Rolnummer: 22-000681-08
Parketnummers: 09-926006-07, 09-926060-06 (TUL) en
09-657815-07 (TUL)
Datum uitspraak: 10 februari 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te 's-Gravenhage van 4 februari 2008 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
adres volgens opgave van verdachte ter terechtzitting: [adres] te [woonplaats].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 27 januari 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 4 tenlastegelegde vrijgesproken. Voorts is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is aan de verdachte opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering. Tevens is een beslissing gegeven omtrent de vorderingen tot tenuitvoerlegging, een en ander als nader in het vonnis vermeld, en is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak ter zake van het onder 4 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 en 3 bewezenverklaarde:
Mishandeling, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt het volgen van een behandeling bij De Waag.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zijn partner meermalen mishandeld en daarnaast heeft hij haar bedreigd, zoals in de bewezenverklaring nader omschreven. Door zo te handelen heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast, kennelijk zonder stil te staan bij de gevolgen die zijn handelen voor haar zou kunnen hebben. Bovendien heeft de verdachte het in hem als partner gestelde vertrouwen beschaamd.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de volgende stukken en rapporten:
- een gespreksaantekening d.d. 12 november 2007;
- een vroeghulp interventierapport d.d. 13 november 2007;
- een voorlichtingsrapport van de stichting reclassering d.d. 25 januari 2008;
- een afloopbericht van de reclassering d.d. 4 februari 2008.
Het hof heeft in zijn beoordeling betrokken dat de verdachte - blijkens zijn verklaring ter terechtzitting in hoger beroep - op dit moment al enige tijd samenwoont met voormelde partner en dat hun relatie goed is.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 januari 2009, is de verdachte al eens veroordeeld voor het plegen van andersoortige strafbare feiten. Bovendien liep de verdachte ten tijde van het begaan van de onderhavige feiten nog in de proeftijd van twee voorwaardelijk opgelegde straffen. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende en overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van navermelde duur alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormen.
Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 09-926060-06
Bij vonnis van de politierechter te 's-Gravenhage van 26 februari 2007 onder parketnummer 09-926060-06 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 dagen, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep, in afwijking op de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie, gevorderd dat de proeftijd wordt verlengd met één jaar.
In hoger beroep is komen vast te staan, dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 09-657815-07
Bij vonnis van de politierechter te 's-Gravenhage van
11 mei 2007 onder parketnummer 09-657815-07 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep, in afwijking op de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie, gevorderd dat de proeftijd wordt verlengd met één jaar.
In hoger beroep is komen vast te staan, dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 22c, 22d, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 75 (vijfenzeventig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
Beveelt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, ressort Den Haag, zolang die instelling dit nodig acht, ook als dat inhoudt een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling.
Verstrekt aan deze instelling opdracht om aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe en gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te 's-Gravenhage van 26 februari 2007 onder parketnummer 09-926060-06 opgelegde voorwaardelijke straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 40 (veertig) dagen.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe en gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te 's-Gravenhage van 11 mei 2007 onder parketnummer 09-657815-07 opgelegde voorwaardelijke straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken.
Dit arrest is gewezen door mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, mr. R.C.A. Duindam en mr. M.J. Bax-Luhrman, in bijzijn van de griffier mr. C.J.A. Sabatier. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 februari 2009.