overgegaan als hij of zij in staat zou zijn geweest zijn of haar wil te bepalen. Deze vraag kan in beginsel bevestigend worden beantwoord indien er sprake is van een schenkingstraditie, zoals ook in de Aanbevelingen meerderjarigen-bewind van het LOK tot uitgangspunt is genomen.
6. Gelet op de stukken en hetgeen ter zitting in hoger beroep naar voren is gebracht, is het hof met de rechtbank van oordeel dat niet gebleken is van een schenkingstraditie. De bewindvoerders hebben niet aangetoond dat er sprake is van repeterende handelingen van de rechthebbende voorafgaand aan de instelling van het bewind. Ter zitting is komen vast te staan dat de schenkingen aan de zes kinderen zijn gestart per datum volmacht, op of rond 30 september 2005. Vóór deze datum was er geen sprake van schenkingen aan de zes kinderen.
Ook is niet gebleken van enige regelmaat van de schenkingen; de twee onder de volmacht gedane schenkingen doen daaraan niet af. Dit kan naar het oordeel van het hof dan ook niet als een schenkingstraditie worden beschouwd. Uit de door de bewindvoerders overgelegde stukken blijkt naar het oordeel van het hof evenmin van de wil van de rechthebbende tot het doen van grote schenkingen.
7. Gelet op het vorenstaande ziet het hof geen reden om van de aanbevelingen van het LOK af te wijken, met als gevolg dat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd.
8. Het hof wenst ten overvloede op te merken dat, voorzover er sprake is geweest van het vervroegd uitkeren van ‘kindsdelen’ het hof hieraan geen betekenis toekent. Weliswaar is ter zitting in hoger beroep gebleken dat het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter op het punt van de kindsdelen niet juist is – het kindsdeel is volgens de bewindvoerders niet uitgekeerd – doch een verzoek tot uitdeling van de kindsdelen ligt niet voor.
9. Dit leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, Kamminga en Fockema Andreae-Hartsuiker, bijgestaan door mr. Steenks als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 april 2009.