Rolnummer: 22-002046-08
Parketnummers: 09-925212-08, 09-525063-08
en 09-900153-06 (TUL)
Datum uitspraak: 3 februari 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
Meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 2 april 2008 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 20 januari 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van voorarrest. Tevens is beslist omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging, als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op 20 maart 2008 te Wassenaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een pand waarin is gevestigd de Wassenaarse Bouw Stichting (aan het adres Marineweg 8) heeft weggenomen een computer, merk HP, toebehorende aan [aangever feit 1] of [stichting];
2. hij op 25 februari 2008 te Lisse met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen drie laptops, merk Dell, toebehorende aan [benadeelde feit 2].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Opgave van bewijsmiddelen
1.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte (inbewaringstelling), op 22 maart 2008 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank en de griffier, inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
2.Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 21 maart 2008, met proces-verbaalnummer PL1571/2008/5594-6, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende de verklaring van [aangever 1] (p. 37-38);
3.Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 21 maart 2008, met proces-verbaalnummer PL1571/2008/5594-17, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende de verklaring van [aangever 1] (p. 39-40);
4.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 25 februari 2008, met proces-verbaalnummer PL1645/08-036847, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende de verklaring van [aangever 2] (p. 8-9);
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25 februari 2008, met proces-verbaalnummer PL1645/08-036847, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte (p. 15-16);
6.De ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde bekennende verklaring van de verdachte.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen zijn telkens, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt voor het bewijs van dat feit en/of die feiten waarop zij blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. Hij is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich - nota bene binnen de proeftijd van een hem eerder opgelegde deels voorwaardelijke straf - binnen een tijdsbestek van slechts één maand op twee verschillende data schuldig gemaakt aan diefstallen door middel van insluiping, waarbij hij een computer en drie laptops heeft buitgemaakt. Dit zijn feiten die doorgaans naast ergernis en overlast financiële schade voor de benadeelde met zich meebrengen.
Blijkens een hem betreffend, zeer omvangrijk uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 januari 2009, is de verdachte al meermalen onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder zeer veel diefstallen.
Het hof is van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank te 's-Gravenhage d.d. 14 augustus 2006 (onder parketnummer 09-900153-06) is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met bevel dat een gedeelte van die straf, groot zes maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de gedeeltelijke tenuitvoerlegging (drie maanden) van de niet ten uitvoer gelegde straf zal gelasten, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. Bovendien heeft de advocaat-generaal gevorderd dat ter zake van het overige gedeelte van de niet ten uitvoer gelegde straf de proeftijd met één jaar zal worden verlengd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. Hij heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf is dus gegrond.
Het hof zal evenwel anders dan gevorderd de tenuitvoerlegging van het gehele voorwaardelijke gedeelte gelasten, nu de verdachte - zoals hiervoor ook al is opgemerkt - gedurende zijn proeftijd, binnen een tijdsbestek van slechts één maand, twee maal genoemde algemene voorwaarde heeft overtreden. Onder deze omstandigheden is een gedeeltelijke tenuitvoerlegging niet passend. De door en namens de verdachte aangevoerde omstandigheid dat de verdachte door tenuitvoerlegging van voornoemde straf misschien zal worden ontslagen kan aan het vorenstaande niet afdoen, aangezien de verdachte zelf zich niet heeft laten weerhouden door verslechtering van zijn vooruitzichten op werk en bovendien niet vast staat dat de verdachte zal worden ontslagen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezen verklaarde.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe en gelast de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk gedeelte, groot 6 (zes) maanden, van de bij vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank te 's-Gravenhage van 14 augustus 2006 (onder parketnummer 09-900153-06) opgelegde gevangenisstraf.
Dit arrest is gewezen door mr. R.C.A. Duindam,
mr. J.A.C. Bartels en mr. R.H.J. de Vries,
in bijzijn van de griffier mr. W.R. van Hattum.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 februari 2009.