Rolnummer: 22-005851-07
Parketnummer: 09-530683-05
Datum uitspraak: 10 februari 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te 's-Gravenhage van
11 april 2006 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952,
adres: [adres] te [woonplaats].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 27 januari 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is een beslissing gegeven omtrent de vordering van de benadeelde partij met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, een en ander als nader in het vonnis vermeld.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Diefstal door middel van verbreking.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd voor wat betreft de opgelegde straf en dat ten aanzien van onder 2 bewezen zal worden verklaard diefstal met verbreking en voorts dat ten aanzien van beide feiten de bewezenverklaarde periode zal worden beperkt tot twee maanden.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft op professionele wijze een groot aantal hennepplanten geteeld. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit, waardoor schade is veroorzaakt voor het energiebedrijf.
Het hof rekent het de verdachte aan dat hij aldus een aandeel heeft willen leveren in de verspreiding van verdovende middelen en zich daarbij heeft laten leiden door financieel gewin en geen oog heeft gehad voor de risico's voor de volksgezondheid en de schade voor de samenleving die uit de handel in en het gebruik van dergelijke middelen kan voortvloeien.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 januari 2009, is de verdachte al meermalen veroordeeld ter zake van overtredingen van de Wegenverkeerswet. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van navermelde duur, alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormen.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft Eneco Netbeheer B.V. zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 tenlastegelegde, tot een bedrag van EUR 2.714,84.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij, tot een bedrag van EUR 1.350,- en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige, met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van EUR 1.350,- materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen.
Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 1.350,- aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer Eneco Netbeheer B.V.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 60 (zestig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Beveelt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Eneco Netbeheer B.V. tot een bedrag van
EUR 1.350,- (duizend driehonderdvijftig euro) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij de vordering inzoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, Eneco Netbeheer B.V., van een bedrag van EUR 1.350,- (duizend driehonderdvijftig euro), voor welk bedrag in het geval volledige betaling noch volledig verhaal volgt vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 27 (zevenentwintig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Dit arrest is gewezen door mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, mr. R.C.A. Duindam en mr. M.J. Bax-Luhrman, in bijzijn van de griffier mr. C.J.A. Sabatier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 februari 2009.