Rolnummer: 22-004152-07
Parketnummer: 11-710102-07
Datum uitspraak: 20 februari 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Dordrecht van 17 juli 2007 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [geboorteland] op [geboortedag] 1940,
adres: [adres] te [woonplaats]
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 6 februari 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte van het onder 1 primair zal worden vrijgesproken en dat de verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [aangeefster 1] en [aangeefster 2] geheel zullen worden toegewezen, met oplegging van schadevergoedings-maatregelen.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 1994 tot en met 1 januari 1996 te Dordrecht, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster 1] (geboren op
[geboortedag] 1987) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het meermalen, althans eenmaal (telkens) betasten en/of vastpakken en/of strelen en/of wrijven van de (binnenkant) van de bovenbe(e)n(en) en/of vagina
van die [aangeefster 1] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit dat hij, verdachte, (telkens) die [aangeefster 1] onverhoeds heeft betast en/of vastgepakt.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 1994 tot en met
1 januari 1996 te Dordrecht ontucht heeft gepleegd met
de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige aangeefster 1], geboren op
[geboortedag] 1987, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal (telkens) (over) de (binnenkant) van de bovenbe(e)n(en) en/of vagina van die [aangeefster 1] betast en/of vastgepakt en/of gestreelt en/of gewreven;
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 januari 1994 tot en met 1 januari 1996 te Dordrecht, door giften of beloften van geld of goed en/of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding de minderjarige van onbesproken gedrag [aangeefster 1], geboren op [geboortedag] 1987, wiens minderjarigheid hij kende of redelijkerwijs moest vermoeden, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen met hem te plegen en/of van hem te dulden, bestaande die ontuchtige handelingen uit het meermalen, althans eenmaal (telkens) betasten en/of vastpakken en/of strelen en/of wrijven van de (binnenkant) van de bovenbe(e)n(en) en/of vagina van die [aangeefster 1]
en welke giften of beloften van geld of goed en/of welke misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of welke misleiding hierin heeft bestaan dat hij, verdachte,
- het psychisch overwicht dat hij, verdachte, door het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [aangeefster 1] had heeft uitgebuit en/of (vervolgens)
- die [aangeefster 1] onverhoeds heeft betast en/of vastgepakt en/of beetgepakt.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 15 juli 2004 tot en met
31 augustus 2004 te Dordrecht, door geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster 2] (geboren op [geboortedag] 1988) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
bestaande uit het meermalen, althans eenmaal (telkens) zoenen op de mond en/of in het gezicht van die [aangeefster 2] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit dat hij, verdachte,
(telkens) het hoofd en/of de wang(en) van die [aangeefster 2] onverhoeds heeft vastgepakt.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 15 juli 2004 tot en met
31 augustus 2004 te Dordrecht ontucht heeft gepleegd met
de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [aangeefster 2], geboren op [geboortedag] 1988, immers heeft hij, verdachte,
meermalen, althans eenmaal (telkens) op de mond en/of in het gezicht van die [aangeefster 2] gezoend.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 15 juli 2004 tot en met
31 augustus 2004 te Dordrecht, met [aangeefster 2], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, althans
eenmaal (telkens) zoenen op de mond en/of in het gezicht van die [aangeefster 2].
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1 primair en 2 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen te geven door de reclassering. Voorts is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, en is een beslissing gegeven ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen, met oplegging van schadevergoedingsmaatregelen, een en ander als nader in het vonnis vermeld.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bij pleidooi haar verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak, teneinde een betrouwbaarheids-onderzoek naar de verklaringen van de aangevers te doen uitvoeren en daartoe een deskundige te benoemen, herhaald.
Het verzoek wordt door het hof afgewezen, nu de betrouwbaarheid van voormelde verklaringen ter terechtzitting voldoende kan worden getoetst. Daarom acht het hof aanhouding van de behandeling redelijkerwijs niet noodzakelijk.
Ten aanzien van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde overweegt het hof het volgende.
