Rolnummer: 22-001075-07
Parketnummer: 12-707709-06
Datum uitspraak: 29 januari 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Middelburg van 9 februari 2007 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 17 januari 2008 en 15 januari 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van EUR 390,-, subsidiair zeven dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. Met betrekking tot het jegens [slachtoffer A] gepleegde geweld bestaat naar het oordeel van het hof onduidelijkheid wie dit heeft gedaan. Mogelijk is dit geweld gepleegd door een eerder dan de verdachte ter plaatse verschenen brommerrijder c.q. passagier met een helm. De verdachte kan dan ook niet voor die geweldpleging mede verantwoordelijk worden gehouden.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
De raadsman van de verdachte heeft – kort gezegd – het verweer gevoerd dat er onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn waaruit zonder gerede twijfel kan worden afgeleid dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, zodat hij dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Uit de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, is naar het oordeel van het hof genoegzaam komen vast te staan dat de verdachte zich jegens [slachtoffer B] en [slachtoffer C] schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. Immers, de verdachte is samen met zijn drie medeverdachten, zelfs mogelijk met meerderen, met de auto naar het bedoelde schoolplein gegaan, alwaar zij zijn uitgestapt, het schoolplein zijn opgelopen, er is gescholden en er door die groep geweld is gepleegd tegen de slachtoffers [slachtoffer B] en [slachtoffer C].
Door verdachtes aanwezigheid is de groep getalsmatig versterkt en hij bleef op het moment dat er geweld werd gepleegd onderdeel van die groep uitmaken, zonder dat hij zich op enig moment van de gebeurtenissen heeft gedistantieerd.
Gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat er sprake is geweest van een voldoende significante bijdrage van de verdachte aan het openlijk in vereniging gepleegde geweld, zoals bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Van vrijspraak kan dan ook geen sprake zijn.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van EUR 390,-, subsidiair zeven dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 31 december 2008, is de verdachte eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke geldboete van navermelde hoogte een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een geldboete van EUR 390,00 (driehonderdnegentig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 7 (zeven) dagen.
Beveelt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. S.K. Welbedacht,
mr. C.M. le Clercq-Meijer en mr. A.W.M. Bijloos, in bijzijn van de griffier mr. M. Wegter.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 januari 2009.