Rolnummer: 22-002241-08
Parketnummer: 09-413119-07
Datum uitspraak: 9 februari 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 23 april 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te \ op \ 1981,
adres: \.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 26 januari 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte van het primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van twintig uren, subsidiair tien dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij als vermeld in het vonnis.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan –overeen-komstig de vordering van de advocaat-generaal en in overeenstemming met het standpunt van de verdediging- behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
Strafbaarheid van de verdachte
Door de raadsvrouw is op gronden zoals in de pleitnota weergegeven terzake het subsidiair tenlastegelegde een beroep gedaan op noodweer, dan wel noodweerexces.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is - voor zover thans van belang - voldoende aannemelijk geworden dat de verdachte, in aanmerking genomen de hectiek van de situatie waarin hij verkeerde en de burgerkleding van de politie-ambtenaren, niet wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de twee mannen die de verdachte en de groep van circa 10 tot 15 personen die de verdachte schopten en sloegen, naderden, politie-ambtenaren in burger waren die de vechtenden uit elkaar wilden halen en dat aldus de verdachte in de verschoonbare dwaling verkeerde dat hij zich tegen een (nieuwe) ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding moest verdedigen door te handelen zoals is bewezenverklaard.
Met de advocaat-generaal is het hof derhalve van oordeel dat aan de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde een beroep op putatief noodweer toekomt als gevolg waarvan de verdachte ter zake dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [naam benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van EUR 150,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Nu de verdachte ter zake van het subsidiair tenlaste-gelegde wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit gold ten tijde van het bewezenver-klaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte niet strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde en ontslaat deze van alle rechtsvervolging.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit arrest is gewezen door
mr. S.K. Welbedacht, mr. A.H. de Wild en mr. C.M. le Clercq-Meijer,
in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 februari 2009.