[Aangeefster 1] heeft op 31 januari 2005 bij de politie gemeld dat de verdachte ongeveer 10 jaar daarvóór ontuchtige handelingen bij haar - destijds ongeveer 7 jaar oud - had gepleegd. Op 26 juni 2006 heeft zij aangifte gedaan en zij heeft daarbij niet heel gedetailleerd verklaard over de handelingen die door de verdachte zouden zijn verricht in 1994 en 1995. In die verklaring en ook later bij de rechter-commissaris heeft zij voorts aangegeven dat zij, toen zij 15 of 16 jaar oud was - dus omstreeks 2002 - haar zus en haar ouders over deze gebeurtenissen heeft verteld.
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaring van [aangeefster 1] heeft het hof in aanmerking genomen de omstandigheid dat zij in het gesprek met haar zus, op diens vraag of de achterbuurman seksuele dingen bij haar had gedaan, bevestigend heeft geantwoord. Uit het dossier is niet op te maken dat de aangeefster zelf als eerste deze verdachte heeft aangewezen. Voorts heeft het hof acht geslagen op het feit dat de aangeefster op ongeveer 12-jarige leeftijd door een klasgenoot is aangerand en dat zij, reeds op 7-jarige leeftijd, maar ook later nog, therapeutische behandeling heeft ondergaan, welke omstandigheden mogelijk haar herinneringen hebben beïnvloed. Daarbij komt dat de aangeefster heeft verklaard dat alles weer naar boven kwam, toen een medewerker van Auriga, waar zij werd behandeld, haar vroeg een leuk jurkje aan te trekken. Zij moest volgens haar verklaring meestal een jurkje aantrekken van de verdachte en werd dan gefilmd. Niet aannemelijk is echter dat de verdachte toen al over een video-camera beschikte.
Gelet op het voorgaande en het feit dat haar verklaring in onvoldoende mate ondersteund wordt door andere wettige bewijsmiddelen, acht het hof de verklaringen van de aangeefster onvoldoende om tot het overtuigend bewijs te komen dat de verdachte het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Ten aanzien van het onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde overweegt het hof als volgt.
[Aangeefster 2] heeft in 2006, twee jaar na het tenlastegelegde, aangifte gedaan van de handelingen die zouden zijn gepleegd door de verdachte toen zij 15 jaar oud was. In eerste instantie heeft [aangeefster 2] de [getuige 1] verteld over de gebeurtenissen in 2004, en pas na sterk aandringen door die getuige, heeft aangeefster tevens haar ouders daarover ingelicht.
Naar het oordeel van het hof bestaan er evenwel tussen de verklaringen van de aangeefster en de [getuige 1] tegenstrijdigheden. Het hof is van oordeel dat de verklaring van de [aangeefster 2] in onvoldoende mate steun vindt in andere wettige bewijsmiddelen.
Het hof stelt vast dat, hoewel de verdachte op een aantal punten onwaarheden heeft verklaard, deze niet in relatie staan met de aan hem tenlastegelegde feiten.
Voorts heeft het hof in het bijzonder gelet op enerzijds, het tijdsverloop tussen het moment waarop de tenlastegelegde gedragingen zouden hebben plaatsgevonden en het moment waarop door de aangeefsters verklaringen zijn afgelegd, eerst tegenover hun ouders en nadien bij de politie, en anderzijds, de omstandigheid dat de verdachte de tenlastegelegde feiten - zowel bij de politie als ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - heeft ontkend. Alles bijeen in onderling verband en samenhang beschouwd is naar het oordeel van het hof niet overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Vordering tot schadevergoeding [aangeefster 1]
In het onderhavige strafproces heeft [aangeefster 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde, tot een bedrag van EUR 2.500,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij
niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Vordering tot schadevergoeding [aangeefster 2]
In het onderhavige strafproces heeft [aangeefster 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 tenlastegelegde, tot een bedrag van EUR 500,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het onder 2 tenlastegelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij
niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [aangeefster 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [aangeefster 2 ] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit arrest is gewezen door mr. G.J.W. van Oven, mr. M. Moussault en mr. R.H.J. de Vries, in bijzijn van de griffier mr. C.J.A. Sabatier. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 februari 2009.
mr. R.H.J. de Vries is buiten staat dit arrest te ondertekenen.