ECLI:NL:GHSGR:2009:BI3409
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- A. Dupain
- A.V. van den Berg
- P. Verbeek
- Rechtspraak.nl
Voeging van procedures inzake schadeclaims na brand in Rotterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Gemeente Rotterdam en de Gemeenschappelijke Regeling tot Instandhouding en Beheer van de DCMR Milieudienst Rijnmond (hierna: DCMR) tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. Dit vonnis verklaarde de eigenaars van goederen die schade hebben geleden door een brand in Rotterdam op 28 februari 1996, niet-ontvankelijk in hun vorderingen. De eigenaars en de verzekeraars hebben schade geclaimd bij de gemeente en DCMR. De gemeente en DCMR hebben in hun memorie van grieven aangevoerd dat zij met de eigenaars hebben afgesproken om de procedure stil te leggen en de uitkomst van de procedure tegen de verzekeraars en PSC af te wachten. De verzekeraars en PSC hebben vervolgens verzocht om voeging van hun procedure met die van de eigenaars, omdat zij van mening zijn dat er sprake is van connexiteit tussen de zaken.
Het hof heeft overwogen dat het verzoek om voeging moet worden afgewezen. Het hof oordeelt dat, hoewel de verzekeraars en PSC geen partij zijn in de procedure van de eigenaars, dit niet in de weg staat aan voeging. Echter, de rechtsvragen in beide procedures zijn niet identiek en er zijn andere rechtsvragen aan de orde in de procedure van de eigenaars. Het hof hecht ook belang aan de afspraak tussen de gemeente, DCMR en de eigenaars om de uitkomst van de onderhavige procedure af te wachten. Bovendien is er een reële vrees voor vertraging in de procedure van de eigenaars, die al sinds augustus 2004 stil ligt. Het hof concludeert dat de proceseconomie het meest gediend is wanneer de onderhavige procedure niet stil ligt totdat de andere procedure is afgerond.
Het arrest is gewezen door de eerste civiele kamer van het hof op 7 april 2009, waarbij de vordering tot voeging is afgewezen en de verzekeraars en PSC zijn veroordeeld in de kosten van het incident.