ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2646

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-004909-07
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot oplichting en valsheid in geschrift bij benzinepomptransacties

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 10 februari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1959 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, is beschuldigd van oplichting en valsheid in geschrift. De verdachte heeft samen met een mededader geprobeerd telefoonkaarten te kopen bij een benzinepomp met een niet op zijn naam staande creditcard. Dit gebeurde door een nagemaakte handtekening op de bonnen te zetten. Een week later heeft de verdachte opnieuw geprobeerd om telefoonkaarten aan te schaffen met een andere creditcard die niet van hem was. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van poging tot oplichting en valsheid in geschrift. De verdachte was eerder veroordeeld voor overtredingen van de Wegenverkeerswet, wat zijn gedrag niet heeft veranderd. De advocaat-generaal heeft een geldboete van EUR 800,- geëist, subsidiair 16 dagen vervangende hechtenis, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. Het hof heeft de geldboete gematigd met EUR 100,- en heeft de verdachte veroordeeld tot het betalen van de boete en een schadevergoeding aan de benadeelde partij, VSB International B.V./Visa Card Services, ter hoogte van EUR 181,80. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte is veroordeeld tot de opgelegde straffen en schadevergoedingen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004909-07
Parketnummer: 09-753083-01
Datum uitspraak: 10 februari 2009
VERSTEK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te 's-Gravenhage van
5 oktober 2001 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (voormalig Frans Somaliland) op [geboortedatum] 1959,
adres: thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 27 januari 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest, alsmede een geldboete van Fl. 2.000,-, subsidiair 35 dagen vervangende hechtenis. Voorts is een beslissing gegeven omtrent de vordering van de benadeelde partij met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, een en ander als nader in het vonnis vermeld.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Medeplegen van poging tot oplichting.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Medeplegen van valsheid in geschrift.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van EUR 800,-, subsidiair 16 dagen vervangende hechtenis, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan oplichting, door bij een benzinepomp telefoonkaarten af te rekenen met een niet op zijn naam staande creditcard en daarna op de bonnen/salesslips een nagemaakte handtekening te zetten. Een week later heeft de verdachte met diezelfde vriend, nogmaals geprobeerd telefoonkaarten af te rekenen met een Visa creditcard die niet van hem was. Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte het vertrouwen dat men in het betalingsverkeer ten aanzien van een creditcard mag hebben, ernstig geschaad en heeft hij door zijn daad de betrokkene financieel benadeeld.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 januari 2009, is de verdachte eenmaal eerder veroordeeld ter zake van overtreding van de Wegenverkeerswet. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Tot slot heeft het hof acht geslagen op het recht op een behandeling binnen een redelijke termijn, welk recht is neergelegd in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Nu uit het dossier niet kan worden opgemaakt dat het openbaar ministerie - na het wijzen van het verstekvonnis - jaarlijks heeft getracht dat vonnis aan de verdachte te betekenen, moet het ervoor worden gehouden dat dat niet is gebeurd. Overigens had de verdachte vanaf 10 december 2002 geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Gelet op deze omstandigheid is het hof van oordeel dat de geldboete gematigd dient te worden met een bedrag van EUR 100,-.
Het hof is - alles overwegende en overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke geldboete van navermelde hoogte een passende en geboden reactie vormt. Bij het bepalen van de hoogte heeft het hof, voorzover mogelijk, rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Beslag
Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen, zoals deze vermeld zijn onder de nummers 2 tot en met 62 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten nu niet kan worden vastgesteld aan wie deze voorwerpen toebehoren.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft VSB International B.V./Visa Card Services zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 tenlastegelegde, tot een bedrag van
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van Fl. 400,-, dat thans een waarde vertegenwoordigt van EUR 181,80.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 181,80 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer VSB International B.V./Visa Card Services.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 36f, 45, 47, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING (bij verstek)
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een geldboete van EUR 800,- (achthonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 16 (zestien) dagen.
Gelast de bewaring van de voorwerpen zoals deze vermeld zijn op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 2 tot en met 62, ten behoeve van de rechthebbende.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij VSB International B.V./Visa Card Services tot het gevorderde bedrag van
EUR 181,80 (honderdeenentachtig euro en tachtig cent)
en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verstaat dat indien een mededader geheel of deels aan deze betalingsverplichting heeft voldaan, de verdachte daarvan in zoverre is bevrijd.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, VSB International B.V./Visa Card Services, van een bedrag van
EUR 181,80 (honderdeenentachtig euro en tachtig cent)
voor welk bedrag in het geval volledige betaling noch volledig verhaal volgt vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
3 (drie) dagen,
met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.
Verstaat dat indien de mededader geheel of deels aan deze betalingsverplichting heeft voldaan, de verdachte daarvan in zoverre is bevrijd.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Dit arrest is gewezen door mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, mr. R.C.A. Duindam en mr. M.J. Bax-Luhrman, in bijzijn van de griffier mr. C.J.A. Sabatier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 februari 2009.