1primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van EUR 18.000,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg onder 2 en 3 gegeven vrijspraken.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat de verdachte geen opzet, dan wel voorwaardelijk opzet, heeft gehad op een dodelijke afloop. Uit de feiten en omstandigheden volgt niet dat de verdachte dit mogelijk gevolg op de koop heeft toegenomen of dat hij op enige andere wijze de aanmerkelijke kans op een dodelijke afloop heeft aanvaard. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de verdachte en het slachtoffer destijds bevriend waren, terwijl uit niets is gebleken dat de inzittenden van de auto ruzie hadden. Het hof acht hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd, dan ook niet wettig en overtuigend bewezen zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 4 augustus 2007 te 's-Gravenhage roekeloos in een voertuig een vuurwapen in zijn handen heeft genomen en dat vuurwapen van de zogenaamde 'lock'-stand heeft afgehaald en dat vuurwapen op het lichaam van [slachtoffer]heeft gericht en (vervolgens) de trekker van dat vuurwapen heeft losgelaten, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten perforaties van de dunne darm en (aderlijke) bloedingen in de buikholte heeft bekomen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij, zittend op de achterbank van een rijdende auto, een vuurwapen wilde ontladen. Terwijl hij dit deed, was de loop van het wapen naar rechts gericht, de kant waar het slachtoffer naast hem op de achterbank zat. Vervolgens heeft de verdachte, volgens zijn eigen bewoordingen, met zijn linkerduim de trekker voorzichtig naar voren laten gaan omdat - naar zijn eigen zeggen - je nooit weet of er nog een patroon in het wapen is achtergebleven. Terwijl de verdachte deze handelingen verrichtte, heeft het
slachtoffer geprobeerd de loop van het vuurwapen uit zijn richting te duwen. Daarna is het wapen afgegaan waardoor het slachtoffer zeer ernstig gewond is geraakt.
Volgens het slachtoffer deed de verdachte vóór het schietincident stoer met het wapen en had één van de andere inzittenden aan de verdachte gevraagd geen grappen met het wapen te maken en het wapen weg te stoppen. Ook had het slachtoffer aan de verdachte gevraagd het wapen niet op hem te richten. De verdachte heeft desondanks de loop op het slachtoffer gericht gehouden tijdens het ontladen van het vuurwapen.
Op de vraag van de verbalisant aan de verdachte hoe hij weet hoe een vuurwapen geladen en ontladen moet worden, antwoordde de verdachte dat hij “het wel eens op televisie heeft gezien”. Derhalve kan de verdachte geen deskundige op het gebied van wapens worden genoemd.
Voorts hebben de verdachte en ook de andere inzittenden van de auto verklaard dat zij allen in de auto uit een fles whisky hebben gedronken.
Door aldus te handelen heeft de verdachte, mede gezien de omstandigheden waarin het vuurwapen werd ontladen, gedrag vertoond dat kan worden gekenmerkt als vergaand roekeloos. Het zwaar lichamelijk letsel dat het slachtoffer hierdoor heeft opgelopen, is aan de schuld van verdachte te wijten. Het hof acht dan ook het onder